Een bijzonder gezin
Heleen Quist: ,,Onderscheid voel ik niet, ik houd van allemaal even veel''
Van haar vijf kinderen baarde Heleen Quist er zelf maar één. Verschil voelt ze niet tussen de eigen zoon, de twee adoptiekinderen en de twee pleegkinderen. Het veelkleurige gezin vereist wel flexibiliteit en zelfopoffering. „Je moet dit niet doen omdat je het zo leuk vindt.
Het leek erop dat verloskundige Heleen Quist (56) zelf kinderloos zou blijven. In 1982 kwam er toch een zoon: Hans. „Het duurde even eer tot me doordrong: ‘Dit is óns kind.’ Tegelijk heb ik altijd beseft dat kinderen geleend goed zijn. Een biologisch eigen kind hebben we nooit meer gekregen, maar het gezin groeide wel. Zelfs heel snel.”
De gezinsfoto toont een fascinerend gezelschap. In december 1987 arriveerde Camilo, een adoptiekind uit Colombia. Een jaar later pleegzoon Korstiaan, via de Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn. „Die is van zijn vijftiende tot zijn drieëntwintigste bij ons geweest. Toen is hij getrouwd, acht maanden later verongelukt. Door een frontale botsing met een automobilist onder invloed, die op de verkeerde weghelft kwam. Dat is voor ons allemaal een moeilijke tijd geweest. Met zijn vrouw hebben we nog steeds contact, na zes jaar is zij weer getrouwd.”
Begin 1990 kwam Rutger, uit Taiwan. „In ruim twee jaar hadden we er drie kinderen bij. Dat was best pittig. Ik was inmiddels 35, Jaap 42, dus adoptie was niet meer aan de orde, maar aan pleegouders bleef dringend behoefte. In 2000 kregen we Calvin, toen net zes jaar oud, in 2009 de negenjarige Leroy. Zij komen allebei uit Rotterdam en konden niet thuis blijven wonen, wat voor hen heel moeilijk was.”
Goede Vrijdag
De beslissing om Korstiaan in het gezin op te nemen, staat de Ridderkerkse huismoeder nog helder voor de geest. „De SGJ stond in die tijd in de kinderschoenen. Een maatschappelijk werker belde verschillende predikanten in Ridderkerk met de vraag of ze een gezin kenden dat een jongen van vijftien jaar uit Barendrecht kon opnemen. Wij wisten dat omdat Jaap in de kerkenraad zat.
We hebben het er samen over gehad, maar twijfelden. De zaterdag voor Pasen moesten we die maatschappelijk werker bellen. Op Goede Vrijdag dubden we nog steeds. Een baby adopteren is iets anders dan een tiener met problemen in pleegzorg nemen. Die avond preekte de dominee over het kruiswoord ‘Vrouw, zie uw zoon. Zoon, zie uw moeder’. ‘We staan er weinig bij stil’, zei hij, ‘maar dat was geen kleinigheid voor Johannes. Als jongeman moest hij ineens Maria in huis nemen. Durven wij onszelf wel eens aan de kant te zetten? Dat vraagt zelfverloochening, maar het zal ook tot zegen zijn.’ Na de dienst zei Jaap: ‘Dit is duidelijk, we kunnen er niet meer onderuit.’
Later heb ik de dominee gevraagd wat hem bewoog om op Goede Vrijdag die preek te houden. Hij wist het zelf ook niet. Hij had de preek verschillende keren opzij geschoven, maar moést over die tekst preken.
Dat is toch wel bijzonder, vooral omdat hij niet wist dat wij hiermee bezig waren. Voor ons was het een aanwijzing dat God de weg zou banen. Dan sta je er in onverwachte situaties ook niet alleen voor. Voordat Korstiaan verongelukte, zei Jaap weleens: ‘Ik kan geestelijk aan niemand zo veel kwijt als aan hem.’ Hij dronk het in en deed in volle overgave belijdenis, al vond hij dingen soms moeilijk.
Waarom moest hij zo veel meemaken? Niemand wil graag pleegkind zijn. Toch heeft alles eraan meegewerkt dat hij nu Thuis is. Die zekerheid neemt de angel uit het verdriet weg. Als ik soms huilde, zei Camilo: ‘Huil maar niet, het is net als een rups die ontpopt. Nu is de vlinder naar Boven gevlogen’.”
Evenwicht
Hans had elke keer wat tijd nodig om de veranderingen te verwerken. „Toen we hem vroegen hoe hij het zou vinden als hij een adoptiebroertje kreeg, was zijn antwoord: ‘Ik vind het goed, maar ik ga voor niemand van mijn kamer af.’ Bij de komst van Korstiaan zei hij: ‘Oké, maar ik ben de oudste en ik blijf de oudste’.”
