Recht doen aan het Oude Testament
Prof. dr. H.G.L. Peels: „De christologische benadering is voor een gereformeerde exegeet onopgeefbaar”
De wereld kan niets met het Oude Testament, de kerk in de praktijk weinig meer. Zelfs in gereformeerde kring ziet prof. H.G.L. Peels een onderwaardering van de Bijbel die Jezus las. Reden voor een fundamenteel college. „Hoe vaak wordt bij jullie uit het Oude Testament gepreekt?
Zo’n dertig studenten en een handvol medewerkers en hoogleraren zoeken een plaats voor in de aula van de Theologische Universiteit Apeldoorn. Elke dinsdagmorgen wordt de week geopend door een student. Vandaag vervult Philip Tennekes de dienst. Als Schriftlezing heeft hij deze dag na Pasen de eerste verzen van Kolossenzen 3 gekozen. „Ik lees die in de NBG-vertaling van 1951.”
„Hoe moet je omgaan met zo’n paranetisch Bijbelgedeelte?” legt Tennekes de aanwezigen voor. „Na het vrolijke nieuws lijkt een leven van moéten te volgen, na het zoete van de verzoening het zure van de levensheiliging.” Stevige kost op de vroege morgen, maar het slotappèl bevat geen woord Latijn. „Ik wens u een zoekende week toe. Zoekend naar de dingen die boven zijn.”
Tien mannen en een vrouw volgen professor Peels naar een zaal op de eerste verdieping. Tegen de heersende trend in groeit het aantal studenten aan de TUA nog steeds. „Afgelopen cursusjaar ontvingen we zo’n 35 nieuwelingen, en er is goede reden om komend cursusjaar weer een grote groep te verwachten.” De derdejaars studenten wacht deze morgen een college over de vraag hoe een christen het Oude Testament leest. Ter voorbereiding bestudeerden ze een deel uit The necessity of preaching Christ from the Old Testament van Sidney Greijdanus, homileet aan Calvin College in Grand Rapids.
Emmaüs
„Wij zijn gewend de lijnen van het Oude Testament door te trekken naar het Nieuwe Testament”, opent de Apeldoornse oudtestamenticus, „maar buiten de grenzen van onze gereformeerde traditie wordt daar soms heel anders over gedacht. Lezen wij het Oude Testament wel op de goede manier?”
De Paasgeschiedenis biedt een eerste aanwijzing voor een positief antwoord. „Twee mannen reizen naar Emmaüs, aanvankelijk somber, uiteindelijk met glanzend gelaat. Niet omdat ze Jezus al herkennen, maar door Zijn uitleg van oudtestamentische teksten. Wat was ik daar zielsgraag bij geweest, niet alleen als christen maar ook als oudtestamenticus. Paulus zal later spreken over het wegnemen van de bedekking. Dan ga je de Schrift verstaan in zijn diepste bedoelen.”
Na de optimistische inzet komt het punt van “onze verlegenheid” om de hoek: de wijze waarop de nieuwtestamentische auteurs met het Oude Testament omgaan. „Wij maken onderscheid tussen exegesis en eisegesis: uitlegkunde en inlegkunde. Maken de schrijvers van het Nieuwe Testament zich niet schuldig aan het laatste? Voor godsdiensthistorici is de kwestie simpel. Zij zien het Oude en het Nieuwe Testament als twee separate boekverzamelingen. Wij belijden de eenheid van beide testamenten, maar moeten wel erkennen dat er verschillen zijn.”
Een rondje onder de studenten levert er heel wat op. De taal. De geadresseerden. De verzoening door dierenoffers tegenover de verzoening door Christus. De geldigheid van de ceremoniële wetgeving. Het zicht op het hiernamaals. Het aantal schrijvers en het tijdsbestek.
Allegorese
Het brengt Peels tot zijn tweede punt: Een moeilijke erfenis. „Hoe veel christenen zijn er niet, die zeggen: ‘Laat het Oude Testament maar dicht.’ Is het in gereformeerde kring zo veel beter? Hoe vaak wordt bij jullie uit het Oude Testament gepreekt?” De reactie van de aanwezigen spreekt boekdelen.
