Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veenhuizen: dorp van gevangenen en ambtenaren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veenhuizen: dorp van gevangenen en ambtenaren

Gerrit Scholten: „De kindertjes die we kregen, werden met de boevenbus naar de kleuterschool gebracht”

11 minuten leestijd

Al bijna twee eeuwen leeft Veenhuizen van landlopers en criminelen. De manier van opvang veranderde, het aanzien van het dorp bleef grotendeels gelijk. Oudgedienden houden de herinnering aan het verleden levend. „Twee dagen per week had je een gedetineerde om het gras te maaien.”

Strak als een liniaal ligt de Kolonievaart langs Veenhuizen. Haaks op de vaart staan smallere waterlopen, de ‘wijken’, waardoor het uitgestrekte dorp in vierkante brokken is verdeeld. Opvallende woningen met nog opvallender namen versterken de surrealistische sfeer. ‘Vrede en Recht’. ‘Toewijding’.
‘Plichtsgevoel’. ‘Geestrijk Kracht’.
Dichtbevolkt is Veenhuizen niet.
Op pakweg dertig vierkante kilometer leven zo’n 1500 mensen, onder wie 750 gevangenen. „Je zou dit het meest criminele dorp van Nederland kunnen noemen”, lacht Peter Sluiter.
„En tegelijk het veiligste dorp van Nederland, want al die criminelen zitten vast.”
Van de loslopende dorpelingen leeft pakweg de helft direct of indirect van de penitentiaire inrichtingen.
Esserheem, waar Sluiter een aantal jaren directeur was, werd een strafgevangenis voor 250 gedetineerde illegalen. Norgerhaven, ook goed voor 250 man, is een inrichting voor gemeenschapsgeschikte gevangenen.
In Groot Bankenbosch en Fleddervoort zitten gedetineerden het laatste deel van hun straf uit. Ze worden onder meer ingezet voor terrein- en plantsoenonderhoud. „’s Morgens fi etsen ze op hun dooie gemak hiernaartoe. Een werkmeester vertelt wat ze moeten doen.”
Sinds enkele jaren is Sluiter directeur van het Nationaal Gevangenismuseum, ondergebracht in het voormalige werkgesticht van Esserheem.
Tot 1984 was het dorp alleen voor de bewoners toegankelijk. Sluiter kwam er voor het eerst in ’79, om een medestudent te bezoeken. „Toen ik vanaf de hoofdweg langs de vaart rechtsaf sloeg, het dorp in, werd ik meteen aangehouden door een man in een lange jas en een karabijn op de schouder.
‘Wat heeft u hier te zoeken?’
‘Nou, ik moet naar Willem?’
‘Wie is Willem?’
Allemaal op zo’n barse toon.”

Boevenbus
Gerrit Scholten, gepensioneerd hoofdadministrateur van Esserheem, kwam in ’67 naar Veenhuizen. Op advies van een oom. „Het eerste jaar vond ik verschrikkelijk. De hiërarchie was bizar. Langzamerhand groei je erin en word je ook ambtenaar.” In ’69 trad hij in het huwelijk en trok hij met zijn bruid in een simpele houten woning aan de Eikenlaan, bij het Derde Gesticht. „Daar begonnen bijna alle jonggehuwden. Het was het vruchtbaarste buurtje van Veenhuizen. De kindertjes die we kregen, werden met de boevenbus naar de kleuterschool gebracht.”
Als het gezinnetje groeide, schreven de bewoners van het buurtje bij het vrijkomen van een grotere woning een brief naar de hoofddirecteur.
In een vergadering waar ook vakbondsmensen bij aanwezig waren, werd beslist. Scholten kwam in ’87 aan de Hoofdweg te wonen. „Tegen bezoekers die ik rondleid, vertel ik altijd: ‘Hoe hoger je rang, hoe dichter je bij de Hoofdweg kwam.’ Dan pauzeer ik even en zeg ik: ‘En ik woon aan de Hoofdweg’.”
Binnen het afgesloten dorp ontstond een hechte gemeenschap met een sterke sociale controle. „Ze weten nu nog te vertellen wie het eerst een televisie had. Door de omgeving werden we als een kouwe-kakdorp gezien, omdat hier zuiver Hollands werd gesproken. Dat moest wel, want de mensen kwamen overal vandaan. De meeste bewaarders waren boertjes die met hun bedrijf waren gestopt en voormalige Indiëgangers.”
Meer dan vijftig verenigingen zorgden voor een fl orerend sociaal leven. „We konden gratis gebruik maken van het Verenigingsgebouw en het zwembad. Justitie betaalde. Het water van het zwembad kwam aanvankelijk uit de hoofdvaart. De badmeester was een gedetineerde. Als hij niks te doen had, zat hij op de duikplank te vissen. Toen hij met ontslag ging, en ze hem voor de grap in het diepe gooiden, bleek dat hij niet kon zwemmen.”

