Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kist in de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kist in de kerk

4 minuten leestijd

Het is binnen onze gezindte een discussiepunt of een gestorvene wel of niet bij de rouwdienst de (kerk)zaal wordt ingedragen. Een van de argumenten ertegen is dat het woord dat gesproken wordt, bestemd is voor de levenden en niet voor de doden.
Wie zal dat ontkennen? Het gebeurt steeds vaker dat, vooral door familieleden, de doden worden aangesproken bij een toespraak voor of na de rouwdienst. Trouwens, ook als men vergaderd staat rondom het geopende graf, is dat het geval.
De vraag blijft staan of het oorbaar is dat de overledene tijdens de rouwdienst opgebaard staat aan de voet van de kansel of de lessenaar.

Hoe zijn onze vaderen daarmee omgegaan? De Dordtse kerkorde had al moeite met een rouwdienst op zich, laat staan dat de overledene daarbij aanwezig was. Volgens artikel 65 van de Dordtse kerkorde die op de synode van 1618-1619 tot stand kwam, wilde men niet van „lijkpredikatiën” weten. En als ze ergens functioneerden, wilde men die „met de gevoeglijkste middelen afdoen”. Men was erg bang voor het roomse zuurdesem dat er gebeden werd voor de dode en de dode in de preek werd verheerlijkt.
In de Dordtse kerkorde van 1574 wordt ook nog gesteld dat het „luijen der clocken omtrent de begraeff enisse der dooden” afgeschaft moet worden. Vier jaar later werd dit in Dordrecht opnieuw benadrukt: De predikanten werden geacht er zorg voor te dragen dat het gebruik van de klokken „de welcke in het Pausdom soo int verscheyden als int begrauen der mensschen gheluyt worden, wegh ghenomen werde”.
Dit had vooral te maken met het bijgeloof dat men de duivel met klokgelui weg zou kunnen jagen.

Wie kijkt naar de allereerste gereformeerde kerkorde, die onder leiding van Marten Micron in 1554 tot stand kwam en gebruikt werd bij de vluchtelingengemeente in Londen (Guido de Brès hoorde daar ook bij), leest iets heel anders.
Over klokken wordt niet gesproken maar wel over het binnendragen van de kist in de kerk.
In artikel 32 van die kerkorde lezen we dat, als „het lycke in de kercke, int midden der broederen die t’samen vergadert sijn” binnengedragen is, dat de dienaar dan een korte preek zal houden waarin ter sprake dient te komen hoe de dood in de wereld is gekomen maar ook hoe deze door Christus is overwonnen. Tevens dient de dienaar te waarschuwen voor de onzekerheid van het leven en dat de dood als een dief in de nacht kan komen. Als er bij de doden eventuele deugden waren, dan worden die „tot de glorie Gods verhaelt” en de gemeente wordt vermaand om die na te volgen.
Het zou best kunnen dat de kist in de kerk af zou kunnen leiden van het Woord Gods, dat tijdens de rouwplechtigheid centraal dient te staan. Toch kan juist de kist een ondersteuning zijn bij de prediking.
Ik denk daarbij aan een voorval uit het leven van de legendarische ds. J.H. Koster, die twintig jaar de hervormde gemeente Montfoort diende. Hij werd als consulent van de hervormde gemeente Linschoten gevraagd de rouwdienst te leiden voorafgaande aan de begrafenis van de Linschotense predikant J.J. van den Berg, die op 11 augustus 1938 plotseling overleed. In het ‘Kerkelijk Handboek’ van 1939 werd dat als volgt verwoord: „Het stoff elijk overschot werd door den Kerkenraad en Notabelen onder den kansel geplaatst. De Consulent der gemeente, ds. J.H. Koster te Montfoort, leidde deze rouwdienst. De Voorganger getuigde wat een lage preekstoel de overledene thans had en dat hij, zwijgende, nog nooit zo ernstig gesproken had als nu.”
Me dunkt, op die wijze is het binnendragen van de gestorvene een extra ondersteuning van de prediking dat het de mens gezet is eenmaal te sterven en daarna het oordeel.
Als die andere kist van acaciahout, bedekt met goud, maar niet vergeten wordt in de prediking. Te weten de ark van het verbond met het verzoendeksel, die een verbeelding was van Christus. Zonder die ‘Kist’ kan geen rouwdienst worden gehouden. Dan is het maar een troosteloze vertoning...

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 juli 2012

Terdege | 100 Pagina's

Kist in de kerk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 juli 2012

Terdege | 100 Pagina's