Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Troost uit het verbond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Troost uit het verbond

Ds. M.A. Kempeneers: „Laten we als gereformeerde gezindte dicht bij de Dordtse Leerregels blijven”

9 minuten leestijd

Weinig is ingrijpender dan het sterven van een jong kind. Onder reformatorische ouders gaat het verdriet vaak gepaard met de vraag waar hun kind nu is. In zijn jongste boek belicht ds. M.A. Kempeneers het denken van de oudvaders hierover. „Troost kan ík niet geven, wel kan ik er de bouwstenen voor aanreiken.

Zorg en verdriet deden al vroeg hun intrede in het gezin van ds. M.A. Kempeneers. Zijn oudste kind, een jongen, kreeg op eenjarige leeftijd hersenvliesontsteking en raakte daardoor verstandelijk gehandicapt. Het tweede kind, ook een jongetje, kwam voor het oog gezond ter wereld, maar kreeg al snel ademhalingsproblemen. „Bloedonderzoek wees uit dat hij een infectie had opgelopen door een bacterie die zich heel snel vermenigvuldigde. Hij is met spoed naar het Sofia Kinderziekenhuis in Rotterdam gebracht, maar dat mocht niet meer baten. Na een dag is hij aan een hartstilstand overleden. Zijn lichaampje trok het niet meer.”
Met een hart vol vragen vertrouwde het jonge echtpaar hun kind toe aan de schoot van de aarde. „Ik heb een achtergrond waar latent de gedachte leefde dat je iets bijzonders moet hebben gekregen om te kunnen weten dat je kind behouden is. Enkele jaren voor het sterven van ons kindje had de Heere mijn leven veranderd. Daardoor was ik diep overtuigd geraakt van de verdorvenheid van de menselijke natuur. ‘Wie zal een reine geven uit een onreine? Hoe kan een kind van mij voor Gods rechterstoel verschijnen?’ Daar worstel je dan mee.”

Scriptie
Godvrezende mensen in zijn omgeving gaven aan dat ze mochten geloven dat het kind een goede ruil had gedaan. „Dat is waardevol, maar je blijft met de vraag zitten: ‘Waarom zegt de Heere dat dan niet tegen ons?’ Je kunt het in het geloofsleven niet doen met iets wat een ander zegt.”
Tijdens zijn theologische studie in Apeldoorn bleef Kempeneers nadenken over de grond van de troost bij het sterven van jonge kinderen. Een oudtestamentische scriptie wijdde hij aan de woorden van David na het sterven van zijn eerste kind bij Bathseba. Een scriptie voor dogmatiek aan paragraaf zeventien van het eerste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels. Een scriptie voor het vak Nieuwe Testament aan de woorden: ‘Laat de kinderkens tot Mij komen’.
Zijn doctoraalscriptie droeg de titel ‘Waar is ons kind?’ In 2007 verscheen een bewerking daarvan, bedoeld voor ouders van jonggestorven kinderen en hun omgeving.
Voor de verschillende scripties verrichtte Kempeneers onder meer onderzoek naar de visie van de oudvaders op dit punt. „Het viel me op dat zij over dit onderwerp toch anders spreken dan ik gewend was. Ze baseren de troost niet op wat kinderen van God wel of niet ervaren, maar op de vastheid van Gods verbond.”

Pennenstrijd
Het boekje leverde tal van positieve reacties op, tot op de dag van vandaag. „Het is een onderwerp dat helaas steeds opnieuw actueel wordt.” In De Saambinder, het kerkelijk orgaan van de Gereformeerde Gemeenten, verscheen een kritische bespreking van de publicatie. Helemaal onverwachts kwam die niet voor de christelijke gereformeerde predikant uit Elburg. „Vooral in de twintigste eeuw zijn veel discussies gevoerd over de plaats van het kind in het verbond. Onder meer tussen dominee Kersten en professor Van der Schuit. Die pennenstrijd ging mijns inziens gepaard met nogal wat onheilig vuur, aan beide zijden.”
De bespreking in De Saambinder lag voor Kempeneers in het verlengde daarvan. „Er werden me opvattingen toegedicht waarin ik me niet herkende. In de kring van Bewaar het Pand, waar ik me thuis voel, leeft de strijd over het verschil tussen de twee- en drieverbondenleer totaal niet meer. Persoonlijk spreekt de visie van Boston en de Erskines mij zeer aan. De meeste oude schrijvers hingen de tweeverbondenleer aan, een minderheid de drieverbondenleer. Voor hen was dit in prediking en pastoraat een ondergeschikt punt. Het gaf ook geen verschil in de hoop voor jonggestorven kinderen.”