De reactie verbaasde zijn moeder niet. „Begrijpelijk dat je je plekje veilig wilt stellen als er ineens een negen jaar oudere jongen voorgoed in huis komt. Dat is voor een kind best heftig. Totaal anders dan wanneer een baby wordt geboren. Die pakt nog niks van je af, maar een ouder kind zet alles op z’n kop. Na de komst van Calvin en Leroy heeft het beide keren zeker een jaar geduurd eer het gezin weer in evenwicht was.
Je moet dit niet doen omdat je het zo leuk vindt. Heel belangrijk is dat je er beiden volledig achter staat. En dat je het niet van eigen kracht verwacht. Alleen door Gods genade kunnen we dienstbaar zijn in Zijn Koninkrijk, vanuit de opstandingskracht van de Heere Jezus.”
Heggenschaar
De hervormd-gereformeerde verloskundige weet zich van jongs af betrokken op andermans zorg en verdriet. „Er is zo veel ellende in de wereld, laten we proberen een klein beetje te helpen bij het lenigen ervan. Voordat we trouwden, had ik het met Jaap al over adopteren. Toen Hans een jaar of twee was, zijn we naar een christelijke conferentie over adoptie geweest. Daarna hebben we ons in laten schrijven.”
Onderscheid maakt ze niet tussen de kinderen. „Dat voel ik ook niet. Ik houd van allemaal even veel. Ook onze jongste pleegzoon, die het in het begin heel moeilijk had, kon ik snel in mijn hart sluiten. Deze kinderen laten heel wat achter zich waar ze niet om hebben gevraagd.”
Door de pleegkinderen dijde ook de familiekring uit. „Het vraagt tact om daar goed mee om te gaan. Korstiaans ouders waren gescheiden. Hij zag er erg tegenop om bij ons vandaan voor het eerst zijn moeder te bezoeken. Ik herinner me dat Jaap hem de elektrische heggenschaar mee gaf. ‘Dan kun je bij je moeder de heg knippen, je ruimt het spul op en je drinkt nog een kop koffie. Jij hebt dan iets voor haar gedaan, zij vindt het leuk dat je geweest bent en je hoeft niet lang tegenover elkaar te zitten.’ Dat bleek een prima advies.”
Loyaliteit
Calvin en Leroy kwamen in het reformatorische gezin via een neutrale instelling voor pleegzorg in Rotterdam. „Eens in de maand hebben ze contact met hun familie. Dat wordt goed begeleid door een maatschappelijk werker. Twee halfzusjes van Leroy zijn opgenomen door een evangelisch pleeggezin in Hardinxveld. De ene maand komen ze op een woensdagmiddag hiernaartoe, de andere maand ga ik met Leroy naar Hardinxveld. Dan is hun moeder er ook. Inmiddels zijn we twee keer in Schiedam bij Leroy’s oma wezen eten. Bij Calvins oma doen we dat ieder jaar op haar verjaardag. Je krijgt er door pleegzorg een heel sociaal netwerk bij.”
De energieke huismoeder, die naast haar parttime baan als verloskundige ook nog een dagdeel per week in een christelijke boekhandel werkt, blijft zich verbazen over de loyaliteit van pleegkinderen naar hun eigen familie. „Daar kun je met al je liefde niet tegenop. Dat hoeft ook niet. We proberen ze zo veel mogelijk mee te geven, maar je moet altijd rekening houden met hun achtergrond. Zowel adoptie- als pleegkinderen zijn van hun wortels losgemaakt. Ze moeten het met ons doen, dat vraagt veel van hen. En van ons. Het mág ook wat kosten. We hopen dat ze door alles heen lichamelijk en geestelijk volwassen mogen worden. Een lied zegt: ’t Faalt aardse vrienden vaak aan krachten, maar nooit een Vriend als Jezus is.”
Boekje
In 2008 verscheen een boekje van de hand van Heleen Quist, onder de titel Bitter of beter. „In onze gemeente verzorg ik de Bijbelstudies op de vrouwenvereniging. Daardoor werd ik op een dag gevraagd een lezing te houden op een interkerkelijke vrouwenochtend in Barendrecht. Ik mocht zelf iets bedenken, en heb er wat gezegd over de verwerking van bittere ervaringen.
De reacties waren voor mij verbijsterend. Een vrouw van zeventig zat als een klein kind te huilen over iets wat ze op haar achtentwintigste had meegemaakt. Vroeger werd nergens over gepraat. Je sloot het op, maar daarmee is het niet weg. Als een golf kwam bij die vrouw alles na 42 jaar eruit. Na afloop kwamen nog drie mensen naar me toe, met een soortgelijk verhaal.”
