Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nazaten van de mannenbroeders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nazaten van de mannenbroeders

Riekelt Post: „De zuilvorming had een goede uitwerking op het maatschappelijke leven”

12 minuten leestijd

De eens zo trotse gereformeerde zuil brokkelde in de tweede helft van de vorige eeuw razendsnel af. Kerken liepen leeg, trouwe kerkgangers werden besmet met ongelooftheorieën. Wel zijn er hier en daar nog groepjes die vasthouden aan de opvattingen en tradities van weleer. „We zijn orthodox. Dat betekent dat we proberen te leven volgens de regels.

Het is de dag na biddag. Riekelt Post (49) heeft een paar dagen vrij. De visser op de Zeebrugge 402 – „dat klinkt Belgisch, maar het is een schuit vol Urkers” – vertrekt pas zondagnacht weer. Net zoals de meeste beroepsgenoten.
Na de kerkdiensten, al anderhalve eeuw op de tweede woensdag in februari, koos een klein aantal kotters het ruime sop. Post heeft zo zijn bedenkingen. „Dat betekent dat ze ditmaal de zondag over op zee zijn.
De kerkdeur staat op die dag twee keer open. Zelfs al ga je een keer uit gewoonte, dan is dat wel een goede. Niet voor niets staat in de Bijbel dat de Heere Jezus als naar gewoonte op de sabbath naar de tempel ging.”
Al meer dan veertig jaar laat de Urker op Gods dag zijn plekje in de gereformeerde Bethelkerk ’s ochtends en ’s middags niet onbezet. Het is dezelfde bank waarin zijn ouders en grootouders zaten. Die groeiden op in een tijd waarin de gereformeerden ook buiten Urk nog een betekenisvolle plek innamen in kerk en maatschappij. „We hadden thuis bij de verkiezingen altijd een pamflet van de Anti Revolutionaire Partij achter het raam”, weet Post. „Vaders lijfblad was Trouw.” Zelf leest hij die krant ook nog steeds, maar niet omdat hij het met alles eens is. „Ik krijg de krant via een vriend. Daarnaast lees ik het Reformatorisch Dagblad, dat ontvang ik van mijn buurman. Het is altijd achteraf, want ik zit de hele week op zee.”
De NCRV-gids van weleer heeft plaats gemaakt voor de radio- en tv-programmagids van de EO. Ook met het CNV, waar vader vanzelfsprekend bij was aangesloten, heeft Riekelt niet zo veel meer. Hij is nog wel lid. Voor alles geldt: de omgeving is veranderd, zelf treedt hij met zijn gezin in het spoor van de mannenbroeders van weleer.
Politiek bleef dit niet zonder gevolgen. „Ik heb jarenlang CDA gestemd, later RPF en daarna CU. Bij de laatste landelijke verkiezingen ging mijn stem naar de SGP. Van mij mogen ze hun vrouwenstandpunt veranderen, maar ik vind Van der Staaij een prima politicus.”

Mannenvereniging
Post groeide op in de nadagen van de landelijke Gereformeerde Kerk, waarin Urk altijd een bijzondere (lees behoudende) plek innam. Toen het samengaan van gereformeerden en hervormden enige jaren geleden een scheuring veroorzaakte in de gereformeerde kerk op Urk, ging hij niet mee met de groep die uittrad. „Ik wil mijn kerk niet verlaten. Het is zelfs zo dat de komst van gereformeerde bonders in de PKN voor ons gunstig uitpakt. Er zijn niet zoveel gereformeerde predikanten meer die naar ons willen komen. We hebben door de vorming van de PKN een groter reservoir aan predikanten gekregen.” Riekelt, zijn echtgenote Liesbeth Post-Post (46) – „wel van Urk, maar geen familie” – en de dochters Ilse (19), Gerdine (17) en Joke (13) vormen een hecht gezin. Toen ze nog klein waren, gingen de kinderen op zondagmiddag naar de zondagsschool. Later bezochten ze de catechisatie. Ilse gaf al op 17-jarige leeftijd aan bewust voor de gereformeerde kerk te kiezen en belijdenis te willen doen.
Vader Post gaat om de veertien dagen op zondagavond naar de mannenvereniging, die van half acht tot half negen vergadert in de bijgebouwen van de Bethelkerk. Ze overdenken een Bijbelgedeelte. Toen hij ook nog een periode ouderling was, had hij het heel druk. „De hele week op zee, kerkenraadsvergadering op vrijdagavond, vaak nog enkele huisbezoeken op zaterdag- of zondagavond, mannenvereniging en na twaalf uur weer weg.”

