Een heilzaam hek
Ds. A.C. Uitslag: „God heeft Zijn wet niet gegeven om ons te plagen, maar om ons te beschermen”
Met zijn boek Thuis in de wereld!? gooide ds. A.C. Uitslag vorig jaar een steen in de reformatorische vijver. Onlangs verscheen een vervolg: Wegwijs in de wereld. Geschreven om de gereformeerde gezindte te bepalen bij het hart van Gods heilige wet. „We mogen de tien geboden nooit losmaken van de aanhef.
Een opvallende tiener was Alwin Uitslag niet. Hij leefde het leven van een doorsnee jongere in de Noordoostpolder. In zijn vrije tijd keek hij op zijn kamer tv of video, ging er met vrienden opuit en luisterde muziek. „Die stond de hele dag aan. Geen hardrock maar het genre Sky Radio. Ik leidde niet zozeer een goddeloos, maar een godloos leven, waarin alles vooral om voetbal draaide.”
Zaterdags speelde hij voor Flevo Boys, op zondag trapte hij met kameraden een balletje op het schoolplein. Aansluitend pakten ze een hartige hap in de snackbar.
„Zondagavond keken we thuis naar Studio Sport, met enige regelmaat gingen we ’s morgens naar de hervormde kerk van Emmeloord. Een beetje als het uitkwam. M’n ouders gaven ons een humaan-christelijke opvoeding. Mijn moeder deed veel voor anderen, en was daarin een voorbeeld voor menig reformatorisch christen.
De eerste tafel van de wet zei me niets. Je wist dat er een hogere macht was, daar bleef het bij. Mijn bijbelkennis had ik van de sterk verwaterde christelijke lagere school, bidden deed ik zelden. Soms ’s avonds, om dingen die ik graag wilde hebben. Het was meer een soort bijgeloof.”
Zijn resultaten bij Flevo Boys waren van dien aard dat hij een carrière in het betaald voetbal overwoog. Zeker toen FC Zwolle belangstelling voor hem toonde. „Een vriend van me heeft die stap gemaakt, ik uiteindelijk toch niet, op advies van mijn ouders. Die zeiden: ‘Je moet heel goed zijn om er de kost mee te verdienen’.
Daarin zie ik nu Gods leiding. Na afronding van het vwo ging ik naar de heao in Leeuwarden, en koos voor de accountancy.”
Was uw leven zo anders dan dat van uw huidige catechisanten?
„Voor het oog misschien niet. Toch is er wel een belangrijk verschil. Zij zitten elke week twee keer onder de verkondiging van Gods Woord, horen de wet lezen, beseffen dat de zondag een bijzondere dag is. Zowel in de kerk als thuis worden de dingen voor het aangezicht van God geplaatst. Dat had ik niet. Ik was geen recalcitrante jongen uit een gereformeerde- gezindtegezin, maar een moderne tiener die nog een zekere band had met een kerkelijk instituut. Van de gereformeerde gezindte had ik een karikatuur. Een overbuurman was lid van de Gereformeerde Gemeenten. Als er een belangrijke voetbalwedstrijd op tv was, kwam hij bij ons of de buren kijken. Toen ik op een zondag met vrienden vanuit het zwembad naar huis fietste, en we langs de kerk van de Gereformeerde Gemeente kwamen, riepen we: ‘Stelletje schijnheiligen’. Mensen bij wie het anders was, heb ik in die tijd nooit ontmoet.”
Waardoor werd het in uw leven anders?
„In het laatste jaar van het vwo kreeg ik een nieuwe godsdienstdocent, een gereformeerde predikant van de oude stempel. Die man bracht kernzaken naar voren, waarin het echt over God en de Bijbel ging. Zijn dochter, die ook op school zat, bezocht trouw de kerkdiensten en ging op zondag niet naar het zwembad. Daar kon ik me niets bij voorstellen, maar het intrigeerde me wel. Vanaf het eerste jaar van de heao ging ik daardoor zelf ook frequenter
naar de kerk. In die tijd stond ds. C.H. Bax in Emmeloord. Die hield op een zondag in 1992 een preek waarin hij sprak over Levi de tollenaar. Hij schilderde de leegte in het leven van Levi. Die had veel en tegelijk niets, omdat hij God miste. Het leven dat in die preek werd getekend, was het mijne. Sport, amusement, geld, vrienden, meer niet. Vervolgens ging die dominee preken wat het ware leven is. Het leven met God door de Heere Jezus, en de noodzaak om Hem te kennen.
