Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Knutselen met kleppen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Knutselen met kleppen

Technische Kampenaar Arie van der Reijden laat honderden dwarsfluiten per jaar door z'n handen gaan

9 minuten leestijd

Als jochie van twaalf staat hij al aan de draaibank in het bedrijf van zn vader. Die technische aanleg komt Arie van der Reijden dagelijks van pas in zijn dwarsfluitatelier in Kampen. Af en toe verraadt de docent zich in hem. „Ik krijg klanten over de vloer die al jaren spelen, maar nog steeds geruis voortbrengen. Een enkele aanwijzing en hun fluit klinkt zoals-ie bedoeld is.

Op de tafel voor hem ligt een dwarsfluit in stukken. Letterlijk. „Als klanten dit zien, worden ze soms radeloos. Hoe krijg je al die onderdelen weer in elkaar? vragen ze zich af. Voor mij is dat geen kunst meer.” Per jaar laat Van der Reijden zes- tot zevenhonderd dwarsfluiten door z’n handen gaan. „Alles bij elkaar opgeteld: reparatie, onderhoud, verkoop, verhuur. De klanten komen uit het hele land. Ze rijden vanuit Groningen naar Kampen om mijn atelier te bezoeken. Dan hebben ze meestal eerst m’n website bekeken. Daar geef ik veel uitleg. Iedereen mag weten wat ik doe. Ik ga ook een weblog bijhouden. Dat is tamelijk uniek in mijn beroepsgroep. Veel collega’s hebben zoiets als het geheim van de smid en laten niet graag in hun keuken kijken.” De klantenkring van de 58-jarige Van der Reijden bestaat uit leerlingen (zowel beginners als gevorderden), professionele spelers, docenten en muziekscholen. Hoeveel dwarsfluitateliers er zijn in het land? Met een glimlach: „Ik zeg altijd: er is er maar één.” Dan serieus: „Hooguit vijf ateliers houden zich echt alleen met dwarsfluiten bezig. De meeste combineren het met andere blaasinstrumenten, zoals trompet, hobo en klarinet.”

Bewust wat kleiner
Van der Reijden kwam via een omweg in de dwarsfluitwereld terecht. „Ik ben geboren in Limburg, in de mijnstreek. Het toekomstperspectief was slecht, de sfeer verstikkend. Vijf kolenmijnen gingen dicht. Duizenden mensen stonden op straat. De werkloosheid onder jongeren liep op tot 25 procent. Ik ben na de middelbare school gaan varen. Intussen deed ik veel aan muziek: fluit, gitaar, trompet spelen en knutselen aan instrumenten. Dat laatste vanwege mijn technische achtergrond. Als jongen van twaalf stond ik al aan de draaibank in het bedrijf van mijn vader. Op een kist, dan kon ik overal goed bij. Mijn eerste speelgoed was een schuifmaat.” Van het een kwam het ander. „Het ging van mond tot mond dat ik fluiten repareerde. De werkzaamheden namen toe en op een gegeven moment had ik er een dagtaak aan. Ik ben graag met kleine onderdelen bezig. Mijn natuurlijk gevoel voor details heeft me enorm geholpen. Plus een flinke portie eigenwijsheid. Dat moet je wel hebben als je voor jezelf begint.” Dagelijks is Van der Reijden te vinden in zijn atelier aan de Noordweg in Kampen. Of hij een solist is? „Ja, een freak zelfs. Door dit werk wordt de fixatie op jezelf alleen maar groter. Ik heb wel eens overwogen een tweede mannetje aan te nemen, maar zie dat toch niet zitten. Het werk gaat met pieken en dalen. In de vakanties heb ik het altijd erg druk: iedereen wil dan z’n fluit schoongemaakt en gerepareerd hebben. Daarna zakt het weer in en heb ik geen werk voor twee personen. Ik blijf ook liever bewust wat kleiner dan dat ik me in een wespennest steek om mijn klantenkring te vergroten.” Ondanks het feit dat Van der Reijden uren en dagen met zichzelf doorbrengt, past hij naar eigen zeggen niet in het hokje van de kunstenaar die een teruggetrokken bestaan leidt. „Ik kan het met iedereen vinden; speel gitaar in een jazzband waar ik ook secretaris van ben. Tegelijk heb ik weinig met Kampen, met het verenigingsleven. Ik behoor in die zin nog steeds tot de outcast.” De kant is koning bij Van der Reijden. „Jazeker. Mensen geven hun fluit bij mij in onderhoud of reparatie in het vertrouwen dat ik goed werk lever. Een fluit schoonmaken is meer dan een doekje erover halen. Het instrument gaat helemaal uit elkaar; ik bekijk elk onderdeel. Je moet daar wel een bepaalde houding voor hebben. Zo van: dit is mijn klus, laat me even met rust. Mijn vrouw had graag willen meewerken in de zaak, maar ik heb een half mensenleven nodig om uit te leggen wat ze dan zou moeten doen.”

