Een groepje amechtige Joden
Arend Rook: „Overstap naar Gereformeerde Gemeente van Zwolle was voor ons heel bepalend''
Bijna zestig jaar werkte hij als architect. Daarnaast was Arend Rook actief als kerkenraadslid, in diverse commissies en als bestuurder van school en kiesvereniging. Zijn laatste ‘klus’ deed de nu 80jarige twee jaar geleden. „Hoewel, ik ben nog voor een goede kennis bezig. Een plan voor de verbouwing van zijn boerderij.”
In de tuin achter de woning van Arend Rook en zijn echtgenote Koopjen ten Napel (79) is het tot tekenkamer omgebouwde prieel nog altijd in gebruik. Verschillende jaren werkte de architect er voor zichzelf, toen hij na het overlijden van zijn compagnon alleen verder ging. Hij begon een eigen kantoor in de nieuw gebouwde wijk ZwolleZuid, waar verschillende gebouwen zijn verrezen die bij hem op de tekentafel voor het eerst tot leven kwamen. Maar het prieel bleef en na zijn pensionering brengt de voormalige architect er nog menig uurtje door.
Uiterlijk voldoet hij aan het stereotiepe beeld van een creatieve architect. Rook heeft een grijze, enigszins wilde haardos, gebaart druk met armen en handen en is een gedreven en humorvol mens. De architect op leeftijd woont ondanks een broze gezondheid met zijn echtgenote nog steeds in het huis waar ze in 1957 samen begonnen. „We kunnen gelukkig nog alles zelf, ondanks onze leeftijd. We hebben wel een hulp.”
Hij praat langzaam om zich verstaanbaar te maken. Bij een hartoperatie zijn veertien jaar geleden zijn stembanden beschadigd. Rook was toen nog leider van de zondagsschool. „Een jochie vroeg eens of het praten me geen pijn deed. Ik heb hem toen duidelijk gemaakt dat dat niet het geval was. Alleen ben ik ’s ochtends vroeg slecht te verstaan. Naarmate ik meer spreek, gaat het beter.”
Spreken kan hij. Gedetailleerd verhaalt hij over zijn carrière en het kerkelijke leven, hij wijdt uit over de vele mensen die hij sprak, over zijn vele bijbanen en de wijze waarop zijn vrouw daarmee omging. „Zij was en is voor mij een vrouw uit duizend.” Vrolijk: „Dat behoort in ieder huwelijk zo te zijn.” Dan, ernstiger: „Helaas zie je steeds meer dat daarvan geen sprake is. Wat dat betreft is het alsof we in de eindtijd leven. De liefde verkilt.”
Bulderstem
Arend Rook stamt uit een geslacht van bouwkundige vakmensen. Zijn grootvader was al in de bouw actief.
Vader was aannemer. Het gezin behoorde tot de Gereformeerde Gemeente van Kampen. „Vader kwam tot verandering onder een preek van ds. Zandt, mijn moeder werd in haar meisjestijd gevormd door dominee Holland. Toen ik een jochie was, stond ds. Vreugdenhil in Kampen.
Mijn vader was goed met hem bevriend. Hij ging regelmatig naar de pastorie om te spreken over zaken in Gods Koninkrijk. Zelf weet ik van ds. Vreugdenhil niet zoveel meer. Ik herinner me een grote man op de kansel, met een beetje een bulderstem.”
Als oudste in het gezin leek Arend voorbestemd om zijn vader op te volgen. Hij behaalde verschillende bouwkundige diploma’s en liep een aantal jaren mee in het bedrijf. Het was voor aannemers een niet onbelangrijke periode. Na de Tweede Wereldoorlog begon de wederopbouw.
Arend tekende het groeiende aantal opdrachten voor het bedrijf van zijn vader. Tot een architectenbureau een oog op hem liet vallen. „Dat was van een gereformeerde ouderling, Taco Sikma, afkomstig uit Friesland. Mijn ouders stemden ermee in. Ik begon er op een voormalige slaapkamer.”
Bromfiets
In 1951 ging Rook in militaire dienst.
Aan zijn onderofficierschap kwam een voortijdig einde door oogproblemen. „Het was een aandoening die vaak voorkwam bij voormalige Knilmilitairen. Het was een wonder dat ik er geheel van genas. Het had tot blindheid kunnen lijden.”
