Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op zoek naar verloren kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op zoek naar verloren kinderen

Alphonse Tshuma raakte op één dag alles kwijt en dook drie maanden onder in de Congolese jungle

9 minuten leestijd

Eens was Alphonse Tshuma een succesvol zakenman maar van de ene op de andere dag was hij zijn leven niet meer zeker. Drie maanden lang zat hij ondergedoken in het oerwoud van Congo. Zijn vrouw, zijn kinderen, zijn bezittingen – alles was hij kwijt. Vanuit een rijtjeswoning in Zaltbommel proberen de Tshumas nu vijf van de negen kinderen weer terug te vinden.

Er hangt een lome warmte in de donkere, verlaten straten van de Congolese stad Kisangali. Alphonse Tshuma buigt zich in zijn kantoor over zijn paperassen.
Binnenkort moet hij weer naar Brussel om nieuwe voorraden in te kopen voor zijn winkels.
Als hij klaar is, pakt hij een beduimelde Bijbel. Hij moet zijn preek voor zondag nog voorbereiden.
Behalve een welgesteld zakenman is Alphonse een begenadigd voorganger. Hij heeft het maar druk met deze, voor Afrika vrij gangbare combinatie.
Als zijn vierkante, gedrongen gestalte zich opricht, spitst hij de oren.
Hoort hij daar in de verte het gejoel van dronken soldaten? Hij verstijft op slag. Er zijn Tutsirebellen in aantocht.
Ogenschijnlijk hoeft Alphonse zich geen zorgen te maken. Hij behoort zelf ook tot de Tutsi’s in Congo.
Maar hij weet dat de altijd op geld beluste rebellen onberekenbaar zijn.
Hij voelt zijn hart bonken als hij de schreeuwende menigte de kant van zijn huis hoort opkomen. „Weg, iedereen weg”, buldert zijn stem door het huis. Zijn vrouw Debora rent naar haar drie jongste dochters, die in diepe slaap verkeren, om hen wakker te maken en door de tuindeuren naar buiten te duwen.
Overal in het huis duiken jonge mannen op, de een met een knuppel, anderen met een glimmend geweer.
De paniek golft door de vertrekken.
Zijn zes dochters die in de woonkamer zijn, stuiven alle kanten op maar worden hardhandig bijeengedreven.
De rebellen gebieden hem geld te halen. Lachend wordt de buit geteld.
Er gaat een gejuich op als de stand eindigt bij 30.000 dollar. Toch is de bendeleider nog niet tevreden. „Heb je nog meer?” snauwt hij. Alphonse schudt kort van nee. De slaapvertrekken worden grondig onderzocht maar er is niets meer te vinden. Hij moet mee, gebaart de leider. „Als we hem uithongeren, gaat hij vanzelf wel praten.”

Lijken opruimen
„Ik was dood”, probeert de 56-jarige Alphonse Tshuma in zijn rijtjeswoning in Zaltbommel zijn toestand te omschrijven, als hij terugblikt op die septemberdag vol verschrikking. Het is inmiddels negen jaar geleden maar voor hem is het gisteren.
„Ik was niks meer”, gebaart hij. Zijn handen maken een kruislingse beweging. Zijn leven was voorbij.
Tastend naar de juiste woorden vertelt hij hoe de rebellen hem in een van hun kampen opsloten en hem alvast bijschreven op de dodenlijst.
Elke dag zag hij dat er medegevangenen werden geëxecuteerd of dat hun hals werd afgesneden.
Samen met anderen moest hij de lijken opruimen. Als zandzakken werden ze in de rivier gedumpt. Verbranden kwam ook voor. „Het was het ergste wat ik ooit had meegemaakt”, vertelt hij met een verwrongen gezicht.
Op een dag zag hij kans een brie’e het kamp uit te smokkelen naar zijn vroegere secretaresse, die altijd een deel van zijn geld in bewaring hield. Of ze alles wat ze had, wilde brengen. Dan kon hij zich misschien vrijkopen. De secretaresse kwam meteen en wist hoe het werkte. Ze gaf de bewaker van Alphonse een envelop met bankbiljetten en hergaf hem daarmee zijn vrijheid.