Vooral meisjes
Hoewel de dwarsfluit op muziekscholen een populair instrument is, ligt de conservatoriumstudie volgens Van der Reijden op z’n achterste. „Vroeger had je als fluitist de mogelijkheid een solocarrière te starten. Daar hoef je nu niet meer aan te beginnen. Te veel concurrentie. De meeste afgestudeerde fluitisten verdienen hun brood met lesgeven en hebben af en toe een concertje. Of ze gaan helemaal de muziek uit en staan schoenveters te verkopen bij de Hema. ’t Is een ratrace geworden. Ik begrijp best dat jongeren daar geen zin meer in hebben.” Vergeleken met de viool heeft de dwarsfluit minder status, zegt Van der Reijden eerlijk. „Het instrument kost weinig, je haalt het uit het koffertje, zet het in elkaar en je kunt beginnen. Na één dag oefenen speel je er al “Vader Jacob” op. Bij een viool, of hobo, ben je twee jaar bezig om er fatsoenlijk geluid uit te krijgen. Nog een voordeel: er is altijd wel een kind in de buurt dat dwarsfluit speelt en twee boekjes verder is, dus je komt gemakkelijk aan je studiemateriaal.” Dat vooral meisjes dwarsfluit spelen, kan Van der Reijden wel verklaren. „Als ballet of paardrijden niks is, dan wordt het dwarsfluit. Ik merk doorgaans weinig ambitie; er zit geen visie achter. Daar komt bij dat de dwarsfluit lieflijk klinkt en uitstraling heeft. Het instrument glimt, oogt beter dan zo’n zwarte klarinet. Je kunt er ook al jong mee beginnen; op een leeftijd dat jongens doorgaans met een keyboard of drumstel bezig zijn.” Vroeger was dat allemaal anders, betoogt Van der Reijden. „Van de grote dwarsfluitspelers in de geschiedenis is 98 procent man. Dat geeft een merkwaardige scheefgroei: aan de basis vrouwen, aan de top mannen. Overigens is dat ook wel weer te verklaren. De weg naar de muzikale top moet je bevechten. Mannen zijn daar doorgaans beter in: ze hebben een luidere stem, steviger ellebogen en hoeven geen kinderen voort te brengen.”

Goud of zilver
De fluit is een volksinstrument, concludeert Van der Reijden. „Dat weerspiegelt zich in de bouwers. De fluitwereld kent geen wereldberoemde Stradivarius zoals de vioolwereld. De beste fluitbouwer ooit is de Fransman Louis Lot, eind 1800, begin 1900, maar wie kent hem? Je hebt violen van twee ton, bij de fluit stopt het bij ruim een ton. De beste moderne fluiten komen uit Japan en zijn van het merk Muramatsu. Ik heb eens een heel duur exemplaar in m’n atelier gehad om te verkopen. Een fluitleraar moest er om financiële redenen van af. Triest verhaal.” Dwarsfluiten zijn doorgaans van zilver, maar de kopstukken, het blaasgedeelte, zijn er in zilver, goud en platina. Van der Reijden pakt een fluit en speelt achtereenvolgens met een zilveren en een gouden kopstuk. „Goud klinkt warmer, fluweliger. Professionele spelers kiezen er vaak bewust voor om 100 procent van de klank te bereiken die ze willen horen. Ik maak er wel een kanttekening bij: niet alleen het kopstuk, ook de speler bepaalt de klank. Iemand met een agressieve toon krijgt op een gouden kopstuk niet ineens een fluwelen toon.” Sommige fluitspelers laten hun gouden kopstuk aan de buitenkant verzilveren. „Dat doen ze omdat het mooier staat en om niet steeds te hoeven uitleggen waarom de fluit van zilver is en het kopstuk van goud. Een gouden kopstuk kan voor buitenstaanders ook iets elitairs krijgen, terwijl het voor de fluitist zelf dat aureool helemaal niet hoeft te hebben. Aan fotografen wordt vaak gevraagd: Wat voor toestel heb je? Ik ken iemand die dan antwoordt: ‘Een zwarte.’ Om van alles af te zijn.”

