Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ik weet het net zo goed als jij!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik weet het net zo goed als jij!”

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1867 werd er een leerling van de Goese HBS gestuurd. In de ogen van de rector had hij het te bont gemaakt. Hij verbeterde zijn leraar tijdens de wiskundeles. De leraar ontstak in woede en schreeuwde: „Hou je mond! De leerling, overtuigd van zijn gelijk, zei: „Ik weet het net zoo goed als jij! Het resultaat was te voorspellen: hij werd de klas uit gestuurd, maar niet zonder dat hij had geroepen: „We zullen eens zien wie het langer volhoudt, jij of ik!

We kennen dit verhaal uit de annalen van wat we nu de inspectie van het onderwijs noemen. Het beeld dat daaruit ontstaat over het gezag op de scholen is niet zo rooskleuring.
De afgelopen tijd is er veel geschreven over gezag. Er wordt gesproken over de verweesde generatie, over een gezagscrisis en over het onvermogen om op te voeden.
De rector van het Christelijk Lyceum te Zeist luidde onlangs de alarmklok vanwege de brutaliteit van leerlingen. Ze zegt „De mondigheid is doorgeschoten. Leerlingen hebben het laatste woord als ze op hun gedrag worden aangesproken, in plaats van dat ze schuldbewust ‘sorry’ zeggen. Ze gaan overal over in discussie of geven zelfs een grote bek, want ze zijn niet gewend om tegengesproken te worden. Ze krijgen van hun ouders vaak hun zin.”
Veel opvoeders herkennen dat.
Kinderen zijn vrijpostig. Hoe moet je reageren? Ouders kunnen hun verantwoordelijkheid niet ontlopen. Veel jonge leraren doen dat op dit moment wel. Zo’n 40 procent van de academisch opgeleide leraren verlaat binnen drie jaar het onderwijs. Ze zijn er met goede moed aan begonnen, maar zijn hevig teleurgesteld omdat het zo moeilijk is om met jongeren om te gaan.

Er is dus iets aan de hand met het gezag in de opvoeding. Tegelijk roept het verhaal van de Goese HBS de vraag op in hoeverre het probleem nieuw is. Het gezagsvraagstuk is kennelijk van alle tijden. En eigenlijk weet iedereen dat. Denk maar aan de verhalen die op verjaardagen verteld worden over leraren van vroeger. Daar zitten soms mooie verhalen bij, over leraren waarvoor men dankbaar is om wat ze meegaven. Maar veel andere verhalen gaan niet over de inhoud maar over de vraag of er gezag was.
In die verhalen is een opmerkelijk patroon te ontwaren. Aan de ene kant horen we het verhaal over de leraar die geen orde kon houden.
Dan overheerst vaak niet het medelijden maar het onderhuidse plezier.
‘Hoor eens hoe we hem ertussen hebben genomen, hij had het niet eens door. En na verloop van tijd moest hij de benen nemen.’ Aan de andere kant het verhaal over de leraar die wel orde kon houden. ‘Die had er flink de knoet onder. Streng en rechtvaardig. Maar ja, veel oog voor de persoon had hij niet.’ Het eerste type leraar vindt men een doetje, het tweede type te autoritair.

Het patroon in deze verhalen zegt iets over hoe wij Nederlanders met gezag omgaan. Gezag en orde zijn goed, maar het ligt wel aan de gezagsdrager zelf of hij het kan waarmaken. Iemand verdient pas respect als hij op een natuurlijke manier gezag heeft. In behoudende kringen zeggen we vaak dat gezag een waarde op zichzelf is, die samenhangt met ambt of positie. Maar de praktijk is hardnekkig. Als het erop aan komt, hebben we niet veel ontzag voor ambtsdragers, politiemensen of leraren, wanneer zij geen gezag uitstralen. In de Bible Belt is dat niet anders dan elders, hooguit wat meer gematigd.
Er wordt nogal eens vergeten dat het gezagsprobleem een nogal typisch Nederlandse kwestie is. In ons land is men kritisch, niet alleen op de ‘gewone’ buurman of buurvrouw, maar ook op gezagsdragers. Gebrek aan ontzag is iets van onze cultuur.
Dat dit zo is, merk je vooral als je lesgeeft in het buitenland. Studenten zijn doorgaans beleefd, gedragen zich rustig en benaderen je met een gepaste distantie. Dat geldt niet alleen voor Afrikanen en Aziaten, maar ook voor Vlamingen en Duitsers. In Nederland is het precies omgekeerd. Je wordt met één woord in plaats van twee woorden aangesproken, de rust wordt gemakkelijk verstoord en een vraag wordt zonder gêne in de groep gegooid.
Dit verschil zie je niet alleen bij jongeren maar ook bij volwassenen.

Antropologen hebben met behulp van onderzoek al vaak laten zien dat de Nederlandse cultuur gekenmerkt wordt door geringe hiërarchie. We accepteren niet zo maar dat iemand boven ons staat. En als dat zo is, heb je wel het recht om kritisch te zijn: ‘Ik weet het net zo goed als jij, of misschien wel beter.’
Deze houding is niet veroorzaakt door de Franse revolutie of door de studentenrevoltes van de zestiger jaren. Het zit in onze genen. Een waardenpatroon van kritisch zijn, een eigen mening hebben en voor je zaak opkomen, dragen Nederlandse opvoeders aan hun kinderen over, ook in christelijke gezinnen.
Waarden geef je door zonder dat je er erg in hebt. Het blijkt uit wat je ‘waardeert’. Nederlanders houden van mondige kinderen, niet van passieve kinderen.

Is er dan helemaal geen probleem met gezag? Ja wel! Onze Nederlandse allergie voor gezag krijgt nieuwe trekken die het eerst niet had, en dat is verontrustend. Het recente onderzoek van het dagblad Trouw maakte duidelijk dat ouders vinden dat kinderen in zijn algemeenheid gehoorzamer en fatsoenlijker zouden moeten zijn. Tegelijk zijn ze niet ontevreden over hun eigen opvoeding. Eigen kinderen zijn gewillig en gehoorzaam. Maar pas op voor de kinderen van anderen!
Dit weerspiegelt wat we verder in de samenleving zien. Sommige politici klagen over weinig fatsoen en pleiten voor een hardere aanpak, terwijl ze zelf ongegeneerd hun collega’s van katoen geven.
De vrijheid is voor jezelf, de regels voor een ander.
Misschien is dat het meest prangende probleem.
Daarom heeft de rector van de school in Zeist nu andere moeilijkheden dan haar toenmalige Goese collega.
Het verschil maken tussen jezelf en de ander strijdt met het Bijbelse inzicht dat we allemaal van één lap gescheurd zijn. De neiging tot bandeloosheid geldt niet alleen mijn buurman maar ook – en zelfs in de eerste plaats - mijzelf. Wij mensen, in het bijzonder de Nederlanders, lijden onder een permanente gezagscrisis.
Ze lijkt een nieuw gezicht te hebben gekregen.

Dr. A. de Muynck
Lector Christelijk Leraarschap Driestar Educatief

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 maart 2013

Terdege | 100 Pagina's

„Ik weet het net zo goed als jij!”

Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 maart 2013

Terdege | 100 Pagina's