Oehoe
Na zijn bevrijding uit het kamp zijn de verschrikkingen nog niet ten einde. Alphonse vlucht diep de jungle in en is eerst opgelucht. Maar dan beginnen de zorgen. Het bos is het leefgebied van de Pygmeeën en die zullen hem als vijandige indringer meteen doden. Het krioelt er van de slangen en ook de gevaarlijke tseetseevlieg, die de dodelijke slaapziekte kan overbrengen, komt hier voor.
Slapen doet hij af en toe een uurtje in de top van een boom en dan vooral overdag. ’s Nachts is dat onmogelijk. Dan breekt er een oorverdovende herrie uit. Vooral het geluid van de oehoe gaat door merg en been.
Hij leeft van mango’s en andere vruchten. In de buurt is een rivier waaruit hij iedere dag een paar handen vol drinkt. Na drie maanden besluit hij naar de hoofdstad Kinshasa te gaan. Liever daar sterven dan in het bos.
Na een lange tocht komt hij aan bij de familie van zijn vrouw Debora in Kinshasa. Hier zal hij veilig zijn want zijn schoonouders behoren tot een stam die weinig heeft te vrezen.
Als hij op een avond met zijn groezelige baard en onverzorgde haren bij hen de woonkamer binnenstapt, reageren ze alsof ze een geestverschijning zien. Al maanden hebben ze taal noch teken van hun dochter en haar gezin vernomen.

Mishandeld
Veel tijd om alle nieuws door te nemen, is er niet. „Branden”, wordt er buiten geroepen. „Hij moet branden.” Alphonse is door een buurjongen gesignaleerd en die heeft meteen groot alarm geslagen. De zus van Debora, die bij de politie werkt, maant tot kalmte en waarschuwt de joelende menigte dat er een eenheid onderweg is. Binnen sterft Alphonse duizend doden.
Niet lang daarna arriveert een politiewagen. De agenten jagen de verzamelde meute uiteen en nemen Alphonse op verzoek van zijn zus mee naar een ommuurd gebied. Het blijkt het vroegere paleis van de verdreven president Mobutu te zijn. Een van de vele gebouwen doet dienst als gevangenis en daar wordt Alphonse veiligheidshalve ondergebracht.
Hij leeft nog maar daarmee is alles gezegd. De bewaking is in handen van Hutu’s, die het al snel op hem hebben voorzien. Het begint met slaan, dan schoppen, om te eindigen met geselingen. „Hier op mijn buik”, wijst hij. Ook zijn rug vertoont brede sporen met littekens.
Op een dag trapt een bewaker hem vol in het gezicht en verliest hij het bewustzijn.
Van een ziekenhuisarts hoort hij, als hij weer bij kennis is gekomen, dat een militair hem heeft afgeleverd en zich naast zijn bed heeft geposteerd.
Na een vluchtig onderzoek zegt de arts dat de bewaker met een gerust hart kan vertrekken. „Die gaat dood”, verzekert hij de militair.
Tot verbazing van de arts komt de patiënt weer bij en hij staat hem toe zijn schoonzus te bellen. Die brengt hem in het holst van de nacht met een bootje naar de overzijde van de rivier, naar het veilige Kongo Brazzaville. Drie maanden ligt hij in het ziekenhuis, voordat hij weer op krachten is. Een vluchtelingenorganisatie regelt een vliegticket naar Nederland. Dat land neemt Congolezen op, is hem verteld.