„Marcion heeft in de praktijk veel navolgers”, concludeert Peels. „Daartegenover heeft de kerk het Oude Testament als de Bijbel van Israël en van de jonge christelijke kerk altijd gehandhaafd. Wel rees de vraag hoe dat moest gebeuren. Veel in het Oude Testament voelde aan als verouderd of aanstootgevend.”
Het dilemma werd opgelost door het Oude Testament te allegoriseren.
„Arie, leg voor ons eens even uit wat dat inhoudt.”
„Het op zoek gaan naar de diepere, geestelijke inhoud van de tekst, waarbij de letterlijke betekenis er niet toe doet.”
„Precies. Het gevolg is dat er alle ruimte komt voor fantasie en dat Israël achter de horizon verdwijnt. Er waren wel tegengeluiden, maar de allegorese heeft het in de uitleg van het Oude Testament gewonnen. Dat verandert pas met de Reformatie.”
Israël
Met forse streken schildert de hoogleraar verschillen in exegese sinds de 16e eeuw. „De Rooms-Katholieke Kerk ziet het Oude Testament als voorbereiding op het Nieuwe. De lutherse traditie keek vooral vanuit de hermeneutiek van wet en Evangelie naar de Bijbel. ‘Het Oude Testament breekt mij af, het Nieuwe richt mij op.’ Calvijn benaderde het Oude Testament vanuit de heilsgeschiedenis, en benadrukte de eenheid van beide testamenten. Waarbij hij afstand nam van een geforceerd inlezen van Christus in het Oude Testament. De dissertatie van collega Baars geeft daar mooie voorbeelden van.”
Historisch-kritische Bijbelwetenschappers uit de 19e en het begin van de 20e eeuw zagen een evolutionaire ontwikkeling: van naturalisme via hebraïsme en judaïsme tot christendom. „Van alle stromingen doet het gereformeerde protestantisme het meest recht aan het Oude Testament, oordeelt Peels. „In Nederland is Van Ruler er met kracht voor opgekomen.
Het Nieuwe Testament noemde hij een verklarende woordenlijst bij het Oude. Miskotte wees op het tegoed van het Oude Testament, vanwege tal van onderwerpen waarover het Nieuwe Testament veel minder spreekt.” De allegorese werd in de gereformeerde exegese niet geheel uitgebannen.
„Israël bleef lang achter de horizon, door de vervangingstheologie. Dat veranderde pas na de oprichting van de staat Israël, in 1948. Die gebeurtenis maakte de vraag hoe het Oude Testament moet worden gelezen weer actueel. Dat geldt nog sterker voor ‘nine eleven’ in 2001. ‘Is het Oude Testament niet evenzeer als de Koran de bron van alle geweld?’ Deze vraag wordt ook binnen de kerk gesteld. Belangrijk is dat jullie die doorworstelen. Dat voorkomt goedkope antwoorden.”
Boodschap
Het derde punt ligt voor: het gebruik van het Oude Testament door nieuwtestamentische schrijvers. „Zij gaan ons voor in het christelijk lezen van het Oude Testament. Toch zijn er wel wat hobbels te nemen.” Met meerdere voorbeelden illustreert Peels hoe nieuwtestamentische schrijvers geciteerde teksten aanpassen, zelfs omkeren of gebruik maken van een vertaling die hen het best past. „En dat Hagar de berg Sinaï in Arabië is, op één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem dat met zijn kinderen in slavernij is, hadden we dat in Genesis ook al zo gelezen? De vervullingscitaten lijken soms nogal willekeurig.”
Voor de eerste lezers paste deze wijze van citeren bij de hermeneutische traditie van de Tweede Tempelperiode. Nauwgezette observatie maakt volgens de Apeldoornse oudtestamenticus duidelijk dat het verschil in exegetiseren niet moet worden uitvergroot. „Hoewel soms verrassend, zijn de oudtestamentische citaten in het Nieuwe Testament meestal tamelijk letterlijk. Belangrijk is het besef dat voor de nieuwtestamentische schrijvers en hun lezers de context altijd meeklonk. Het derde waar we rekening mee moeten houden, is het doel van de schrijvers. Hun omgaan met het Oude Testament is meer Schriftgebruik dan Schriftuitleg. Het gaat hen om de machtige boodschap van het Evangelie.”
