Zoeken naar de waarheid
Advocaat Jan Verhoeven: „Bij de politie werkte je in een team, dat sprong er echt uit”
Als advocaat zoekt hij meer dan gemiddeld naar de feiten achter de zaken waarmee hij te maken krijgt. De kritische instelling van mr. Jan Verhoeven (48) houdt verband met de jaren dat hij als politieman en rechercheur bij de Rotterdamse politie werkzaam was. „Dat laat je niet meer los.”
Acht jaar lang was Jan Verhoeven uit Capelle aan den IJssel politieman. Na een jaar opleiding werkte hij op straat en ook een tijd lang als rechercheur. De afronding van een studie rechten aan de Leidse universiteit luidde in 1988 het afscheid van het korps in.
Hij ziet met genoegen op die tijd terug en vertelt er smakelijk over, soms met een vleugje heimwee. Hij was eigenlijk ook nooit van plan het korps te verlaten. De wending in zijn gedachtegang begon verrassend genoeg op een verjaardagspartijtje waar ook toenmalig advocaat (nu rechter) Wim Donker aanwezig was.
„Hij vroeg me om een weekje bij hem stage te lopen. Dat beviel me zo goed dat ik na mijn studie de advocatuur ben ingegaan.”
Verhoeven is geboren en getogen in Ridderkerk. Hij volgde de havo-opleiding op scholengemeenschap Guido de Brès. „Een prachtige periode, maar leren was bijzaak. Ik ging veel sporten en had aan het eind van het seizoen het nodige in te halen. In mijn Guidotijd kreeg ik zin om naar de politie te gaan. De spanning trok me, je staat als agent midden in de samenleving. Op de opleiding in Rotterdam was ik een van de jongsten, ik was zeventien. Het was in één woord geweldig. Zwemmen, boksen, atletiek, ik deed het allemaal even graag. We gingen hardlopen in het Kralingse bos. Betaald. Je kreeg 1100 gulden per maand. Dat was op die leeftijd een wereldbedrag.”
Succes delen
Op de opleiding deed hij ook de nodige kennis op over onder meer strafrecht en staatsinrichting. „Het werd er klassikaal ingestampt. Je moest in de praktijk snel kunnen vaststellen wat precies je bevoegdheden waren. Ik heb daar later veel profijt van gehad en kende bij mijn rechtenstudie nog veel artikelen uit mijn hoofd.”
Na zijn opleiding ging Verhoeven aan de slag bij bureau Groot-IJsselmonde.
„Een gebied met heel verschillende wijken zoals de Afrikaanderwijk, Katendrecht en Beverwaard. Ik heb er alles meegemaakt: branden, schietpartijen en ernstige verkeersongevallen. De slogan was ‘een wereldbaan in een wereldstad’.” Hij grijnst breed.
„Dat klopte, hoewel veel collega’s er dan direct aan toevoegden dat het ‘wel voor een derdewereldsalaris moest worden uitgevoerd’.”
Hij deed de ME-opleiding en werd na verloop van tijd de verbindende schakel tussen het bureau en andere recherchediensten. „In die jaren was er veel moord en doodslag. In teams was je lange tijd bezig met onderzoeken. Dat moest gezamenlijk, als solist presteer je bij de politie niets. Succes werd gedeeld. Door die teamgeest, de onregelmatige diensten en de soms gevaarlijke omstandigheden kreeg je een bijzondere band met de collega’s. Ik weet nog heel goed dat we met de ME moesten optreden bij het Feijenoordstadion. Als er dan Engelse fans kwamen, wist je dat het al snel mis zou gaan, met de nodige verniel- en meppartijen.”
Solistenbestaan
Om zijn carrièrekansen bij de politie te vergroten, begon Jan Verhoeven via het LOI een studie vwo.
In één jaar wist hij zijn diploma binnen te halen, waarna hij in 1984 een avondstudie rechten in Leiden startte. „Ik was niet toegelaten tot de Politie Academie, maar had nog steeds de intentie om mijn kennis bij de politie te gebruiken. Of bijvoorbeeld als officier van Justitie, dat leek me ook wel wat.”
Zijn ontmoeting met Wim Donker bracht verandering in dit denken.