Op aandrang van bezoekers werkte ze het onderwerp verder uit. Van de pakweg tien christelijke uitgevers die ze het manuscript toestuurde, kreeg ze hetzelfde antwoord. „Ze vonden het goed, maar te dun. Drie jaar heeft het op de plank gelegen. Tot ik op m’n verjaardag een boekje van een Indiase zendelinge kreeg, uitgegeven door Grace Publishing House in Veenendaal. Daar heb ik het manuscript naartoe gemaild, met de gedachte: Ik kan het sowieso proberen.”
Al snel kreeg ze een mail terug. „Zij wilden het graag uitgeven. Inmiddels zijn er een paar duizend van verkocht, en is een tweede druk verschenen.”
Hanna
Wat een bittere ervaring kan doen, weet Heleen Quist uit eigen leven. „We hebben in onze voortuin narcissen staan. Ik geniet er altijd geweldig van als die weer opkomen, maar vijf jaar zijn ze voor mij grijs geweest. Ik voelde me verdrietig, teleurgesteld, uitgeschakeld. Dan ontstaat heel gemakkelijk bitterheid. Dat wilde ik absoluut niet, maar hoe voorkom je het?”
Het antwoord vond ze in de Bijbel, door gericht op zoek te gaan naar vergelijkbare situaties. „Hanna en Peninna vind ik een mooi voorbeeld. Waarschijnlijk heeft Elkana Hanna uit liefde getrouwd, maar omdat ze onvruchtbaar was nam hij Peninna erbij. Enkel om kinderen voor hem te krijgen. Ze wordt daardoor bitter en gaat het Hanna moeilijk maken. Die heeft het ook zwaar, tot ze al haar ellende voor God neerlegt en Eli een profetie uitspreekt. Dan is de bitterheid weg, ook al zijn de omstandigheden nog gelijk.”
Lofprijzing
De Bijbel laat voor de auteur van Bitter of beter zien dat loslaten, vergeven en lofprijzen kernwoorden zijn als het gaat om het bestrijden of voorkomen van bitterheid. „De betekenis van lofprijzing zie je heel duidelijk bij Paulus. De Heilige Geest verhindert hem het werk in Turkije voort te zetten. Hij moet naar Europa. Daar is hij nog geen week, of hij zit met gebonden handen en voeten in de diepste kerker. Hij gaat zichzelf dan niet beklagen, maar samen met Silas zingen en bidden. Juist dan gaan boeien los en grendels open.” Na lezingen over het onderwerp hoort ze vaak: ‘U moest eens weten wat mij is aangedaan’. „Dan is mijn antwoord: ‘Ik ken dat gevoel helemaal, maar zolang je vindt dat die andere persoon over de brug moet komen, blijf je aan hem of haar vastzitten.’
Pas als Hanna haar verdriet voor God uithuilt en Peninna loslaat, komt er ruimte voor vergeving. Peninna heeft dan geen macht meer over haar. Sterker nog: Hanna is er beter van geworden. Dankzij Peninna werd ze een vurige bidder, en kreeg ze een zoon die voor het hele volk tot zegen is geweest. Tijdens lezingen zeg ik vaak: Vergeven kost veel, niet vergeven kost meer.”
N.a.v. ‘Bitter of beter’, door Heleen Quist-van Rossum; uitg. Grace Publishing House, Veenendaal; ISBN 9789077669365; 80 blz.; € 5,95.
Bitter of beter
Een pijnlijke ervaring bracht Heleen Quist tot het schrijven van Bitter of beter. Onlangs verscheen de tweede druk. Het boekje behandelt het omgaan met kwetsende gebeurtenissen in de relationele sfeer. De één gaan vechten, de ander vlucht in zelfbeklag of ontkenning. Agressiviteit, depressiviteit of passiviteit, ze bieden geen van alle een oplossing, constateert de auteur. Aan de hand van de levensgeschiedenis van figuren uit de Bijbel wijst ze een uitnemender weg. Achtereenvolgens passeren Job, Hanna, Naomi en Jozef de revue. Het opkroppen van aangedaan onrecht (of verdriet door eigen schuld) maakt bitter, overgave ervan in Gods hand beter. Het boekje eindigt met enkele hoofdstukjes over de noodzaak en de vrucht van vergeving. De laatste zin is tegelijk de slotconclusie. ‘Ga niet langer voor bitter, ga in Gods kracht voor beter.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 juni 2011
Terdege | 92 Pagina's