Geestelijk leeg
In het opvangcentrum in Ter Apel komt hij een beetje op adem, tot hij ontdekt dat het gebouw vol zit met Hutu’s. Opnieuw dreigt de angst hem te overmannen. Al snel regent het dreigementen en durft hij nauwelijks zijn kamer meer uit. De arts van het centrum brengt uitkomst.
Hij laat Alphonse overplaatsen naar Zwolle. Daar voelt hij zich veilig.
Maar geestelijk is hij helemaal leeg.
„Mijn hart was buiten mij. Alleen mijn lichaam was er nog”, omschrijft hij zijn toestand.
Een vrijwilliger van Vluchtelingen-Werk helpt hem bij het opsporen van zijn vrouw en kinderen. Maandenlang hoort hij niets maar dan is er groot nieuws. Debora Thsuma blijkt samen met drie kinderen nog geen dertig kilometer bij Zwolle vandaan te wonen. Binnen een dag is er een ontmoeting geregeld en vallen Alphonse en Debora elkaar huilend in de armen. „Waar zijn de andere kinderen?” is het eerste wat ze beiden vragen. Alleen Debora junior (toen 7), Perside (6) en Elisabeth (4) zijn er. Waar de anderen zijn? Zijn vrouw slaat de handen voor de ogen.
Ze weet het niet.
Debora blijkt niet lang gevangen te hebben gezeten. De bewaking was niet streng en na een dag of drie wist ze te ontsnappen. Bij hun huis trof ze een geblakerde ruïne aan. Van de royale woning was bijna niets meer over. Onmiddellijk was de buurvrouw naar haar toegekomen. In de chaos van het moment had ze snel de drie jongste kinderen meegenomen en in haar huis verstopt.
Via Rwanda waren Debora en de kinderen in Nederland terechtgekomen.

Geen vergissing
Ze krijgen een status en vestigen zich in Zaltbommel. Meteen na hun officiële nationalisatie in 2008 vertrekt Debora naar Congo om haar zes verloren kinderen te zoeken. Het lijkt vergeefse moeite. Niemand kan haar helpen.
Dan, tijdens een internationale conferentie van de Pentecoastal kerk in Kinshasa, komt er een vrouw uit Mauritanië op haar af die zegt dat Debora als twee druppels water lijkt op een jonge vrouw in haar gemeente. „Hoe heet ze dan?” vraagt Debora. Er volgt een naam die haar totaal onbekend voorkomt. Het moet een vergissing zijn. Maar de vrouw houdt vol en zegt dat Debora met haar mee moet gaan. Vrienden uit Nederland maken geld over, zodat ze per vliegtuig naar het onherbergzame woestijngebied in de buurt van de Spaanse Sahara kan. De reis eindigt in ongeloof, verbazing en gekmakende blijdschap. De vrouw is haar dochter Esther.
Ze blijkt er slecht aan toe te zijn.
Na de overval op het ouderlijk huis is ze de jungle in gevlucht om recht in de armen van rebellen te lopen.
Die hebben haar anderhalf jaar lang misbruikt, vernederd en verkracht.
In een onbewaakt ogenblik ontsnapt ze met haar kinderen en komt ze via een lange zwerftocht in Mauritanië terecht.

Veel verdriet
Het afscheid van Biryondeke (de nieuwe naam die Esther om veiligheidsredenen heeft aangenomen) valt Debora zwaar. Met bloedend hart vliegt ze terug naar Congo om verder te zoeken naar de andere vijf. Als haar visum is verstreken, keert ze noodgedwongen terug naar Nederland maar in maart van dit jaar vervolgt ze de zoektocht. Zodra Alphonse weer geld heeft, zal ze terugkeren naar haar gezin in Zaltbommel. „Ze heeft veel verdriet”, zegt hij, terwijl de wanhoop van zijn gezicht is te lezen.
Hij heeft een vaste baan als gediplomeerd elektromonteur maar kan de eindjes niet meer aan elkaar knopen.
Zijn dochter is inmiddels verhuisd van Mauritanië naar Marokko en mag zich binnenkort in Nederland vestigen. Zij en haar vier kinderen zijn financieel volledig van Alphonse afhankelijk. De Zaltbommelse kringloop, waar Alphonse al zeven jaar vrijwilliger is, en mensen van de Nederlandse gereformeerde kerk in Apeldoorn hebben al diverse keren de nood helpen lenigen maar de financiële lasten blijven hem achtervolgen. Er zijn dagen dat Alphonse zich het eten uit de mond spaart.
„Maar God zal helpen”, zegt hij. Zijn geloof is onwankelbaar. „Hij heeft ons tot nu toe geholpen en zal dat ook verder doen.” Zonder God zou hij niet verder kunnen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 augustus 2011

Terdege | 76 Pagina's

Op zoek naar verloren kinderen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 augustus 2011

Terdege | 76 Pagina's