Geen rok
De kinderen volgden het eigen gereformeerde basisonderwijs op Urk, bezochten daarna de Urker school voor voortgezet onderwijs “Berechja” en een protestants-christelijke scholengemeenschap in Emmeloord.
Een van de dochters studeert aan de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle. De Pieter Zandt scholengemeenschap, eveneens gevestigd op Urk, kwam niet in beeld. Liesbeth Post lacht. „Het dragen van een rok vormde een breekpunt. Wij respecteren dat, maar vinden wel dat je dat standpunt moet delen. Op school een rok en thuis een lange broek vinden we een beetje raar.”
Wat niet wil zeggen dat de dochters geen rok in huis hebben. „Op zondag dragen we die altijd”, aldus Liesbeth, die in de warme zomermaanden op Gods dag ook geen mouwloze shirts en hemdjes wil zien. „Dat past niet in de kerk.” Het aantal draagsters van een hoed in hun kerk is in de loop der jaren wel gedecimeerd. „Ik schat dat nog een 20 tot 25 oudere vrouwen dat doen.”
De Bijbel is van kaft tot kaft Gods Woord, is de opvatting van Post. „Natuurlijk moet je bepaalde woorden wel goed interpreteren. Er is sprake van één grote lijn: Jezus Christus en Die gekruisigd. Ook binnen de kerkelijke gemeente wordt daaraan vastgehouden, al zijn er natuurlijk, net als overal, vleugels.”
De Urkers moeten niets hebben van mensen als Kuitert, Wiersinga en Hendriks, theologen die het ongeloof de kerk in brachten. ’s Ochtends houdt de dienstdoende predikant een vrije preek, met een zekere regelmaat wordt de catechismus behandeld.
„Daar doen we twee tot twee en een half jaar over. Je kunt ons echt wel omschrijven als orthodoxe gereformeerden. Daar is niets mis mee, want orthodox betekent dat je probeert volgens de regels te leven.”

Avondmaalsgang
Eén keer per maand wordt in de Bethelkerk een opwekkingsdienst gehouden. Die trekt wel 1200 mensen.
„We zingen dan mooie gezangen en opwekkingsliederen. We hebben veel jeugd in de kerk. Om die erbij te houden, neemt de dominee vaak een tastbaar voorbeeld mee op de kansel. Maar verder worden de kerkdiensten niet opgeleukt of zo. We hebben op andere plaatsen gezien dat dat niet werkt.”
Doop, belijdenis en heilig avondmaal vormen voor Riekelt Post een onverbrekelijke trits. „Ik begrijp niet dat mensen die niet aan het avondmaal gaan wel hun kinderen voor de doop kunnen houden.” Dat wil niet zeggen dat hij nooit bedenkingen heeft. „In de Bethelkerk hebben we 500 tot 600 avondmaalgangers. Het gebeurt dat je mensen ziet aangaan die vervolgens bij de nabetrachting ’s avonds niet komen opdagen. Wat doe je dan met het werk van de Heilige Geest?, zo vraag ik me af.”
Ook op andere momenten ziet hij de standvastigheid van vroeger afbrokkelen. „De opkomst bij de tweede dienst staat onder druk. Binnen de kerkenraad hebben we eens een discussie gevoerd over zondagsarbeid. Op dat punt zie je verschuivingen.”
Over de vrouw in het ambt (de gereformeerde kerk op Urk is een van de laatste die dat tot op heden afwijzen) is ook al eens gesproken. „Ik ben er nu niet voor, maar denk dat er op een bepaald moment niet aan te ontkomen valt, als het niet meer lukt de opengevallen plaatsen op te vullen. Ik ken voldoende zusters die het werk goed zouden kunnen doen.”
Ook naar buiten toe wil hij treden in het voetspoor van de vaderen. „Calvinist zijn is meer dan alleen maar de kerkgang. Het betekent ook dat je je werk goed en met liefde doet, verantwoording neemt in besturen en op andere plaatsen en doordeweeks vasthoudt aan de normen en waarden waarvan je op zondag getuigt.”
Hij wordt wel eens bang van de hufterigheid die de maatschappij steeds meer stempelt. „Wat dat betreft had die zuilvorming van vroeger een goede uitwerking op het maatschappelijke leven.”

