Diepgelovige heldin
Els Hageman: ,,Alles wat mijn moeder in de oorlog deed, was op haar weg geplaatst''
Behalve een diepgelovige vrouw was Jacqueline Kuyck ook een stille heldin. Ze redde in de Tweede Wereldoorlog onderduikers en verzetsmensen van de dood en stelde haar leven in de waagschaal voor dertien Joodse kinderen. „Dat vond ze vanzelfsprekend”, zegt haar dochter Els. Bang om te sterven was ze niet. Ze wist waar ze heen ging.
Els Hageman (84) uit Amersfoort heeft het over haar moeder maar eigenlijk was Jacqueline Kuyck haar echte moeder niet. Wie dat wel was, heeft ze nooit geweten. Ze was nog maar een baby van tien dagen toen ze aan de zorgen van Jacqueline Kuyck werd toevertrouwd. Ongewenst was ze want haar moeder was ongehuwd en woonde nog thuis. Een kleintje erbij was onmogelijk in het propvolle huisje.
Jacqueline Kuyck (1892) runde samen met haar vriendin Netta Verkerk het opvanghuis De Lichthoeve in Santpoort. Het gros van de zestig kinderen die hier onderdak vonden, kwam uit ontwrichte gezinnen.
De instelling kon bestaan dankzij een vriendenkring, waarvan Jacquelines familie een belangrijk onderdeel vormde. Haar ouders waren vermogend en vonden dat ze als baptisten de christelijke naastenliefde in praktijk moesten brengen door het opvangwerk van hun dochter financieel mogelijk te maken.
„Eindelijk van mij”
De eerste herinneringen van Els Hageman aan De Lichthoeve gaan terug naar de dag dat Jacqueline en “tante Netta” terugkwamen uit Haarlem. „Nu ben je eindelijk helemaal van mij”, had haar moeder gezegd.
Pas veel later werd haar duidelijk dat de twee dames naar het gerecht waren geweest om haar adoptie officieel te regelen. Waarom het oog op haar als een van de zestig was gevallen, heeft ze nooit geweten.
In 1942, toen Els 15 was, braken er turbulente dagen aan voor De Lichthoeve. Een plaatselijke NSB’er vertrouwde Jacqueline en Netta niet en wist bij de Duitsers gedaan te krijgen dat de instelling moest worden gesloten. Al snel rees bij de vriendinnen het plan naar de Veluwe te verhuizen. Ze hadden een zomerhuisje in Garderen, Zonneland, en konden daar niet ver vandaan gratis een groot buitenhuis gebruiken van particulieren uit Hilversum, Heidebloem.
Het werd een opvangcentrum voor Joodse kinderen.
Eentje had Jacqueline als baby onder haar jas meegenomen uit een ziekenhuis en zo in veiligheid gebracht.
„Zoiets vond ze vanzelfsprekend”, zegt dochter Els. „Alles wat ze deed, was op haar weg geplaatst.”
Op het terrein van Zonneland had ze ook een onderaards hol laten graven, waarin een tiental jonge mannen zich schuilhield. Zij onttrokken zich zo aan tewerkstelling in Duitsland of waren Joods. Anderen zaten in het verzet en gebruikten het hol als uitvalsbasis voor acties en wapendroppings. Daar deden de andere holbewoners vervolgens ook weer aan mee, net als Jacqueline, die opereerde onder de naam “tante Jacq”.
Verraad
Op 26 oktober 1944 kwam er een waarschuwing van de politie. Els weet het nog als de dag van gisteren. „De tip was afkomstig van politieman De Vries, de enige goede in Garderen.”
Het hol bleek te zijn verraden. De Duitsers zouden de volgende dag een inval doen om de onderduikers in te rekenen. Met veel militair materieel reden ze ’s ochtends in alle vroegte het terrein van Zonneland op.
Maar tot groot chagrijn van de bezetters troffen ze een verlaten hol aan. Alle onderduikers hadden tijdig de benen kunnen nemen.
Wel vonden ze bij toeval de tientallen geweren die de holbewoners uit voorzorg in de buurt hadden verstopt.
holbewoners uit voorzorg in de buurt hadden verstopt. Omdat Jacqueline Kuyck niets wilde loslaten over het hol en het ontdekte wapenarsenaal, moest ze mee naar de Willem III-kazerne in Apeldoorn. „Net als de jongens had ze de vorige avond kunnen ontsnappen maar dat wilde ze niet”, vertelt Els. „Ze dacht er niet over. De Duitsers zouden haar op Heidebloem gaan zoeken en dan zouden ze de Joodse kinderen wellicht ontdekken.”
Als represaille lieten de Duitsers Zonneland tot de grond toe afbranden. Eerst ging de garage in vlammen op. “Tante Netta” en Els werden gedwongen toe te zien.
Toen vervolgens het huis werd aangestoken, mochten ze weg.
Els werd liefderijk opgenomen in het gezin van een schoolvriendin. Ze had het er goed maar miste de onderduikers.
Vooral die ene, Fok Hageman. Hij liep op krukken want hij was bij een eerdere ontsnapping door de Duitsers in zijn been geschoten. „Ieder smoesje greep ik indertijd aan om in het hol te komen”, lacht Els. Er was iets gegroeid tussen die twee, dat niet meer over zou gaan.
Er kwam bericht dat Els op vrijdag schone kleren mocht brengen bij haar moeder in Apeldoorn. Ze moest op de fiets want de bussen reden niet meer.
Els: „De familie had een advocaat in de arm genomen en die had gezegd: Jank maar zo hard je kunt, daar zijn de Duitsers gevoelig voor.”