Vaste grond
De kerkelijke discussie was voor ds. Kempeneers een bijkomende reden om een volgend boekje te schrijven.
Het belangrijkste motief was pastoraal van aard. „Voor mijn eindscriptie heb ik destijds ook interviews gehouden met ouders van jonggestorven kinderen. Eén ouderpaar vertelde me dat in hun gemeente een kindje was overleden waarvoor de dominee hoop mocht hebben. Daar getuigde hij ook van. Kort daarna overleed heel plotseling hun kind. Daar had de dominee niets voor. Dat zei hij ook op de begrafenis. Die ouders bleven niet alleen met geweldig veel verdriet achter, maar ook met grote onzekerheid.”
Dat is niet in de lijn van de oude schrijvers, verzekert de christelijke gereformeerde predikant. „Die wezen ouders op de vaste grond van Gods verbond. Niet vanuit een optimistisch verbondsautomatisme, maar vanwege hun zicht op Gods verbondstrouw. Ook dit boekje heb ik vooral geschreven om ouders onderwijs te bieden, in de hoop dat ze daaruit troost mogen ontvangen.
Troost kan ík ze niet geven, wel kan ik er de bouwstenen voor aanreiken.
Vanuit datgene wat de oude schrijvers ons op dit punt leren.
Tot mijn vreugde publiceerde ds. G.J. van Aalst eind oktober 2011 in De Saambinder een stukje over jonggestorven kinderen waarin ik mij helemaal kon vinden. Hij schreef onder andere: ‘Vanuit de troost der verkiezing klinkt de oproep aan godzalige ouders om hoop te hebben op de Verbondsgod.’ Dat is de kern van wat ik geprobeerd heb te zeggen, ook in het nieuwe boekje.”

Arminiaans
Alle hoofdstukken van ‘Ik zal wel tot hem gaan...’ openen met korte levensbeschrijvingen van de desbetreffende oudvaders. Geschiedenissen vol huwelijksleed: vrouwen die in het kraambed stierven, kinderen die jong overleden. Vaak haalde het merendeel het vijfde levensjaar niet.
„Je mag ervan uitgaan dat dit de algemene situatie was. Dat betekent dat de oudvaders ook in hun gemeente werden geconfronteerd met massale kindersterfte. Tientallen keren per jaar stonden ze aan het graf van kinderen. Het sterven van kinderen deed ook hen diep pijn. Dat is heel duidelijk als je hun dagboeken leest. Vooral de puriteinen hadden de gewoonte een dagboek bij te houden, waardoor ze zich in hun hart laten kijken.”
De massale kindersterfte was voor de oudvaders een reden te meer om na te denken over de vraag naar de bestemming van jonggestorven kinderen.
Aanvankelijk uit pastorale motieven.
Later kwam daar een theologische reden bij. „De arminianen gaven een karikaturaal beeld van de calvinistische verkiezingsleer. De remonstrantse dichter Joost van den Vondel, die grote invloed had onder het volk, sprak zelfs over Beza’s kinderketterij. Volgens de calvinisten zou God van een gestorven tweeling het ene kind aannemen en het andere als een tiran in het helse vuur werpen. Deze populistische en onterechte weergave van de verkiezingsleer is op de Dordtse Synode gefundeerd weerlegd.”

Reactie
Hoewel ook op de Dordtse Synode niet alle afgevaardigden over dit onderwerp precies hetzelfde dachten, kon de vergadering zich vinden in de tekst die werd opgesteld door Johannes Polyander. Die kreeg als paragraaf 17 een plaats in het eerste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels.
„De opvatting van Polyander komt overeen met het algemene gevoelen van de puriteinen. Met grote ernst preekten die de noodzaak van de inwilliging van het verbond. Zelf kenden ze de gewoonte om die schriftelijk vast te leggen en op bijzondere momenten in hun leven te vernieuwen. Maar ten aanzien van hun jonggestorven kinderen wezen ze naar het woord van God tot Abraham: ‘Ik ben Uw God en de God van uw zaad.’ Die toezegging was voor hen de vaste grond voor de troost over de bestemming van al hun jonggestorven kinderen.”
De latere discussie daarover op Nederlandse bodem verklaart ds. Kempeneers als een reactie op de leer van de veronderstelde wedergeboorte.
„Op zichzelf kon Kuyper zich met zijn visie beroepen op Voetius, maar hij en vooral ook zijn volgelingen zijn gaan redenéren en discussiëren over geloofsuitspraken. Dan komen de zaken altijd buiten het Bijbelse verband te staan.”