Jehovah’s Getuige
Aan grond ontbrak het niet in Veenhuizen. Nog steeds hebben veel woningen 1200 vierkante meter tuin. Een deel ervan was verplicht moestuin, voor de werkverschaffing van gedetineerden van Bankenbosch.
„Twee dagen per week had je een gedetineerde om het gras te maaien en de groentetuin te verzorgen. Je gaf hem buiten koffi e, of in het schuurtje. Verder mocht hij niet komen. De dag na ons huwelijk moest ik alweer aan het werk. Mijn vrouw bleef achter met een gevangene die de boel nog aan het schilderen was. Ze zag er verschrikkelijk tegenop, maar had een enorm gezellige morgen met die man. Het bleek een oud-klasgenoot te zijn, een Jehovah’s Getuige die dienst had geweigerd. Daar kreeg je destijds twee jaar voor.”
65-plussers kende Veenhuizen niet.
„Na je pensionering moest je binnen drie maanden weg zijn, om plaats te maken voor de volgende ambtenaar. Dat gold ook voor de gezinnen van personeelsleden die onverwachts overleden. De enige niet-ambtenaren waren de twee winkeliers en de kapper.”

De Rode Pannen
Rudie Piest, bewaker in Norgerhaven, werkt sinds ’96 in Veenhuizen.
Na de verkoop van zijn horecabedrijf in Groningen belandde hij in het gevangeniswezen. „Toen ze me vroegen waarom ik had gesolliciteerd, zei ik: ‘Omdat jullie geen diploma’s vragen.’ Wat ik van het gevangeniswezen vond. Nou, ik vond er helemaal niks van, want ik had voor ik solliciteerde nog nooit aan een gevangenis gedacht. Dat waren blijkbaar de goede antwoorden, want ik ben aangenomen.”
Vier jaar reisde hij op en neer, in 2000 kocht hij een woning in het dorp. „Collega’s verklaarden me voor gek, vooral de oude Veenhuizers. ‘Wat moet jij op de kolonie doen?’ Ze hebben niet meer in de gaten hoe mooi het hier is, vooral richting het Fochteloërveen.”
Gerrit Scholten zet zijn carrière in Veenhuizen voort als vrijwilliger van het Gevangenismuseum. Bezoekers worden met een boevenbus langs de markante punten gevoerd. Gevangenis De Rode Pannen, gebouwd in 1939, maakt steevast de meeste indruk. „Hier hebben de zwaarste jongens van Nederland gezeten.” Publiek dat gevangenissen gelijk stelt aan hotels, komt daar in De Rode Pannen snel van terug. Aan weerszijden van de gang in het bunkerachtige gebouw liggen kale cellen. De isoleercel roept associaties met een middeleeuwse martelkamer op. „Dat veiligheidsbed noemden ze ‘de fiets’. Elk half uur werden de riemen losgemaakt, en moest de geïsoleerde gevangene een poosje met de benen in de lucht fi etsen. Voor de bloeddoorstroming. In andere cellen smeerden gedetineerden hun poep soms op de bewakingscamera, om even niet gezien te worden.”