Inlegkunde
De vraag kan niet uitblijven: Betekent dit dat we onze studieboeken wel kunnen sluiten? „Alexander denkt wellicht: Zie je wel, al die wetenschap leidt alleen maar af.”
„Nu past u inlegkunde op mij toe”, stelt de aangesproken student vast.
„Volgens mij lukt het ons niet meer om naar het Oude Testament te kijken zoals de nieuwtestamentische schrijvers dat deden.”
„Maar we hebben straks wel mensen voor ons met eenzelfde hart als de mensen van toen”, reageert Leon.
De knoop wordt door Peels ontward door onderscheid te maken tussen exegetische methoden en het hermeneutische doel. „Wij staan in een andere exegetische traditie. Zouden we net als Paulus citeren, dan ontstond snel kortsluiting. Wat we met hem gemeen hebben, is de blikrichting. Ik kan het Oude Testament niet lezen alsof de Heere Jezus niet is gekomen. Het moderne Bijbelonderzoek heeft z’n waarde, maar je bent met een tekst niet klaar als je alles weet over de culturele achtergrond, het literaire genre en noem maar op. Wat zegt deze tekst in onze situatie, daar gaat het uiteindelijk om. De christologische benadering van het Oude Testament is voor een gereformeerde exegeet onopgeefbaar.”
Diepste intentie
Laatste punt van deze morgen is de vraag of christenen hiermee geen diefstal begaan aan de joodse erfenis. „Dat verwijt klinkt niet alleen van joodse zijde. Op internationale conferenties wordt me soms hetzelfde verweten door christelijke theologen.
Ik zou bezig zijn met ‘Hineininterpretation’ en de Talmud zou beter bij het Oude Testament aansluiten dan het Nieuwe Testament dat doet.” Opmerkelijk is voor de oudtestamenticus van de TUA dat die visie wordt genuanceerd door joodse geleerden als J. Neusner en M. Tsevat. „Tsevat wijst erop dat de Talmud het Oude Testament judaïseert. Het Nieuwe Testament leest het Oude Testament met het oog op de beloofde Messias, de Talmud met het oog op de ethisch-religieuze betekenis. Wat is de meest adequate wijze van lezen?”
Veelzeggend vindt Peels dat het Oude Testament open en in mineur eindigt. Met een klein hoopje mensen, een tempel die zelfs niet lijkt op de vorige, een ingezonken godsdienst. „Heel het Oude Testament toont dat de mens het in eigen kracht niet redt. Het roépt om verzoening, om de Messias. Toen Israël volledig vastliep, kwam de grote Zoon van Israël, Die de Zoon van God blijkt te zijn. Laten we dat ook tegenover joden vasthouden: bescheiden en beslist. Alleen vanuit het Nieuwe Testament kun je de diepste intentie van het Oude Testament verstaan.”
Volgende keer: in de collegebank bij dr. H. van den Belt
„Oosterhoff heeft mij het Oude Testament leren lezen”
Prof. dr. H.G.L. (Eric) Peels
Leeftijd: 55 jaar
Woonplaats: Apeldoorn
Burgerlijke staat: Gehuwd, vader van 4 kinderen
Door wie bent u het sterkst gevormd?
„Dan denk ik vooral aan mijn moeder. Haar vroomheid en toewijding aan de Heere hebben op mij een blijvend stempel gezet, op het meest fundamentele niveau.”
Welke docent maakte de meeste indruk?
„Op het gymnasium in Dordrecht had ik een aantal bijzondere leraren. Ik denk met name aan geschiedenisdocent De Blank en aan mevrouw Van Praag, een joodse lerares Duits. Ze had in een concentratiekamp gezeten, maar doceerde met heel veel liefde Duitse literatuur. Hier ben ik het sterkst gevormd door de hoogleraren Oosterhoff en Versteeg. Vanwege hun diepe verbondenheid aan en gedegen omgang met de Schrift, waarbij ze moeilijke vragen niet uit de weg gingen. Oosterhoff heeft mij het Oude Testament leren lezen.”
Wie is voor u de toonaangevende oudtestamenticus?