Dat is het keerpunt in mijn leven geworden. Niet dat alles meteen radicaal veranderde. Dat ging bij mij geleidelijk. Ik begon oog te krijgen voor het heilzame van Gods wet. Dat veranderde ook mijn muziekkeuze.
Ik heb voor duizenden euro’s aan cd’s weggegooid. Eerst de slechtste, toen de minder slechte. Bij mijn trouwen had ik er nog een aantal over. Mijn vrouw wilde die wegdoen, maar dat kon ik nog niet over mijn hart verkrijgen. Ze zijn weer naar zolder gegaan, tot de dag kwam dat ook die laatste schijfjes in de kliko gingen.”
Hoe ervoeren uw ouders die verandering?
„Ze hadden het daar moeilijk mee, en dat kan ik nu begrijpen. Voor hun gevoel kregen ze een ander kind. Ik plaatste vraagtekens bij mijn studie. ‘Moet veel geld verdienen het doel van mijn leven zijn?’ Voetbal kijken op zondagavond kon ik niet meer. Dat was ook voor mijn ouders een hele verandering. Ik speelde in die tijd nog wel bij Flevo Boys. Het breken van een enkel was voor mij het teken dat ik daarmee moest stoppen. Ik heb dat echt ervaren als een ingrijpen van God: ‘Tot hiertoe en niet verder’. Niet dat ik voetballen in alle opzichten afkeur, maar voor mij kon het niet meer.”
In het najaar van ’94 stapte de student uit de polder van accountancy over naar bedrijfseconomie, en begon hij in Utrecht aan de studie oude talen. „Diep in mijn hart groeide het verlangen om predikant te worden. Mijn oude vrienden raakte ik kwijt. Omdat het Woord van God in mijn leven doorwerkte, hadden we steeds minder gemeenschappelijk. Ik ging niet meer mee naar het café, m’n omgang met meisjes werd anders. Pijnloos verliep die breuk zeker niet. Ik voelde me soms heel eenzaam. De voetbal was ik kwijt, m’n kameraden raakte ik kwijt, de verhouding met mijn ouders was anders geworden. Een lied dat in die tijd veel voor me betekende, was ‘Welk een vriend is onze Jezus’. Vooral de regels: ‘Als soms vrienden ons verlaten, gaan wij biddend tot de Heer’. Zo mocht ik dat ook ervaren: eenzaam, maar met God gemeenzaam.”
En dan komt u in contact met de gereformeerde gezindte.
„Vanwege zowel de nieuwe studie als de omstandigheden besloot ik op kamers te gaan. Dat werd Veenendaal, waar ik later mijn vrouw leerde kennen. Ik ben er heel goed opgevangen door mensen uit de gereformeerde gezindte. In Veenendaal ging een totaal nieuwe wereld voor me open. Meisjes in rokken, het Reformatorisch Dagblad, stromen lopende kerkgangers op zondag, de Statenvertaling, psalmen in de oude berijming.
In het begin was dat wennen, maar de prediking raakte me. Anderen zagen mij als een veranderd mens. Ik beschouwde mezelf als iemand die naar Gods wet wilde leven, maar door de preken die ik nu hoorde, ging ik beseffen: ‘Ik schiet aan alle kanten tekort’. Voordien zag ik de wet alleen als een regel om naar te leven, nu ging diezelfde wet spreken in zijn aanklagende en veroordelende kracht. De lijn die is verwoord in zondag twee tot en met vijf van de Heidelbergse Catechismus. Ik ging gebukt onder mijn zonden en verstond iets van de strafwaardigheid van mijn bestaan. Daardoor kreeg ik ook meer oog voor de noodzaak om de persoon en het werk van de Heere Jezus te mogen kennen.”
Hoe plaatst u deze geestelijke ontwikkeling als u er op terugkijkt?
