Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De blik naar buiten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De blik naar buiten

7 minuten leestijd

Van schoolmeester klom Pieter Moens op tot voorman van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs. Daar werkt hij aan verdieping, verbinding en verbreding, een houding die hij erfde van zijn vader. „Bij ons kwamen mensen van alle continenten en kerkelijke denominaties over de vloer. Dat heeft me gestempeld.

Hij heeft net een gezelschap van nieuwe schooldirecteuren op bezoek gehad, om hen te vertellen en te tonen wat de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs allemaal doet. Pieter Moens (49) weet uit eigen ervaring dat dit geen overbodige luxe is. In de jaren waarin hij bij drie verschillende scholen het directeurschap beoefende, was de VGS ook voor hem vooral een naam. Dat veranderde pas toen hij in 2007 werd aangetrokken als beleidsmedewerker identiteit. Zes jaar later promoveerde hij tot bestuurder. Onlangs werd hij benoemd tot voorzitter van het college van bestuur.

Wat betekent die benoeming voor u?
„Van origine ben ik gewoon schoolmeester. Dat vind ik nog steeds een prachtig vak, maar mijn levensweg is zo geleid dat ik nu hier als eindverantwoordelijke zit. Dat maakt me een beetje stil en klein. Ik vind het geweldig mooi om te mogen werken voor een organisatie die als spin in het web van het reformatorisch onderwijs functioneert. Er liggen nog tal van mogelijkheden, kansen en uitdagingen.”

Hebt u gestaag toegewerkt naar deze post
„Absoluut niet. Ik heb regelmatig behoefte aan een nieuwe uitdaging, maar carrière maken is nooit mijn doel geweest. Er zijn belangrijker dingen in het leven. Van Nieuwe-Tonge zijn we naar Rhenen verhuisd omdat we de zorg voor mijn ouders op ons wilden nemen, iets wat voornamelijk mijn vrouw geweldig heeft gedaan.”

Uw vader behoorde tot de eerste hoogleraren binnen de gereformeerde gezindte. Voelde u zich in zijn schaduw staan?
„Dat heb ik nooit zo ervaren. Mijn vader had een groot verstand, maar ijdelheid was hem vreemd. Hij was bovendien een zeer sociaal bewogen mens. Met iedereen ging hij op gelijke wijze om, ook binnen het gezin. Een broer van me werd kinderarts, een andere broer hoogleraar in Vancouver, maar pa heeft me nooit het gevoel gegeven dat hij schoolmeester minder vond. Ik begon als leerkracht van groep zeven en acht van de Johannes Calvijnschool in Amersfoort. Bij de afscheidsavond was ook mijn vader aanwezig. Daar genoot hij intens van, zoals hij ook genoot van het lezen van de universitaire afstudeerscripties van mijn broers.”

Heeft hij u gevormd?
„Ik denk als geen ander. De liefde voor pionieren heb ik van hem geërfd, net als de gerichtheid naar buiten. Hij stond voor het gezag van Gods Woord en de inhoud van de gereformeerde belijdenis, maar altijd met de houding dat we kunnen leren van andere culturen en tradities. Bij ons kwamen mensen van alle continenten en kerkelijke denominaties over de vloer, die altijd gastvrij door moeder werden onthaald. Dat heeft me gestempeld.
Kernthema’s zijn voor mij verdieping, verbinding en verbreding. Onder verdiepen versta ik het kwalitatief verbeteren van de dingen die we doen. Onder verbinden dat we de dingen veel meer samen moeten doen. Onder verbreden dat we de dingen internationaal gaan doen.”

Hoe verklaart u dat binnen het reformatorisch onderwijs zo veel onderling wantrouwen en afkeer van samenwerking heerste?
„Bij de oprichting van de VGS had ds. Kersten een brede scholenbond voor ogen. Toen er in de jaren ’70 alle ruimte kwam om een eigen school te beginnen, nam de behoefte aan samenwerking af. Door de secularisatie zie je het besef van de betekenis ervan weer toenemen. Het is triest dat die externe druk blijkbaar nodig is om elkaar weer te zoeken, terwijl er eigenlijk een intrinsieke motivatie zou moeten zijn.”

