Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„We zijn uit elkaar aan het vallen”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„We zijn uit elkaar aan het vallen”

7 minuten leestijd

In een gesprek met prof. dr. A. Baars komen vele diepe zinnen langs. Zoals: „De gereformeerde gezindte is uit elkaar aan het vallen. En deze: „Als mensen gaan klagen over de kerk, klagen ze vaak over de prediking. De christelijke gereformeerde hoogleraar ambtelijke vakken aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn bereidt zich voor op zijn emeritaat.

Naar twee dingen ziet prof. Baars uit: „Ik wil graag uitrusten, want ik heb tropenjaren achter de rug. Er waren te veel dingen die tegelijk gedaan moesten worden, mijn promotie op Calvijn, mijn hoogleraarschap aan de TUA, mijn predikantschap. Soms voelde ik mij als een vogeltje dat voortdurend overwipte van de ene rails op de andere.”
Ook wil hij graag meer gaan schrijven. „Bij voorbeeld een handboek over de prediking. In het Nederlandse taalgebied hebben we op dit terrein alleen de gereformeerde homiletiek van dr. Tjeerd Hoekstra, gereformeerd hoogleraar te Kampen, uit 1926. Sindsdien valt er over predikkunde nog wel wat meer te zeggen.”

De prediking is de hartslag van de kerk, van het geestelijke leven, zegt prof. Baars. „De zuivere bediening van het Woord is mij lief. Kun je preken dan leren? De predikant moet door God geroepen zijn en door God geleerd zijn. Dat is één. Er is nog iets anders. Aan het maken van een preek zitten gewoon heel ambachtelijke kanten. Die moet de predikant beheersen. Wie dat niet doet, verzuimt de gave die in hem is, zou Paulus zeggen. Het Woord verkondigen, heeft een grote geestelijke dimensie, maar je preekstructuur moet gewoon kloppen.”
Er zijn te veel preken die niet boeiend zijn. „En daar ís wat aan te doen. Dat betekent ook dat de predikant daar wat aan moet dóen. Je moet er gewoon heel nuchter je best voor doen, en er alles aan doen om de Bijbeltekst bij de hoorder te krijgen. Te veel preken kabbelen maar wat voort. Terwijl het Woord mensen bij de haren moet pakken, in het hart moet grijpen. Dat moet, want het bevel van bekering en geloof kan geen uitstel lijden. Als de Schrift zegt: ‘Heden, zo gij Mijn stem hoort, verhardt u niet’, dan verdraagt dat op de kansel geen houding van vrijblijvendheid.”

Kunt u het zelf goed, preken?
„Ik ben het aan het leren, leer nog steeds bij, en leer ook nog steeds af. Maar het heeft mijn hart, helemaal.”
Mensen in zijn directe omgeving noemen prof. Baars integer, betrouwbaar, vaderlijk. Opeens worden de zinnen kort, afgemeten, brokkelig. „Gaat dit over mij? Hier word ik verlegen van. Ik heb zoveel schaduwzijden. Zoveel zonden en gebreken.”
Dan schept hij moed. „Wat wel waar is - dat mag ik eerlijk zeggen - is dat ik probeer te leven zoals de Heere dat van mij vraagt, in het particuliere leven en in het ambtelijk bezig zijn. Ik heb van prof. dr. W.H. Velema geleerd: ‘Als je het vertrouwen van de mensen wilt winnen, moet je betrouwbaar zijn.’ Dat probeer ik te zijn, betrouwbaar.”