„Ik hou er niet van om de geestelijke zaken in schema’s te gieten. Dat heeft iets gewrongens. Het markante keerpunt in mijn leven blijft voor mij die preek in 1992, over Levi. Eerst was ik geestelijk totaal blind, vanaf die zondag begon ik de dingen te onderscheiden, zij het aanvankelijk nog erg vaag. Op een zondag in 1996 keerde Lukas 5 in de prediking terug. Opnieuw ging het over de roeping van Levi. Met de persoonlijke bijbellezing was ik daar ook aangekomen. Toen ging ik voor mezelf echt verstaan waarvoor de Heere Jezus naar deze wereld kwam en aan het kruis moest sterven. De Heilige Geest liet de puzzelstukjes in elkaar vallen. Om het te zeggen in de taal die ik pas later heb geleerd: mijn ogen gingen open voor de dierbaarheid en de gepastheid van Christus, in Zijn profetische, priesterlijke en koninklijke bediening. Ik mocht zien dat Hij mijn zonden op Zich had genomen. Het werd mijn verlangen om Hem gelijkvormig te worden.”
Wat valt u op in de wijze waarop de gereformeerde gezindte omgaat met Gods wet?
„De gespletenheid en de enorme nadruk op traditie met een kleine t. Wie anders denkt, wordt keihard afgeserveerd. De achterliggende tijd zag je dat weer in de discussie rond de Herziene Statenvertaling. Ik heb er ook mijn mening over, maar daarmee hoeven we nog niet te twijfelen aan de staat of integriteit van mensen die een andere keuze maken. In 1997 ging ik godsdienst geven op een reformatorische school. Ik was nog niet helemaal thuis in alle ongeschreven regels en voorschriften, dus ik stond in een geel colbert voor de klas. Op een middag liet ik een totaal onverschillige jongen even nablijven. Ik vroeg hem waarom hij geen enkele interesse toonde. Van zijn moeder hoefde hij niet naar me te luisteren, zei hij. Een godsdienstleraar in een licht pak kon niets zijn. De traditie met een kleine letter heeft zeker waarde, daar sta ik zelf ook voor, maar blijf die wel in het juiste licht zien. Vaak wordt er een wet van gemaakt, die in de praktijk nog belangrijker is dan Gods wet. Dat leidt tot een star formalisme: veroordelend spreken als jongeren op een gezonde manier aan sport doen, krampachtige reacties als de organist na de dienst de melodie van een gezang speelt, het geestelijk afschrijven van Avondmaalsgangers op grond van de kleur van hun stropdas.”
Wat is de oorzaak van die houding?
„Misschien wel gemis aan persoonlijke kennis van Christus. Dan ga je je op de buitenkant richten. Ik vergeet nooit het gesprek op een reformatorische school waar ik had gesolliciteerd. ‘Hoe denkt u over een vrouw in een broek?’ ‘Hoe denkt u over open internet?’ ‘Als De Wekker en Bewaar het Pand op de deurmat liggen, welk blad pakt u dan het eerst?’ Wie God voor me is, werd niet gevraagd. De naam van de Heere Jezus is niet genoemd, de vraag naar het geestelijke leven niet gesteld. Wat houdt dit reformatorisch in, vroeg ik me af? Je mist dan ten diepste de bijbelse ernst. Er wordt wel veel vermaand, maar uit angst om oude vormen te verliezen. Terwijl het ons erom moet gaan Christus te gewinnen. Hoe kom ik tot Jezus, en krijg ik deel aan Zijn gerechtigheid? Dat behoort voor ons de kernvraag te zijn. Dan komt er ook de bijbelse heiligmaking. Die bestaat niet in een krampachtig vasthouden aan het oude, maar in het verlangen naar een nieuw leven. Tot Gods eer. De wet drijft ons tot Christus, maar Christus brengt ons ook weer bij de wet. Die is volmaakt en goed.”
Wat is naar uw gevoel het meest genegeerde gebod in de gereformeerde gezindte?
„Dat vind ik een lastige vraag. Duidelijk is dat overtreding van het achtste en negende gebod heel wat minder zwaar wordt aangerekend dan de zonde tegen het zevende gebod. Ik heb nog nooit gehoord dat iemand voor zwart werken of roddelen onder censuur werd geplaatst.”
Welk gebod ervaart u persoonlijk als het zwaarst?
„Het eerste gebod. De Heere vraagt ons helemaal, maar mijn hart trekt zo vaak nog naar de dingen van de wereld en van mezelf. Dat kan je veel verdriet geven. Tegelijk doet het verlangen naar het einde van de strijd.”