Bondsdag
Iemand die de gloriedagen van de gereformeerden in Nederland nog echt beleefde, is Grietje Kasse-van Belzen uit Arnemuiden. In de woonkamer van het rijtjeshuis in het centrum van het dorp bladert de 88-jarige door het boek De dominee gaat voorbij van Ben van Kaam en Anne van der Meijden. „Kijk, dit was ik.”
Tussen vele duizenden bezoekers van een bondsdag voor gereformeerde vrouwen in Leeuwarden staat ze.
De inwoonster van het voorheen door de visserij zo vermaarde dorp steekt door haar grote witte kapmuts duidelijk af in de mensenmassa. Ook toen al was klederdracht niet meer alledaags.
De opname dateert uit 1961. Achteraf bezien was de gereformeerde zuil toen over zijn hoogtepunt heen.
Het jaar wordt door kenners geschetst als het begin van de grote ommekeer. Grietjes herinneringen aan het gereformeerde leven gaan verder terug, naar de periode voor de Tweede Wereldoorlog. Vooral het optreden van ds. H. Scholing – „de eerste, veel later hebben we nog een oomzegger van hem als predikant gehad” – maakte op haar een onuitwisbare indruk. „Op de catechisatie leerden we bij hem de antwoorden op de vragen van de Heidelberger Catechismus uit ons hoofd. Alleen de zondag over de paapse mis mochten we overslaan. Aan het einde van het seizoen kregen we allemaal een cijfer. Toen een van de meisjes eens vroeg waarom ze een muts op moest, weet ik nog wat hij zei. ‘Je gaat toch ook niet naar de Koningin zonder hoed’?” Ze lacht. „Ik had daar geen last van. Met de dracht is je hoofd altijd bedekt.”

Naaister
Het was de tijd van Colijn, die ondanks zijn harde bezuinigingsoptreden door de gereformeerden door dik en dun werd gesteund. Ook Grietje stemde al die jaren op de partij van de mannenbroeders. Eerst de AR en later het CDA. Ze weet van de bedenkingen bij de koers van de christendemocraten, maar heeft de partij niet losgelaten. „Het zijn altijd onze voormannen geweest.”
Dagblad Trouw ontbrak in het ouderlijk huis. De invloed van de regionale kranten was in Zeeland te groot. Grietje leest nu, naast de Provinciale Zeeuwse Courant, ook het Reformatorisch Dagblad. „De PZC vooral voor het regionale nieuws, met al die sportberichten heb ik niets.”
Ze bleef tot op de dag van vandaag de gereformeerde kerk in haar woonplaats trouw. Al op jonge leeftijd koos ze bewust voor dit kerkgenootschap, dat in haar woonplaats ontstond als een groep dolerenden.
„Daar weet ik niet zo veel van, mijn ouders hadden het er wel eens over. Eigenlijk was ik feller dan zij. Mijn ouders waren wel kerkelijk, maar toch minder bewust.” Ze weet niet meer exact het jaar waarin ze belijdenis deed. „Ik zal toen 21 of 22 jaar zijn geweest.”
Na de christelijke school in Arnemuiden werkte Grietje thuis, op het land, een tijd in een mosselfabriek en ook als naaister. Tot haar 62e bleef ze vrijgezel, daarna trouwde ze met de weduwnaar van een van haar beste vriendinnen. Zijn eerste huwelijk was kinderloos. Haar man is drie jaar geleden overleden. „We hebben een heel goed huwelijk gehad en zijn 22 jaar bij elkaar geweest.”