Zo gezegd, zo gedaan. En inderdaad, Els werd bij haar moeder toegelaten. Dat was een blij weerzien. Ook was het voor Jacqueline een grote opluchting dat iedereen in veiligheid was. „Ik vertelde dat de kleine kinderen oké waren. En ook de grote kinderen. Moeder wist genoeg. Haar Joodse kindertjes waren niet gevonden en de onderduikers waren ontkomen”, zegt Els.
Dicht bij God
Voor Jacqueline breekt een moeilijke periode aan. Ze wordt ziek en moet naar het ziekenhuis. Als ze is opgeknapt, kan ze zomaar ontsnappen. Een verpleegkundige heeft bewust de vergrendeling van de buitendeur afgehaald. Maar Jacqueline overweegt de consequenties en blijft. De Duitsers zullen bij de zoekactie naar haar onmiddellijk Heidebloem binnenvallen en daar allerlei kinderen met donker haar aantreffen. Dat risico wil ze niet nemen.
Het betekent dat ze terug moet naar de kazerne, in de wetenschap dat het lichamelijk heel zwaar wordt voor haar. Maar ze is niet bang om te sterven. „Ik weet waar ik heenga”, schrijft ze in “Partisanenvrouwen”, het boek van haar hand dat na de oorlog verschijnt. Ze leeft dicht bij God, getuigt ze in dit boek.
In maart 1945 wordt ze samen met andere gevangenen overgeplaatst naar kamp Westerbork. Daar moet ze smerig werk verrichten. Intussen is het gedreun van de naderende Canadese troepen al hoorbaar. En nog geven de Duitsers niet op. Ze weigeren in te zien dat ze kansloos zijn. Met paard en wagen vertrekken de bewakers met de gevangenen naar het noorden van het land, met de bedoeling de vrouwen naar het kamp Ravensbrück te brengen. Na een week volgt dan toch de Bevrijding.
Het tijdelijk bestuur dat na de Bevrijding aantrad, regelde dat Zonneland weer kon worden herbouwd. Het werd nu in steen opgetrokken. Na vijf jaar trouwde Els met Fok, waarna ze verhuisde naar Nieuw Guinea, omdat hij zich had aangemeld voor Indië. Na allerlei omzwervingen en na zijn dood keerde Els in de jaren negentig terug naar Nederland. Haar adoptiefmoeder was toen al lang overleden. Jacqueline Kuyck werd 81 jaar.
Verrassing
Els heeft nog steeds contacten in Garderen. „Ik kom er nog steeds. Daar wil ik begraven worden, daar liggen mijn roots.” Ook haar moeder en tante Netta zijn in het Veluwse dorpje naar hun laatste rustplaats gebracht.
Een erg grote verrassing voor Jacqueline was het feest toen ze 75 werd. In het geheim waren alle oud-bewoners van het hol uitgenodigd om de verjaardag van “tante Jacq” bij te wonen. Eentje kon niet, de anderen waren er allemaal. „Geweldig was dat. Wat vond ze dat mooi,” vertelt Els.
Haar zoon Piet, die zich sterk interesseert voor de geschiedenis van zijn familie, heeft nog foto’s van het feest. „Kijk, zegt hij, Herman Brood toen hij jong was.”
De vader van de veelbesproken zanger en kunstschilder hoorde ook bij de onderduikers en de kleine Herman mocht die middag mee naar Garderen.
Vorig jaar heeft Piet Hageman enkele Joodse vrouwen kunnen opsporen die als kind in Heidebloem ondergedoken hebben gezeten. Een van hen is Eeje Erwtenman-Groen uit Amsterdam. Ze vertelt dat ze in maart 1943 als baby in Garderen terechtkwam. Het hele gezin moest onderduiken en naar ze later heeft begrepen, wist haar oom haar via het artsenverzet in veiligheid te brengen.
Haar vader werd in Auschwitz vermoord maar haar moeder en de twee andere kinderen uit het gezin overleefden de oorlog. Haar moeder vertelde haar naderhand dat ze Eeje herkende omdat ze op haar broer leek.
„Ze had mij meer dan twee jaar niet gezien en vanwege de ondervoeding zagen we er niet uit. Maar alle dertien kinderen waren nog in leven. Dat was heel bijzonder.”
Ze is “zuster Kuyck” tot op de dag van vandaag dankbaar voor wat ze deed. „Een ontzettend dappere vrouw. Deze vrouw heeft mijn leven gered.”
Onderscheiding
Een ander Joods meisje uit Heidebloem is de nu 72-jarige Channa Spangenthal, die sinds 1948 in Israël woont.
Garderen neemt bij haar een speciale plek in. „We baden altijd: Lieve Vader in de hemel”, vertelt ze in een mengelmoes van Nederlands en Engels. Wat ze zich vooral nog herinnert, is de honger en de benauwde ruimte.
„We zaten er in totaal met achttien kinderen maar daar was het huis helemaal niet op berekend.”
Haar ouders hebben “zuster Kuyck” en “tante Netta” na de oorlog nog opgezocht om hen persoonlijk te bedanken. „Maar daar wilden ze niets van weten”, zegt Channa. „Ze hadden slechts gedaan wat ze moesten doen. Alleen hun Vader in de hemel kwam de dank toe.”
Channa ijvert nu voor een postume onderscheiding voor Jacqueline van het Yad Vashem Centrum in Jeruzalem. Eerder, in 1952, kreeg “tante Jacq” het militair verzetskruis van burgemeester Des Tombe van Apeldoorn. Bij Yad Vashem gaat het om de eretitel “Rechtvaardige onder de Volken”. Channa: „Ze heeft het meer dan verdiend.” Dan wordt het even stil aan de andere kant van de lijn. De ontroering wordt haar te machtig.
Ze luistert: „Wat een dappere vrouw!”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 april 2011
Terdege | 92 Pagina's