Opvallend is dat in de gereformeerde gezindte weinig wordt gepreekt over concrete bijbelse vermaningen.
„Daar betrap ik mezelf ook meer dan eens op. Het heeft denk ik te maken met een te eenzijdige gerichtheid op het behoud van de ziel. Daardoor krijgt het leven met de Heere in de praktijk van alledag te weinig aandacht. Een goede remedie tegen die eenzijdigheid is vervolgstof in de prediking. Als je een compleet Bijbelboek behandelt, komt alles aan de orde.”
Veel reformatorische ouders tobben met het vierde gebod, het vinden van een goede zondagsinvulling voor het hele gezin. Herkenbaar?
„Helemaal. In het algemeen zou ik willen zeggen: wees strikt in de kern en flexibel in bijzaken. De kern is voor mij het gaan naar de kerk, twee keer. De zondag is de dag waarop de Heere tot ons wil komen in de verkondiging van Zijn Woord. De hele dag dient in dat teken te staan, als een dag van rust en afzondering. Tegelijk moet je daarin wel nuchterheid betrachten. Het moet voor de kinderen geen baaldag worden, waarop pa en moe tussen de diensten liggen te pitten en zij niet weten wat ze moeten doen. Maak het ook een beetje gezellig met elkaar.”
Sinds de Reformatie geldt de wet in protestantse kringen primair als tegenpool van het Evangelie. Terecht?
„Dat is een heel wezenlijke vraag. Ik overweeg een derde boek te schrijven, dat aan dit thema is gewijd. Persoonlijk kan ik me vinden in de lijn van dr. W.H. Velema in zijn studie ‘Wet en Evangelie’. God heeft Zijn wet niet gegeven om ons te plagen, maar om ons te beschermen. We mogen de tien geboden nooit losmaken van de aanhef: ‘Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis uitgeleid heb’. De wet is als het hek om de tuin. Dat maak je als ouders om je kinderen te beschermen. Daarbinnen zijn ze veilig.
Helaas krijg je vaak het idee dat God ons laat zuchten onder een lijst van verboden en geboden. In mijn boek verwijs ik naar een Iraniër die ik ontmoette. Van de islam had hij afstand genomen, die religie ervoer hij als een puntensysteem. In Nederland had hij een poosje een kerk in de rechterflank van de gereformeerde gezindte bezocht, maar daar was hij helemaal op afgeknapt. Hij hoorde weinig verschil met de boodschap in de moskee. Dat vond ik heel aangrijpend.
De God die op de Sinaï zijn geboden afkondigde is totaal anders dan Allah. Het is de God Die ons heeft gemaakt, Die een band met ons zoekt, Die wil dat we met Hem wandelen. Daarvoor zond Hij Zijn Zoon, daarvoor schonk Hij ons Zijn wet. Om die te doen uit dankbaarheid.”
N.a.v. ‘Wegwijs in de wereld’, door ds. A.C. Uitslag; uitg. Den Hertog, Houten; 198 blz., prijs € 15,90
De tien geboden als spiegel
Met ‘Thuis in de wereld!?’ hield ds. A.C. Uitslag (37) de gereformeerde gezindte een spiegel voor. Onder de reformatorische vernislaag gaat vaak een werelds leven schuil, dat in wezen niet verschilt van dat van seculiere medeburgers. ‘Wegwijs in de wereld’ kan als vervolg worden gezien. Het behandelt na een inleidend hoofdstuk over Gods wet de Tien Geboden. Aan elk gebod zijn twee hoofdstukken gewijd. Tal van praktijkvoorbeelden dienen als illustratie bij de boodschap. De christelijke gereformeerde predikant heeft een frisse aanpak en een vlotte schrijfstijl. Dat maakt zijn boeken aantrekkelijk voor jongeren, terwijl de inhoud ook voor de oudere generatie relevant is. Elk hoofdstuk sluit af met drie gespreksvragen, twee stellingen en een uitspraak, ontleend aan een boek. De citaten verraden de oecumenische gezindheid van de auteur. Ds. G.H. Kersten staat broederlijk naast dr. Abraham Kuyper, de gereformeerde ds. H. Veldkamp naast de oudvader Johannes van der Kemp.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 januari 2011
Terdege | 108 Pagina's