„Dat is lastig te zeggen, omdat de tijd van toonaangevende oudtestamentici, die het hele veld overzagen, voorbij is. Er wordt nu enorm veel oudtestamentisch onderzoek verricht, maar heel specialistisch. Als het om Angelsaksische schrijvers gaat, heb ik veel waardering voor Brevard Childs en Walter Brueggemann. Voor de orthodoxe Childs vanwege zijn canonieke benadering van de Schrift. Brueggemann is in een aantal opzichten zijn tegenvoeter, maar van zijn originaliteit kun je veel leren.”
Welke literatuur gebruikte u voor het college van deze morgen?
„Zeker honderd boeken en artikelen, omdat ik dit college ook gepubliceerd heb in Theologia Reformata. Eerder heb ik dit onderwerp grondig doorgesproken met een groep Franstalige theologen.”
Hoe doceert u het liefst?
„Dat is afhankelijk van de stof. Vanochtend wilde ik vooral kennis overdragen. Dan kies ik voor het klassieke hoorcollege, aan de hand van een powerpointpresentatie.”
Welk punt wilde u vooral overdragen?
„Dat we recht moeten doen aan de eigenheid van het Oude Testament, en er niet te snel onze betekenis in moeten leggen. Dat hoeft ook niet. Vanuit de bredere context zien we in heel het Oude Testament het gelaat van Christus oplichten. Het is niet nodig teksten daarvoor te manipuleren of te allegoriseren.”
„Het gaat om het centraal stellen van Christus''
Tjibbe Wijnsma (derdejaars student)
Leeftijd: 33 jaar
Woonplaats: Creil
Burgerlijke staat: Gehuwd, vader van 3 kinderen
Door wie ben je het sterkst gestempeld?
„Dat zijn vooral mijn ouders geweest, door hun kinderlijk vertrouwen op God. Daar werd bij ons thuis openlijk over gesproken. Ik denk ook aan de predikant uit mijn jeugd, de inmiddels overleden ds. Langbroek.”
Welke docent maakte de meeste indruk?
„Op de mavo mijn geschiedenisdocent Sijtsma. Die riep door zijn enthousiasme liefde voor geschiedenis bij me wakker. Hier denk ik onder andere aan professor Baars, hoogleraar homiletiek, omdat predikkunde me enorm boeit. Tijdens een inleidend college aan het begin van de opleiding behandelde hij het onderwerp vroomheid en wetenschap. Dat heeft grote indruk op me gemaakt.”
Wat heb je met Oude Testament?
„Dat vind ik ook een mooi vak, door de breedte en de ontwikkeling van de openbaringsgeschiedenis die erin naar voren komt. En de rijkdom van het Hebreeuws. Wat me bij professor Peels erg aanspreekt, is zijn eerbied voor de Schrift als het Woord van God. ‘Liever langer luisteren’, zegt hij vaak. Niet te snel je eigen gedachten op een Bijbelgedeelte projecteren, maar echt de tekst tot je laten spreken. Dat is trouwens de houding van alle hoogleraren in Apeldoorn.”
Wat was in dit college voor jou het belangrijkste punt?
„Het doel waarmee de nieuwtestamentische schrijvers het Oude Testament gebruikten. Ze waren niet zozeer gericht op de uitleg ervan, maar op het gebruik. Wij zijn vaak sterk bezig met de exegese. Heel nuttig, maar je moet wel voor ogen houden waar het uiteindelijk om gaat: het centraal stellen van Christus.”
Wat voegen colleges toe aan literatuurstudie?
„De literatuur belicht meestal deelonderwerpen. In de colleges tonen de professoren de grote lijnen, leggen verbindingen en stellen kritische vragen. Dat scherpt je op bij het lezen. Belangrijk is ook de interactie, die vind ik hier heel goed. Als je vragen hebt, kun je die meteen stellen.”
Peels geeft vrij klassiek college. Prettig?
„Ja, ik houd wel van hoorcolleges. Erg plezierig vind ik dat hij vooraf bagage geeft om je op het college voor te bereiden. Dat zorgt ervoor dat je redelijk beslagen ten ijs komt, en al hebt nagedacht over vragen die je wilt stellen. We hebben ook colleges waarin studenten een presentatie geven. Heel leerzaam om zelf te doen, maar als luisteraar heb ik liever de docent. Die gaat toch vaak wat dieper.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 mei 2011
Terdege | 84 Pagina's