Klein Soestdijk
Voor het oude hospitaal staan drie monumentale panden. In ‘Toewijding’ woonde de arts, in ‘Bitter en Zoet’ was de apotheek gevestigd. De apotheker huisde ernaast, in ‘Plichtsgevoel’. Zowel het ziekenhuis als de woningen zijn anno 2012 eigendom van hotel Bitter en Zoet. „Dat is niet goedkoop”, weet Scholten, „maar de kamers zijn bijna altijd bezet.”
De meeste woningen voor hoger personeel en de dienstgebouwen werden ontworpen door Johan Frederik Metzelaar en zijn zoon Willem Cornelis. Ze dragen opvoedende namen als ‘Werklust’, ‘Zorg en vlijt’, ‘Helpt elkander’, ‘Arbeid Adelt’ en ‘Leering door Voorbeeld’, bedacht door de vrouw van de hoofddirecteur. In de kloeke woningen ‘Opvoeding’ en ‘Kennis is Macht’ woonden schooldirecteuren, in ‘Arbeid is Zegen’ het hoofd Arbeid.
De hoofddirecteur huisde in Klein Soestdijk, waarin nu de elitaire Burton Academie voor ‘multitalenten’ is ondergebracht. In het Directiehotel sliepen de ambtenaren die vanuit Den Haag naar Veenhuizen kwamen voor inspectie. Nu dient het als podiumplaats voor muziekgroepen.

Schildering
Bergveen, een instelling voor oude landlopers, ging op 1 april 1962 in vlammen op. „De brandweer kwam niet, omdat ze dachten dat het een grap was.”
Alle boerderijen van Veenhuizen staan nog overeind. Het achterste deel van de hoeven was voorzien van kleine cellen, voor de gedetineerden die op de boerderij werkten. „Die moesten na het werk achter de deur”, vertelt Scholten, „maar daar kwam in de praktijk weinig van terecht. Als de boer met zijn vrouw op visite ging, pasten de gedetineerden op de kinderen.”
In het hoge gewelf van de roomskatholieke kerk bracht de Duitse gedetineerde Adolf Gantzert na de Tweede Wereldoorlog een imposante schildering van de hemelvaart van Christus aan. „In ’48 kreeg hij gratie maar hij is nog een half jaar gebleven, om het karwei af te maken.”
Een van de apostelen is afgebeeld als schaapherder. „Dat was Gantzert zelf”, weet Scholten. „Laten bleek dat de andere fi guren allemaal familieleden van hem waren.” Het voormalige leprahuisje, voor melaatse gerepatrieerden uit Nederlands Indië, doet nu dienst als familiekerkje voor het gezin van een overleden bewaarder uit Esserheem. „Een van zijn kinderen preekt er.”

Landlopersdag
De zoon van de voormalige hoofdadministrateur van Esserheem werkt ook in Veenhuizen. „Het was hier net als in de mijnbouw en bij Philips. De banen gingen over van vader op zoon. Ja, Veenhuizen was een aparte wereld. Heel apart, maar niet vervelend.”
Op 29 december was er weer de jaarlijkse Landlopersdag, georganiseerd door het Gevangenismuseum. „Echt een aanrader”, werft Scholten. „Dan staat het hier vol met kraampjes en houden we exercities met landlopers. Die happening trekt duizenden mensen.”
Daar is ook alle reden voor, vindt de gedreven promotor van het museum.
„Een miljoen Nederlanders heeft voorouders die onder de Maatschappij van Weldadigheid vielen. De voorouders van Pechtold komen uit Veenhuizen. Die van Jeltje van Nieuwenhoven, oud-voorzitter van de Tweede Kamer, uit Frederiksoord. Twee jaar geleden hield ze daar een toespraak. Ze vertelde dat ze in de jaren zestig van de vorige eeuw aan het tennissen was, met haar broer. Twee dames die stonden toe te kijken, zeiden tegen elkaar: ‘Je kunt ze leren tennissen, maar het blijven paupers.’ Als ik een ploeg deftige mensen krijg, zeg ik altijd: ‘Minstens een van u komt hier vandaan.’ Daar willen ze niks van weten, maar het is wel zo.”