Bemoedigen
De dagboeken van de puriteinen leren dat de troost bij het verlies van jonggestorven kinderen voor hen sterk verbonden was aan persoonlijke geloofsoefening. „Maar de oude schrijvers maakten die niet tot een voorwaarde voor het godzalig sterven van hun kinderen”, benadrukt ds. Kempeneers. „Iemand als Wilhelmus à Brakel is daar heel duidelijk in. Het geloof is de weg waarlangs de Heere ouders wil bemoedigen, maar de grond is Gods onwankelbaar verbond. Over de reikwijdte van het verbond dachten de oudvaders ruim. „Als de Dordtse Leerregels over gelovige ouders spreken, worden daarmee alle christenouders bedoeld. Het gebruikte Latijnse woord maakt dat duidelijk. Het verbond strekt zich uit tot christenkinderen in de volle breedte van het woord. Dat maakt duidelijk waarom iemand als Alexander Beith tot de uitspraak kwam: ‘Het Koninkrijk der hemelen wordt voor een groot deel bevolkt door hen die in hun kindsheid stierven.’ Als je daarover nadenkt, gaat het je duizelen.”

Spurgeon
Een aantal gereformeerde theologen ging ervan uit dat alle jonggestorven kinderen zalig worden. „Niet alleen Spurgeon en John Newton, maar ook de hypercalvinist August Toplady, om er maar een paar te nemen. ‘Onze God is geen moloch die kinderen in het helse vuur werpt’, zei Spurgeon. De geest van de hele Schrift en de liefdevolle houding van de Heere Jezus ten opzichte van kinderen weerspreekt naar zijn overtuiging de gedachte dat God kinderen verdoemt. Toplady schreef: ‘Ik geloof dat in het decreet van de verkiezing ten leven God allen heeft besloten die Hij verordineerd had om in hun kinderjaren weg te nemen’.”
De Elburgse predikant wil dit standpunt niet veroordelen, maar kiest zelf voor meer terughoudendheid.
„Polyander vind ik het evenwichtigst. Die zegt over jonggestorven heidenkinderen: ‘Ik kan niets zeggen over zaken waarover God niets heeft geopenbaard.’ We moeten leren om God God te laten. Waarbij ik me wel van harte kan vinden in de uitspraak dat God duizendmaal barmhartiger is dan wij denken. Het diepste van Zijn wezen is liefde.”
De opvatting van de oudvaders leidt onweerstaanbaar tot de gedachte dat kinderen in het licht van de eeuwigheid bezien maar het best jong kunnen sterven. „Luther zei het zo”, erkent Kempeneers, „maar ook hier geldt dat ik beducht ben voor redeneren en concluderen. Daar wil ik zo ver mogelijk bij vandaan blijven. Laten we als gereformeerde gezindte dicht bij de Dordtse Leerregels blijven. Die verbinden Gods verkiezing en Gods verbond op een zeer Bijbelse wijze.”

N.a.v. ‘Ik zal wel tot hem gaan… De troost van oude schrijvers over hun jonggestorven kinderen’, door ds. M.A. Kempeneers; uitg. De Groot Goudriaan, Utrecht; 120 blz.; prijs € 14,90.

---
Ik zal wel tot hem gaan...
Al zo’n twintig jaar houdt ds. M.A. Kempeneers zich bezig met onderzoek naar de bestemming van jonggestorven kinderen. In 2007 verscheen zijn boekje ‘Waar is ons kind?’ Het recent verschenen ‘Ik zal wel tot hem gaan...’ is een vervolg daarop. De titel verwijst naar de woorden van David bij het sterven van zijn pasgeboren zoontje. In twaalf hoofdstukken geeft de auteur weer hoe reformatoren, Nederlandse oudvaders en Engelse en Schotse puriteinen over dit onderwerp dachten. Elk hoofdstuk begint met een, vaak aangrijpende, levensschets van de desbetreffende persoon. Centraal in de visie van de oude schrijvers op de bestemming van jonggestorven kinderen staat de verbondsheiligheid van hun zaad.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 14 maart 2012

Terdege | 84 Pagina's

Troost uit het verbond

Bekijk de hele uitgave van woensdag 14 maart 2012

Terdege | 84 Pagina's