Tussen stollen en speculaas
Paul Bril: „Op Kerstavond is het gebeurd, dan komt het kwijl uit m’n mond”
De nationaal bekende bakker van Voorst is weer bezig met zijn jaarlijkse marathon. In november was er de massale vraag naar speculaas, nu bakt Paul Bril in zijn dorpsbakkerij dagelijks zon 1400 krentenbroden. „Aan het eind van de rit ben ik steevast twaalf kilo lichter, maar dat kan met mijn postuur geen kwaad.
Met opgeheven duim staat de houten bakker voor het gemeentelijke monument aan de Rijksstraatweg. Als een passant die om een lift naar Zutphen vraagt. Met de andere hand houdt hij het bord vast waarop met krijt de bestsellers van bakker Bril staan geschreven.
Niet alleen voor streekbewoners is de bakkerij in het Gelderse Voorst een begrip. Ook particulieren en ondernemers van elders weten het ambachtelijke bedrijf te vinden. Dankzij de eigenzinnige receptuur van eigenaar Paul Bril (50).
Ondanks de najaarshectiek maakt de dikbuikige bakker een ontspannen indruk. Met brede lach draagt hij een dienblad met twee koppen koffie en een zak gevulde koeken naar de voormalige paardenschuur naast de bakkerij. Ook die is omgevormd tot restauratieruimte voor passanten.
De gevulde koeken zijn allemaal verschillend van vorm. Aan de zijkant is de vulling zichtbaar. „We hebben onze eigen visie en kijken niet naar collega’s. Met deze koek zullen we op een tentoonstelling nooit een prijs winnen. Voor ons is de smaak bepalend. Die geeft ook voor consumenten de doorslag. Hier komen ze voor terug.”
Gezellige bende
Als zesjarig jochie hielp de middenstander zijn vader al in de bakkerij.
Eerst als ‘krullenjongen’, later ging hij ook assisteren bij het kneden van het deeg en het venten van de producten. „Met een bakfiets en tassen achterop de boeren langs. Vooral rond de feestdagen was het druk. Dan moesten we met z’n allen helpen. Ik lag soms te slapen op een stapel jute meelzakken onder de bank in de bakkerij. Als m’n vader me nodig had, maakte hij me wakker.”
Het overgrote deel van de verkoop gebeurde rechtstreeks vanuit de bakkerij, waar altijd volk samenschoolde. „Als mijn vader het brood uit de oven haalde, moesten de mensen even dekking zoeken. Het was één grote, gezellige bende.”
Na de lagere school ging Paul naar de mavo. In een toekomst als bakker had hij geen trek meer. Twee jaar later kwam hij alweer terug op dat besluit. Het bloed kroop waar het niet gaan kon. Hij stapte over naar de bakkersschool in Zutphen. „In ’77 ben ik bij mijn vader in dienst gekomen. Daar heb ik nooit spijt van gehad.”
Ook de stijl van werken nam Bril van zijn vader over. „Die begon rond acht uur en bakte de hele dag door. ’s Avonds om een uur of negen ging hij nog brood bezorgen.” Het venten is inmiddels verleden tijd. „Daar zijn we in de jaren negentig mee gestopt. De mensen komen nu naar ons toe.”
Grootmoeders stijl
Na de dood van zijn vader, in 1986, stond Paul Bril er alleen voor. Voor de keuringsdienst van waren was de wisseling van de wacht aanleiding om de verkoop vanuit de bakkerij te verbieden. Om de gemoedelijke sfeer te behouden, maakte Bril een doorgang van de bakkerij naar het zieltogende kruidenierswinkeltje aan de straatkant van het pand. Dat bouwde hij om tot bakkerswinkel in grootmoeders stijl. Op de toonbank staat een oude weegschaal. Een collectie antieke voorraadbussen en -trommels versterkt de museale sfeer.
Achter in de bakkerswinkel staan wat tafeltjes en stoeltjes. Voor recreatieve fietsers die hier even pauzeren.
Tussen de bedrijven door maakt Bril een praatje met de passanten. „Ze vertellen me waar ze vandaan komen en wat ze doen. Soms geef ik een gevulde koek, een stuk speculaas of een sneetje krentenbrood weg. Omdat ik het leuk vind en het verdient zichzelf terug. De een vindt de gevulde koeken zo lekker, dat hij meteen een paar zakken koopt. Een ander blijkt een bedrijf te hebben en vraagt of ik met de Kerst vierhonderd stollen kan leveren.”
Gewelfoven
De meer dan 150 jaar oude stenen gewelfoven verwisselde Bril drie jaar geleden voor een moderne elektrische oven. In een geëmailleerde jas, om de nostalgische sfeer van de bakkerij te behouden.
De goedlachse bakker wordt inmiddels bijgestaan door zijn zoons Matthieu en Lion. Bedrijfsleider Marcel is als een geadopteerde zoon. „Die loopt hier al zo’n beetje vanaf z’n geboorte rond.”
Aan het eind van het jaar springen familieleden en vrienden bij. „Broers, zwagers, de tweelingzus van mijn vrouw, de man van een achternicht uit Nijmegen... Frans, m’n beste kameraad, werkt bij de belasting, maar voor de Kerst neemt hij twee weken vrij om alle grote bestellingen weg te brengen. Naar waterschappen, politiebonden, Univé, een groothandel in sportkleding, je kunt het zo gek niet bedenken of onze krentenbroden gaan ernaartoe. Die moet er vierhonderd hebben, die vijfhonderd, die achthonderd...”