Aziatische merken
Beginners zijn bij Van der Reijden tussen de 300 en 600 euro voor een studiefluit kwijt. „Voor gevorderden heb ik instrumenten van tussen de 600 en 1500 euro. Daarboven praat je over (semi-)professionele spelers. De meeste profs bespelen een fluit van tussen de 5000 en 10.000 euro. Bij nog duurdere instrumenten is het vaak maar net wat de gek ervoor geeft. Persoonlijk vind ik een fluit van een ton een misdaad. Aan de andere kant: als iemand er tweehonderd concerten per jaar mee moet geven en hij doet er vijf jaar mee, dan heeft-ie 100 euro per concert geïnvesteerd. Valt nog weer mee.” De moderne dwarsfluit is relatief jong, stelt Van der Reijden. „Bach kende wel de fluit, maar dat was de houten: de traverso. De eerste metalen fluit dateert van 1850. Pas na 1900 raakt het instrument echt in zwang, onder andere doordat Richard Strauss het instrument vaak een prominente plek in zijn composities gaf.” De beste moderne studiedwarsfluiten komen volgens Van der Reijden „nog steeds” bij Yamaha in Japan vandaan. „Dat merk is al meer dan 40 jaar toonaangevend. Het Taiwanese merk Jupiter zit Yamaha dicht op de hielen. Die fluiten zijn 100 euro goedkoper, maar de kwaliteit ervan is 3 procent minder. Op de derde plaats staat voor mij Trevor James, ook uit Taiwan. Dat Aziatische landen koploper zijn, heeft te maken met het feit dat het bouwen van een fluit vooral een kwestie van techniek is. Oosterlingen zijn daar goed in.” Van der Reijden voelt geen behoefte zelf een dwarsfluit te bouwen. „De kwaliteit van de fluiten uit Azië is niet meer voor verbetering vatbaar. Ik heb daar niets aan toe te voegen.”

Accessoires
Zijn relatie met het instrument gaat verder dan de techniek. „Een fluit is voor mij meer dan een stuk metaal met zestien kleppen. Ik studeer veel fluit en speel er niet onfortuinlijk op. Daardoor kan ik klanten verder helpen. Ik krijg mensen over de vloer die al jaren spelen, maar nog steeds geruis voortbrengen. Een enkele aanwijzing en hun fluit klinkt zoals- ie bedoeld is. Ik zou niet anders willen. Anders voel ik me net een automonteur zonder rijbewijs die tegen de klant zegt: Ik heb de remmen gemaakt, maar je moet ze zelf uitproberen.” De komende jaren wil Van der Reijden minder fluiten repareren en zich meer toeleggen op het ontwikkelen van accessoires. Hij laat een eigen uitvinding zien. „Tijdens het spelen wordt het kopstuk van binnen vochtig. Iedereen maakt dat droog met een kunststof staaf waar een zachte doek omheen zit. Daar krijg je de laatste druppels echter nooit mee weg. Daarom heb ik een stokje met aan het uiteinde een plat stukje zeem gemaakt, dat tot in het achterste deel van het kopstuk komt. Eenvoudig, maar doeltreffend. Een tweede uitvinding is in de maak. Een zilveren fluit verkleurt door zuurstof en licht. Ik ben bezig een absorberende doek te ontwikkelen die het verkleuren tegengaat.” Van der Reijden woont bewust bij zijn atelier. „Ik slaap graag boven m’n voorraad. Er ligt hier voor een kapitaal aan instrumenten. Eén oortje beneden is niet verkeerd.” „De kwaliteit van de fluiten uit Azië is niet meer voor verbetering vatbaar”

www.dwarsluitatelierkampen.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 december 2010

Terdege | 188 Pagina's

Knutselen met kleppen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 december 2010

Terdege | 188 Pagina's