---
De erfenis van een generaal

Als generaal Johannes van den Bosch uit Nederlands- Indië terugkeert, treft hij een verpauperd vaderland aan. De Franse overheersing heeft een groot deel van de bevolking tot de bedelstaf gebracht. Ouders leggen hun kinderen te vondeling, landloperij en drankzucht zijn wijd verbreid.
Op initiatief van Van den Bosch wordt in 1818 de Maatschappij van Weldadigheid opgericht. Doelstelling is werkwillige arme stedelingen een middel van bestaan te bieden. In Drenthe koopt de generaal voor weinig geld woeste gronden aan. Armoedzaaiers kunnen er een eerlijke boterham verdienen door ontginning van de grond en de opbouw van een boerenbedoeninkje.
Tussen Steenwijk en Vledder verrijst de proefkolonie Frederiksoord. Later komen daar Willemsoord, Wilhelminaoord en Boschoord bij. Naast de vrije koloniën is behoefte aan dwangkoloniën voor volk dat extra zorg of een strakke hand nodig heeft. Hiervoor koopt de Maatschappij van Weldadigheid in 1822 de buurtschap Veenhuizen: 3000 hectare woeste grond. Er verrijzen drie kazernevormige gestichten, elk goed voor 1200 personen. Het Eerste Gesticht is onder meer voor wezen uit Amsterdam.
Het Tweede en Derde Gesticht zijn voor bedelaars en landlopers. De eerste bewaarders zijn invalide militairen.

Dienstweigeraars
De zogenaamde ‘verpleegden’ worden per trein naar Assen vervoerd en vandaar per trekschuit via de Kolonievaart naar Veenhuizen. In 1830 heeft Assen 2000 inwoners, Veenhuizen al 5000. Rond de gestichten ontstaat een uitgebreid fabriekscomplex, bedoeld voor verpleegden die te zwak zijn voor de landarbeid. Ze oefenen een veelheid aan ambachten uit: van smidswerk tot katoen spinnen. Alle kinderen gaan verplicht naar school.
Voor zowel de rooms-katholieken als de protestanten wordt een kerk gebouwd, voor de joden een synagoge.
Elk gesticht heeft zijn eigen schaapskooi. Koren, aardappels en vlees komen van de achttien hoeven, geleid door boeren die in dienst zijn van het ministerie. Verpleegden voeren het werk uit. Elke boerderij heeft een stalknecht: een Jozeffi guur met bijzondere privileges.
In 1859 wordt Veenhuizen overgenomen door het ministerie van Binnenlandse Zaken, zestien jaar later komt het gevangenisdorp in handen van het ministerie van Justitie.
Vanaf 1886 heten de drie gestichten Rijkswerkinrichtingen.
Ze zijn bestemd voor strafrechtelijk veroordeelde landlopers en dronkaards. Later komen ook lichte criminelen en dienstweigeraars naar Veenhuizen.

Ziekenhuis
In 1894 krijgt het Drentse dorp een eigen ziekenhuis: ‘Vertrouw op God’. Vanwege de hoge sterfte onder de patiënten spreken zowel verpleegden als ambtenaren over ‘Gauw naar God’. Overleden verpleegden maken op een handkar de reis naar de begraafplaats: in de Veenhuizer volksmond ‘het Vierde Gesticht’. Daar worden ze in hun eigen slaapzak begraven, zonder zerk. De ambtenaren hebben op de dodenakker hun eigen kwartier, links vooraan.
Rond 1900 laat Justitie twee nieuwe gevangenissen bouwen: Norgerhaven en Esserheem. Het oude Tweede Gesticht wordt werkgesticht van Esserheem. Later komt Groot Bankenbosch erbij, gelegen aan het Fochteloërveen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden in Veenhuizen onder meer zwarthandelaren vastgezet. De terreinbewaking komt in handen van het Korps Gestichtswacht, dat in 1984 wordt opgeheven. Vanaf dat jaar is Veenhuizen voor ieder toegankelijk. Het ziekenhuis doet na 1972 dienst als inrichting voor dienstweigerende Jehovah’s Getuigen.
Van de oorspronkelijke Drie Gestichten is alleen het Tweede Gesticht over. Daarin is sinds 2005 het Nationaal Gevangenismuseum gevestigd. Het dorp telt 120 rijksmonumenten, deels in particulier bezit, en dertien provinciale monumenten. Veenhuizen is aangemeld voor de Werelderfgoedlijst van Unesco.

www.gevangenismuseum.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 januari 2012

Terdege | 100 Pagina's

Veenhuizen: dorp van gevangenen en ambtenaren

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 januari 2012

Terdege | 100 Pagina's