Eenmaal terug in Kampen bleek het architectenbureau te zijn uitgebreid en voorzien van nieuw personeel. „Ik was een beetje boventallig en moest naar ander werk omzien.” Zo kwam hij in Zwolle, waar de vrijgemaakt gereformeerde gebroeders Boxman hun architectenbureau hadden. „Een van hen werkte vanuit Nijverdal, de andere twee in Zwolle. Ik begon er weer op een voormalige slaapkamer.”
Hij belandde bij de Boxmannen op de tekenkamer. Er was net een opdracht voor een nieuw veilingcomplex binnengehaald. Rook deed er volop aan mee. De opdrachten stroomden binnen, volgens hem mede dankzij de contacten die ze hadden in de grote vrijgemaakt gereformeerde populatie in Zwolle.
„Jan, de jongste van de broers, reed regelmatig op de bromfiets langs de werken waarbij we betrokken waren. Hij passeerde eens een bouwproject dat hem niet bekend voorkwam en informeerde op kantoor wie dat dan wel had getekend. Het bleek van ons te zijn. Het ging allemaal zo snel, dat hij het over het hoofd had gezien.”
Rook nam al snel een belangrijke positie in. „In die periode wisselde de stijl van de zogenaamde Delftse school naar het Nieuwe Bouwen. Ik had me daar al eerder in verdiept en deed graag mee aan prijsvragen. Dat kwam goed van pas. Mijn ideeën werden vaak gehonoreerd.”
Woningnood
In die tijd volgde hij ook de Academie voor de Bouwkunst in Almelo, ’s avonds en op zaterdagen. Daarmee werd hij officieel architect. „Ik ben toen compagnon geworden.” De naam veranderde in architectenbureau Boxman en Rook. Toen de laatste van de broers in verband met zijn leeftijd stopte, ging Rook achter zijn huis verder. „Ik moest tot mijn ergernis, in de stad, altijd zoeken naar een parkeerplek.”
Nog weer later betrok hij een kantoorpand in Zwolle-Zuid. „Ik woonde daar al sinds ons huwelijk, in het oude deel. Een voormalig dorpje dat werd opgeslokt door Zwolle. We kregen het aangeboden via een van de broers Boxman, vanuit een project waar ze bij betrokken waren. Ik had een woning in Kampen op het oog, maar zij hielden me liever in Zwolle. Er was in die tijd grote woningnood. Het was voor stellen die gingen trouwen nauwelijks mogelijk om een huis te bemachtigen.”
Luchtigheid
Zijn huwelijk had nog wel wat voeten in de aarde. Het stel kende elkaar uit Kampen, waar haar ouders in 1950 via Vollenhove vanuit Den Helder kwamen woonden. „Zij ging naar de Gereformeerde Kerk, ik naar de Gereformeerde Gemeente. Die gebouwen stonden hemelsbreed nauwelijks 150 meter van elkaar.”
De verschillen tussen beide kerkgenootschappen waren toen heel wat kleiner dan nu. Binnen de Gereformeerde Kerk waren er nog kleinere bevindelijke stromingen, waarvan in sommige plaatsen in het oosten en noorden van het land tot op vandaag de sporen zichtbaar zijn. Toch waren Arends ouders niet blij, zeker niet toen bleek dat Koopjen, die op een serieuze wijze was geworteld in het kerkelijke leven van gereformeerd Kampen, een overstap naar de Gereformeerde Gemeente niet zag zitten.
„We hebben de keus lang uitgesteld. Uiteindelijk koos zij beslist voor haar kerk en ik daarna voor haar. Ik weet nog goed dat ouderling Ten Brinke na een laatste gesprek mijn ouders het advies gaf ‘hun zorgen op een ander Adres te brengen’.”
Het kerkelijk leven in Zwolle was anders dan het pasgehuwde stel had verwacht. De Gereformeerde Kerk viel beiden tegen. „In Zwolle stond ds. Luchtigheid. Die deed zijn naam eer aan.” Ze kerkten nu weer hier en dan weer daar en dubden over aansluiting bij de Christelijke Gereformeerde Kerk. Totdat Arends vrouw de knoop doorhakte en zei dat ze beter naar de Gereformeerde Gemeente konden gaan. „Dan is tenminste één van ons in een vertrouwde omgeving, vond ze.” Anno 2012 is het echtpaar Rook het gezin dat het langst bij de Gereformeerde Gemeente van Zwolle betrokken is.