Het topseizoen begint bij Bril half november al. „Dan maken we gigantische hoeveelheden speculaas en banketstaven.” Direct na Sinterklaas start de race om alle kerstklanten voor gevuld krentenbrood tijdig te kunnen bedienen. De vraag is groter dan de productiecapaciteit. „We kunnen per dag tussen de twaalfen veertienhonderd stollen maken. Ik begin ’s morgens om een uur of vijf en mag in mijn handen klappen als ik ’s nachts om één uur in bed lig. Dag in, dag uit gaat dat zo door, weken aan een stuk. Aan het eind van de rit ben ik steevast twaalf kilo lichter, maar dat kan met mijn postuur geen kwaad. Op Kerstavond is het gebeurd, dan komt het kwijl uit m’n mond.”
Planken
Door een beproefde werkverdeling loopt het productieproces als een geoliede machine. „Ik maak de verschillende soorten deeg, Matthieu werkt ze weg, Lion bakt alles af.” De vrijwilligers pakken in en bezorgen.
Betaald wordt er niet voor de handen spandiensten. „We staan altijd voor elkaar klaar en doen alles met gesloten beurs.”
Reesink Staal uit Zutphen bestelde dit jaar voor zijn beste klanten vijftig krentenbroden van een meter, zeven en een halve kilo zwaar. „Dat is ook een bestseller geworden. Er zijn dagen dat ik zestig van die broden moet leveren.” Om te voorkomen dat ze breken, levert Bril ze op een plank.
„Een kameraad van me zit in de woninginrichting. Als hij een houten vloer verwijdert, krijg ik de planken. Netjes op maat gezaagd.”
De samenwerking tussen de bakker en zijn zoons is voorbeeldig. „We snappen elkaar zonder woorden. Dat had ik ook met mijn vader. Dat was een unieke figuur, eigenlijk te goed voor deze wereld. Aan grote gezinnen die krap bij kas zaten, leverde hij ver onder de kostprijs. Zonder daar praat over te maken. Ik mis hem nog steeds, het was mijn beste kameraad.”
Grijze massa
Het aantal passanten dat Bril aandoet voor een kop koffie met koek, blijft groeien. Ze zitten niet alleen in de bakkerswinkel en de paardenschuur, maar ook op het stenen terras pal aan de Rijksstraatweg. Het voorbij razende verkeer lijkt voor niemand een hinderlijke factor.
„We ontvangen ook geregeld groepen. Die mensen krijgen een rondleiding door de bakkerij, drinken een kop koffie met wat lekkers en vertrekken naar een volgende bestemming. Dat wordt alleen maar meer, door de toename van de grijze massa. Die heeft nog behoorlijk wat te besteden. Ze drinken twee kopjes koffie en nemen zomaar een tasje van twintig, vijfentwintig euro mee.”
Adverteren is voor Bril een overbodige luxe. Hij hoeft niet naar de media, de media komen naar hem.
„Ik heb in heel veel kranten en bladen gestaan, een keer of tien ben ik op de televisie geweest. Dat werkt beter dan de beste advertentie. Ik heb klanten uit Zeeland, Brabant, Groningen...”
Thuis
Vooral stedelingen zijn verliefd op de dorpsbakkerij. „Gisteren zat de hele winkel vol toen een oud boertje binnenkwam. Een man van 81, die zijn auto altijd pal voor de deur zet. Hij komt hier voor keihard roggebrood, het kan hem niet hard genoeg zijn.
Van zulke mensen geniet ik.
De mensen die ons gesprek hoorden, brulden van het lachen. ‘Da’ roggebrood is zó lekker, maar ’t mot eigenlijk nog harder. Weet-ie wat ik ’edaon heb, Bril? ’t Was mooi weer en ik heb ’t in het raam ‘eleg. Na drie dagen was het zo hard dat ik een stuk door de koffiemolen heb ‘edaon.’ Bij de andere klanten liepen de tranen over de wangen. Dat is toch uniek.”
In de tuin naast de bakkerswinkel wil Bril een nieuw terras maken, voor nog eens tachtig bezoekers.
„Mensen vragen soms om een broodje gezond. Dat kan ik nu niet managen, door ruimtegebrek. Voor het geld hoeven we het niet te doen, maar ik houd van mensen. Iedereen voelt zich bij ons thuis.” Over zijn gezondheid maakt hij zich niet druk.
„Een kameraad van me is arts. Die zegt: ‘Paul, zolang je er plezier in hebt, is er niks aan de hand.’ Je moet dit niet zien als werk, maar als een manier van leven.”
www.bakkerijbril.nl
Het succes van een dorpsbakker
Na hun huwelijksdag in 1852 betrekken Willem Bril en Gerdina Johanna Belt een pand aan de doorgaande weg van Voorst, waar Willem het bakkersvak gaat beoefenen. Als eerste generatie van het bakkersgeslacht Bril. In 1950 wordt de bakkerij overgenomen door Willem, de vierde schakel in de keten. Zeven jaar later trouwt hij met Annie Holterman. Uit het huwelijk worden zes zoons geboren. Na het overlijden van Willem, in 1986, neemt Paul de zaak over. Anno 2011 is de zesde generatie zich aan het warm lopen. Matthieu (24) en Lion (21) willen de keten niet breken. De doorbraak van het bedrijf begint onder Willem Bril. Hij ontwikkelt de recepten voor het krentenbrood, de gevulde koeken en de speculaas waarmee de bakkerij landelijke faam verwerft. Paul breidt het bedrijf uit met een kofie- en theeschenkerij. De jonge generatie denkt na over nieuwe variëteiten, maar één ding staat nu al vast: de oude blijven gehandhaafd. Het succes van de producten van opa Willem valt niet te evenaren.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 14 december 2011
Terdege | 180 Pagina's