Na zijn studie ging hij in 1988 aan de slag bij Wille Donker advocaten in Alphen aan den Rijn. In het begin was het wennen. „Ik was verwend door mijn ervaring bij de politie, waar ik een grote mate van zelfstandigheid had opgebouwd. Op het advocatenkantoor moest ik weer op nul starten. Dat was voor iemand met mijn achtergrond veel lastiger dan voor een advocaat die rechtstreeks van de universiteit kwam.”
Een tweede opvallend onderdeel van het gewenningsproces was de overstap van het werken in een team naar een wat eenzamer solistenbestaan. „Daar heb ik echt lange tijd moeite mee gehad. Ik vond het werken in een team zo waardevol, dat sprong er echt uit.”
Geen monsters
Als advocaat had Verhoeven de eerste jaren regelmatig te maken met strafzaken. „Ik deed eigenlijk van alles. Dat is heel goed voor je, dan doe je ook veel ervaring op. Voor strafrecht, en dat is niet verwonderlijk met mijn achtergrond, had ik belangstelling. Ik kwam bij de politie vaak met jongelui in aanraking. In veel gevallen was ik zelf niet ouder dan zij. In de verhoorkamer kwam het beeld dat je in gedachten van hen had vaak niet overeen met de werkelijkheid. Het waren geen monsters, maar heel gewone mensen die in de misère zaten. Hun grootste zorg was vaak de vraag hoe ze konden voorkomen dat oma het te weten kwam of wie bij een verblijf in de cel voor hun huisdier zou zorgen. Ik heb nog heel schrijnende brieven liggen, die de menselijke kant van hun bestaan laten zien.
Soms denk je, hoe heb ik sommige dingen kunnen doen? Ik herinner me een zelfmoord van een jonge vrouw.
Ik was negentien jaar en moest bij de ouders gaan aanbellen. Nu zou je niet meer op die manier te werk gaan.”
Was hij als agent gewend aan het vaststellen van de feiten, als advocaat werd Jan Verhoeven aan de andere kant van de tafel geplaatst.
„Dat brengt je in een heel andere rol. Ik wil echter nog steeds van alles weten en niet op mijn gevoel afgaan. Ik heb in de praktijk geleerd hoe bedrieglijk dat kan zijn. Dat betekende dat ik meer dan de gemiddelde advocaat geneigd ben om zelf onderzoek te doen, de plaats delict te bezoeken en er dan pas een juridisch raster overheen te leggen. Zo heb ik eens een automobilist bijgestaan die een fietsend echtpaar aanreed. Een black-out, zo verklaarde hij. Een van de twee overleed, de ander was ernstig gewond. Vreselijk. Ik ben zelf gaan kijken of die black-out werkelijk tot de mogelijkheden behoorde. Dat bleek zo te zijn. Je moet zelf geloven in het verhaal dat je in de rechtszaal houdt.”
Beeld advocatuur
Sommige strafzaken, zoals zedenmisdrijven, leverden hem de nodige hoofdbrekens op. „De strafrechtadvocatuur moet bij je passen. Ik wilde niet vervallen in een techniek met steeds hetzelfde verhaal, waarbij wordt benadrukt dat de verdachte het echt nooit meer zal doen.”
Na een aantal jaren legde hij zich daarom toe op tal van andere zaken buiten het strafrecht. In 1994 trad hij toe als partner binnen Wille Donker advocaten. Verhoeven houdt zich momenteel vooral bezig met zaken die te maken hebben met ondernemingsrecht. „Die zijn voor het grote publiek veel minder interessant. Voor mij blijft het in de kern hetzelfde: ik blijf zoeken naar de waarheid.”
Hij noemt het „opvallend dat het beeld van de advocatuur bij het grote publiek niet al te verheven is. Dat is jammer en ook onjuist, want het wordt vooral bepaald door het optreden van een enkeling in het strafrecht. Terwijl negentig procent van de advocaten daar niet mee te maken heeft. Ook over civiele zaken is het grote publiek vaak sceptisch. Dat verandert pas als men zelf of dichtbij in de familie met een jurist te maken krijgt.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 2012
Terdege | 84 Pagina's