Hervormde vriendinnen
Op jonge leeftijd ging ze naar de meisjesvereniging. Ze wordt weer enthousiast als ze terugdenkt aan die tijd. Later werd dat de vrouwenvereniging. „Die is een jaar of zeven geleden opgehouden te bestaan. Op het laatst kwam er bijna niemand meer.”
Hetzelfde lot onderging de mannenvereniging. „Die is al veel eerder gestopt. We komen nu wel eenmaal per maand bijeen met de ouderen.”
In de plaats van andere verenigingen kwamen er gemeentegroeigroepen, die in clubjes met een stuk of tien gemeenteleden huiskamerbijeenkomsten beleggen.
Er veranderde op kerkelijk terrein veel sinds haar jeugd. Over mutsen werd na het vertrek van ds. Scholing niet meer gediscussieerd. Vrouwelijke diakenen en ouderlingen bezetten al jaren de gereformeerde kerkenraadsbanken van Arnemuiden.
Grietje heeft wel haar persoonlijke opvattingen over sommige aanpassingen, maar houdt die liever voor zich. Ze hoedt zich voor oordelen.
„De tijden zijn nu eenmaal veranderd”, zegt ze berustend. Ze is wars van kerkisme. „Ik heb altijd hervormde vriendinnen gehad en kon met hen, net als met veel anderen uit andere kerkgenootschappen, goed opschieten.”

Studerende jeugd
De enkele honderden leden van de gereformeerde kerk van Arnemuiden behoren landelijk bezien tot het behoudende deel binnen de gereformeerde bloedgroep in de PKN.
De Bijbel geldt als Gods Woord, er wordt met enige regelmaat uit de catechismus gepreekt. Toch is ook Grietje niet zonder zorgen. „Niet alle diensten worden even goed bezocht. De studerende jeugd komt met andere denkbeelden in aanraking en dat blijft niet zonder gevolgen. Ik vind het heel erg als mensen het geloof vaarwel zeggen.”
Ze moet vaak denken aan de tekst waarmee haar man werd begraven.
„Die kwam ook uit de Catechismus. Wat is uw enige troost? Ik ben oud en het zal wel niet zo lang meer duren, maar daaraan wil ik vasthouden.”

 


Een omvangrijk machtsbolwerk
Tot in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw gingen de gereformeerden trouw naar de kerk. Ze vormden een hecht kerkverband met een eigen partij (ARP), een rijk verenigingsleven, een eigen blad (De Standaard), eigen scholen, een eigen predikantenopleiding en zelfs een eigen universiteit, de Amsterdamse VU. De zuil werd later voltooid met organisaties als een eigen vakbond (CNV) en een eigen dagblad (Trouw).
Voortgekomen uit de Afscheiding (1834) en de Doleantie (1886) ontwikkelden de mannenbroeders zich onder leiding van de bekende Abraham Kuyper in hoog tempo tot een omvangrijk machtsbolwerk. Kuyper streed tegen de liberale dominantie van de jaren daarvoor. Het ledental van de Gereformeerde Kerk liep op tot rond de 700.000. Kuypers politieke opvolger Hendrik Colijn was in de vooroorlogse jaren verschillende malen minister-president.
Een eerste knak kregen de gereformeerden in de Tweede Wereldoorlog, toen de latere gereformeerd vrijgemaakten onder aanvoering van dr. K. Schilder de kerk verlieten. In de jaren zestig en zeventig bleven de gevolgen van de emancipatie van ‘de kleine luijden’ niet uit. Het ging vervolgens snel bergafwaarts, mede doordat ongelooftheorieën de kerk binnenkwamen. Het ledental liep in de tweede helft van de vorige eeuw met tienduizenden per jaar terug. „Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer”, zo citeert Trouwjournaliste Agnes Amelink uit Psalm 103 in haar boek waarin zij de opkomst en ondergang van het gereformeerde leven beschrijft.
Dat wil niet zeggen dat anno 2011 alles van de oude gereformeerde cultuur geheel is verdwenen. Op sommige plaatsen zijn er nog kleine groepen die vasthouden aan de idealen van weleer. Hun aantal neemt echter snel af.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 maart 2011

Terdege | 92 Pagina's

Nazaten van de mannenbroeders

Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 maart 2011

Terdege | 92 Pagina's