U lijdt al langer aan burn-out-verschijnselen. Hoe gaat het nu?
„Vandaag gaat het wel. Gisteren was het niks. Het gaat de laatste jaren erg op en neer. Er heeft te lang te veel druk op de ketel gestaan. Van 2006 tot en met 2008 hebben we aan de Theologische Universiteit een herstructurering doorgemaakt, in een periode waarin ik rector was. Dat heeft me de das omgedaan. Toen het karwei klaar was, ben ik ingestort. Ik kreeg studieverlof, maar het werd ziekteverlof.
Sindsdien is mijn gezondheid broos en breekbaar gebleven. Ik heb veel moeten afzeggen, ook preekbeurten. Dat laatste vond ik nog het ergste. Ik wilde zo graag, maar kon niet meer. De rek was eruit. Het lichaam zei: Dit wil ik allemaal niet langer. Of er nog vooruitgang te verwachten is? Ik hoop erop, en ik bid erom.”
Prof. Baars is, zegt hijzelf, vergroeid met het werk aan de Theologische Universiteit. „Het is een stuk van mijn leven geworden. Maar mag het? Natuurlijk weet ik wel dat het leven meer is dan theologie, meer dan alleen predikkunde of alleen Calvijn.”
Er zijn andere terreinen in het leven die hem boeien. „Waarbij ik wel eerlijk moet zeggen dat het allemaal wel een beetje in de buurt blijft van kerk, theologie, geestelijk leven. Wat mij ook boeit, is het vreemdelingschap in de oude kerk. Hoe deden die mensen dat, dat pelgrim zijn? En wat kunnen wij daar in onze tijd van leren?”
Lezen heeft hij „ontzaglijk veel” gedaan. „Vooral klassieken, kerkvaders, en puriteinen zoals John Owen, John Flavel, Thomas Brooks en Thomas Watson. Bij Watson ontdekte ik opeens dat hij veel meer invloed heeft gehad op professor G. Wisse dan velen weten.
Ook moderne literatuur kan mij boeien. Als predikant moet je weten hoe de postmoderne mens denkt, wat hem beweegt. Ook in de kerk komen het moderne denken en de fragmentarisering van het leven van alle kanten naar je toe. Mensen zijn steeds minder trouw aan hun afkomst, shoppen heel gemakkelijk van de ene kerk naar de andere. De samenhang verbrokkelt en daardoor raken het reformatorisch onderwijs en de reformatorische politiek in de problemen. We zijn uit elkaar aan het vallen.”
Van 1981 tot 1988 diende prof. Baars de Free Reformed Church in het Canadese Dundas. „Het heeft onze horizon wel verruimd. Als je langdurig in het buitenland verblijft, leer je het typisch Nederlandse in ons kerkelijk leven te relativeren. Je krijgt daar iets gemakkelijker contacten met andere kerken dan hier, met Schotse presbyterianen, met reformatorische baptisten, en zo. In die tijd ben ik Spurgeon gaan lezen, en de puriteinen. Tijdens de predikantenopleiding in Apeldoorn was er vooral kritische belangstelling voor Duitse theologie, terwijl ik in Canada ontdekte dat er ook veel Engelstalige theologie bestaat die verrijkend is.”
Dundas was wel een emigrantengemeente. „Je kwam er dus ook dezelfde dingen als in Nederland tegen. De eerste generatie kerkgangers waren de ouderen, de mensen die uit Nederland waren weggetrokken. Zij wilden alles bij het oude laten, alles moest net zo gaan als in de ‘old country’. De tweede generatie wilde dat per se niet. En de derde generatie, de jongeren, wil graag weer eens naar Nederland om te zien hoe hun voorvaderen leefden. Dat is een patroon van alle tijden.”

Hoe ziet u uw eigen plaats in de breedte van reformatorisch Nederland?
„Van harte voel ik mij verwant met de Reformatie en met de Nadere Reformatie en met het kerkelijk erfgoed dat daardoor in Nederland is ontstaan. Ik zou graag, als God het geeft, nog een poosje willen studeren en publiceren over dingen die voor deze groep christenen van belang zijn.”
Prof. Baars is begonnen aan een boek over de tweede kerkdienst en over het belang van de catechismusprediking. „Zo’n boek is hard nodig, want de aandacht voor de catechismuspreek is aan het vervloeien.”

Wat is uw definitie van geluk?

In de eerste plaats is geluk dat je de zegeningen van God leert zien en leert waarderen, waarbij het de grootste zegen is als je de Heere mag leren kennen en vrezen. In de tweede plaats is geluk voor mij dat mijn vrouw en ik in ons gezin samen veel goeds hebben mogen ontvangen. Dat betekent nog niet dat alles even simpel verloopt, want met een opgroeiend gezin emigreren en remigreren is best lastig. Het is een gracht geweest waar we samen doorheen hebben mogen komen.”

Wat kan u ontroeren?
„De geboorte van een kind. De doop van een kind. Het feit dat ik al mijn kleinkinderen heb mogen dopen. Het moment waarop onze eigen kinderen op hun huwelijksdag het Ja-woord uitspraken voor het aangezicht van de Heere. Het kan me evengoed erg ontroeren als ik mensen, dwars door alle lijden en strijden heen, iets hoor zeggen van hun vrezen van de Heere.”

Was u meer wetenschapper of meer predikant?
„Voor wetenschappelijk gedoe op zichzelf ben ik vuurbang. Ik heb altijd graag gestudeerd, maar wilde geen studeerkamergeleerde zijn. Wetenschap moet dienstbaar zijn aan het mens zijn en theologie moet ten dienste zijn van ambt en prediking. Ik noem mijzelf graag ‘een mensenmens’ en heb me altijd gewoon dominee gevoeld. Ik houd van goede wetenschap, maar die moet dienstbaar zijn aan de komst van Gods Koninkrijk. Dát.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 28 augustus 2013

Terdege | 92 Pagina's

„We zijn uit elkaar aan het vallen”

Bekijk de hele uitgave van woensdag 28 augustus 2013

Terdege | 92 Pagina's