Hoe belangrijk is voor u interkerkelijke samenwerking?
„Ik hecht aan trouw aan de kerk waarin je door Gods leiding bent geplaatst, zo zijn wij ook opgevoed, maar zonder zelfgenoegzaamheid of kerkisme. Zoeken naar wat bindt, is vruchtbaarder dan zoeken naar wat scheidt.
Bij nagenoeg alles wat ik doe, speelt op de achtergrond de vraag: hoe kunnen wij het christelijk en reformatorisch onderwijs in de toekomst vormgeven? In het verleden is op reformatorische scholen veel aandacht gegeven aan allerlei regels. Ik zeg niet dat die zonder betekenis zijn, maar te gemakkelijk wordt de indruk gewekt dat ze de kern van onze scholen bepalen, terwijl niemand er de brandstapel voor zal beklimmen. Voor mij ligt de kern in het gezag van de Bijbel en het centrale dogma dat de zaligheid door Christus Jezus is verworven en uit genade wordt verkregen. Met allen die op dit fundament staan, moeten we waar mogelijk samenwerken.”

Vanwege de nood van de tijd of omdat deze houding een christen in elke tijd past?
„Beide, met de nadruk op het laatste. De verdeeldheid is over het algemeen mensenwerk. Ik waardeer het zeer positief dat scholen elkaar meer opzoeken en dat vanuit de school ook wordt gewerkt aan een goede relatie met de kerken en de ouders. De bewustwording van het feit dat we elkaar echt nodig hebben, is volop in gang.”

Is het vijf voor twaalf voor het reformatorisch onderwijs?
„Door de secularisatie, de politieke ontwikkelingen en de globalisering worden we wat uit onze comfortzone gejaagd, maar we verkeren nog altijd in een bevoorrechte positie. Niet alleen vergeleken met christenen in Noord-Korea, maar ook in vergelijking met christenen in landen als Engeland en Frankrijk. Contacten met deze mensen hebben me geleerd dat de financiering van onze scholen door de overheid niet alleen voordelen heeft. De scholen die ik er heb gezien, zijn materieel veel armer, maar geestelijk rijker. De nadruk ligt daar op de essentie van het christelijk onderwijs: de verbinding tussen de Bijbel en alle vakken die worden gedoceerd.
We hoeven niet te verlangen naar moeite en zorg. Aan de andere kant was de Heere Jezus er glashelder over dat Zijn volgelingen in deze wereld verdrukking zullen hebben. We mogen ons wel afvragen hoe de riante situatie die wij hier hebben gehad zich verhoudt tot deze Bijbelse realiteit.”

Hoe geeft u concreet gestalte aan de door u bepleite internationalisering?
„Door studiereizen naar scholen in het buitenland, het organiseren van Europese conferenties voor het christelijk onderwijs en het lobbyen in het Europees Parlement. We doen dat via het zogenaamde Brussels Beraad, waarin ook mijn collega’s uit andere Europese landen participeren. Bijzonder belangrijk en bemoedigend!”

Wat houdt u vooral bezig?
„De benadering van onze jongeren in relatie tot de tijd waarin ze leven. Door internet staan ze in een open wereld, wat toerusting en vorming broodnodig maakt. Daarin moeten we veel meer investeren, ook in de kerkelijke gemeente. Op een ledenvergadering kunnen we het heel lang hebben over de verlichting, de airco en de organisten, maar ik denk dat er vandaag belangrijker thema’s zijn. Die verdienen het om in een open sfeer besproken te worden in kerk, school en gezin. De verbinding tussen die drie is belangrijker dan ooit.
Toen ik directeur was in Poederoijen, ben ik begonnen met moedermorgens. Omdat ik wist dat moeder A dezelfde problemen had als moeder B, maar ze praatten er niet over met elkaar. De school kan belangrijk zijn voor het organiseren en stimuleren van het gesprek tussen gezin, school en kerk. Het bezoek aan christelijke scholen in het buitenland heeft me versterkt in de overtuiging dat we het niet moeten verwachten van de structuur, maar van belééfde identiteit.”

Bent u somber over de toekomst van het christelijk onderwijs?
„Helemaal niet, al heb ik de nodige zorgen. Ik word somber wanneer ik zie dat mensen, organisaties en kerken vooral met zichzelf bezig zijn, maar hoe kun je somber zijn als God tegen ons zegt: ‘Ik ben de HEERE, uw God.’ Het loopt Hem niet uit de hand. Echt niet!”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 november 2014

Terdege | 84 Pagina's

De blik naar buiten

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 november 2014

Terdege | 84 Pagina's