Lelijke Eend
Voor buitenstaanders die grotere gemeenten gewend waren, was het wel even slikken. Rook omschrijft het kerkje in die dagen „als een groepje amechtige Joden. We kerkten in het gebouw van Christelijke Belangen, op de eerste verdieping. Soms maar dertien mensen. De dienst begon om half tien, maar beneden kwam om tien uur de Vrije Evangelische Gemeente bijeen. Als hun halleluja weerklonk, moest ouderling Vreugdenhil, een zoon van onze vroegere dominee, twee octaven hoger gaan lezen om zich verstaanbaar te maken.”
De kerkleden, die jarenlang van zaaltje naar zaaltje trokken, vormden toen nog een afdeling van Kampen.
„In 1961 is de gemeente geïnstitueerd”, weet Rook, die zelf in 1965 tot ouderling werd gekozen. „Ik had geen vrijmoedigheid om te bedanken.”
Hij werkte in die tijd nauw samen met ouderling J. Vreugdenhil. In het boek dat verscheen ter gelegenheid van 50 jaar Gereformeerde Gemeente Zwolle blikt hij op die tijd terug. „Ik had een Lelijke Eend; daarin gingen we op huisbezoek. Dat heeft een keer tot ’s nachts twee uur geduurd. Vreugdenhil kon moeilijk een gesprek afronden. Mijn vrouw heeft zelfs eens overwogen de politie te bellen, omdat ze niet wist waar ik bleef.”
Oppositie
Arend Rook was kerkenraadslid tot 1970. „We hadden toen met een moeilijke kwestie te maken. Er was wat oppositie en die richtte zich op de ouderling die aftredend was. Dat was ik. Omdat ik mijn tegenkandidaat koos, stemde ik mezelf eruit. Er werd me gezegd dat dat niet de bedoeling was geweest. Ik heb het voor de Heere neergelegd en het gelukkig kunnen accepteren. Later had ik het wel eens zo druk dat ik me afvroeg hoe ik het ambtelijk werk op dat moment had moeten doen. Ik weet nog dat mijn vader zuchtte van opluchting als hij kandidaat stond voor ouderling en niet werd gekozen.”
Hij was al betrokken bij het werk van de zondagsschool en kreeg in latere jaren daar ook de leiding over.
„Ik heb dat veertig jaar mogen doen”, aldus Rook, die daarnaast voor vele functies en commissies werd gevraagd. Een greep: bestuurslid van Pro Rege (de protestants-christelijke instelling die zich richtte op de zorg voor militairen), bestuurslid van de Stichting Kerk en School (godsdienstonderwijs op openbare scholen), lid van de zendingscommissie, kiesvereniging, orgelcommissie, later ook scholengemeenschap Pieter Zandt en niet te vergeten de bouwen onderhoudscommissie. Van die laatste commissie is hij nog steeds lid. Als architect tekende hij niet alleen de eigen Boazkerk, maar verzorgde hij twee jaar geleden ook de uitbreiding van de kerk, die nu ongeveer 200 leden en doopleden telt.
Restauraties
Bij Boxman en later onder eigen naam was Rook verantwoordelijk voor talloze bouwprojecten, zowel in de publieke als in de particuliere sfeer. Hij toont een dik plakboek. Het staat vol foto’s van oude panden in Zwolle en omliggende stadjes. „Ik heb veel restauraties begeleid en vaak samengewerkt met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.”
Sinds 1998 doet hij het rustiger aan, mede als gevolg van een hartinfarct en een operatie. Maar het schetsen van woningen en gebouwen heeft hij tot op de dag van vandaag niet kunnen laten.
Als hij terugblikt, constateert Arend Rook dat door zijn drukke werkzaamheden „zijn vrouw veel heeft moeten slikken. Ze was daarnaast mijn grootste raadgever.” Het echtpaar kreeg vijf kinderen.
Nog steeds ziet hij de stap van de Gereformeerde Kerk naar de Gereformeerde Gemeenten in het begin van zijn huwelijk als een van de belangrijkste momenten in zijn leven.
„Persoonlijk en zakelijk. Ook voor mijn werk was het belangrijk. Want zeker in die tijd had mijn bedrijf, als dat was geleid door een gereformeerde architect, in deze omgeving veel sterker kunnen groeien. Het is heel anders gelopen en het was goed zo. Ik heb daar zeker de leiding van de Heere in gezien.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 28 maart 2012
Terdege | 108 Pagina's