Verliefd op een oude hoeve
Karakteristiek voor Nederland zijn de monumentale boerderijen, maar vooral de grote hoeven worden ernstig bedreigd. Voor bedrijfsmatig gebruik zijn ze ongeschikt, voor bewoning te groot. Toch blijven er liefhebbers. „Door de ouderdom zijn nogal wat scheuren en verzakkingen ontstaan, maar dat hoort bij zon oude boerderij.
Het akkerland rond Finsterwolde strekt zich uit tot de einder. Hier bouwden Groningse graanboeren in de 19e eeuw hun kolossale hofsteden en vorstelijke woningen, aan de boerderij verbonden of losstaand. Ze kregen bekendheid door De Graanrepubliek van Frank Westerman, waarin de agrarische geschiedenis van het Oldambt is vastgelegd.
Veel graanboeren vermeerderden hun bezit over de rug van hun arbeiders. Niet voor niets kreeg de communistische partij nergens steviger voet aan de grond dan in dit deel van het land. De CPN-afdeling van Finsterwolde werd geboren onder het dak van Onnesheerd, een in 1864 gebouwde boerderij buiten het dorp. In diep geheim verbonden de arbeiders zich aan de idealen van Karl Marx.
Vele decennia werd de hofstee bewoond door telgen van de familie Barlagen. Voor Derk, de laatste Barlagen op Onnesheerd, was de graanteelt bijzaak. Hij hield zich vooral bezig met het omfokken van het Gronings werkpaard tot sportpaard. Van de losse schuur naast de boerderij maakte hij een manege.
Vrijheid
In 2007 kwam de hoeve in handen van antiekrestaurateur en -handelaar Piet Kooiman en zijn echtgenote Willy. Omdat hun boerderij in Ottoland naar hun zin te groot werd, en de antiekmarkt taande, gingen ze op zoek naar een kleinere en goedkopere woning.
Aanvankelijk zochten ze in het Duitse Oost-Friesland, tegen Groningen aan. Daar was genoeg te koop, tegen aantrekkelijke prijzen. Het was de aan emigratie verbonden bureaucratie die hen deed besluiten aan deze kant van de grens te gaan kijken, in het Groningse Oldambt. Daardoor kwamen ze ook in Finsterwolde, waar ze op Onnesheerd stuitten: 77 meter lang, 22 meter breed en 14 meter hoog. In vergelijking daarmee was hun hoeve in Ottoland met z’n drieduizend kubieke meter inhoud een bescheiden pand. Bovendien verkeerde de graanboerderij in vervallen staat, maar bij het echtpaar uit de Alblasserwaard sloeg meteen een vonk over.
„Ja, waardoor?” vraagt Piet zich hardop af. „Het is een traditionele Oldambtster boerderij zonder opsmuk. Er zit heel veel kracht in de gevel. Door de ouderdom en het gebrek aan onderhoud zijn her en der nogal wat scheuren en verzakkingen ontstaan, maar daar vallen wij niet over. Dat hoort bij zo’n oude boerderij.”
Willy werd vooral aangetrokken door de ruimte, de vrijheid en de rust op het Groningse platteland.
Hennepkwekerij
De vorige eigenaars, ook westerlingen, gebruikten de hoeve voor de kweek van hennep. Na de ontdekking daarvan zagen ze zich gedwongen Onnesheerd te verkopen. Voor een bedrag dat in de Randstad voor een tussenwoning wordt gevraagd, wisselde de hoeve, inclusief een kleine zes hectare grond, van bezitter. De ruimte waar de wiet werd geteeld, gebruikt Kooiman als opslag voor zijn antieke kabinetten.
Het jaar na de aankoop reisde het echtpaar af en aan van Zuid-Holland naar Groningen, om de boerderij bewoonbaar te maken. Eerst herstelde Piet de woonkeuken in z’n oude glorie.
„Alles wat je ziet is vernieuwd, behalve de balken”, zegt Willy. „Toen we hier voor het eerst kwamen, zag je overal de vraatsporen van ratten. Die liepen via gaten in de vloer naar binnen.”
De economische crisis zette een streep door hun berekening dat de volledig gerestaureerde boerderij in Ottoland een paar ton meer zou opbrengen dan de hoeve in Groningen had gekost. „Hij heeft vier en een half jaar te koop gestaan.” Pas na de ombouw van de Ottolandse boerderij tot twee woonhuizen bleek hij verkoopbaar. Door de financiële strop verliep het herstel van Onnesheerd trager dan gepland.
Bedsteden
Vooral in de beginperiode was het pionieren. „De eerste nacht die we hier doorbrachten, hebben we een stuk zeil over ons bed gelegd”, lacht Willy. „Om ons te beschermen tegen de regen die via de zolder in de slaapkamer lekte. ’s Nachts werd ik wakker door een muis die over mijn rug liep.”
Inmiddels is de woning grotendeels gereed. „Wanden, waterleiding, elektra, alles is vernieuwd.” Willy nam het schilderwerk voor haar rekening. Totale renovatie van de straatlange boerderij is niet aan de orde. „Je zou kunnen zeggen dat we nu een mooi huisje in een wat verpauperde buurt bewonen”, zegt Piet. „We richten ons op het woongedeelte. De rest is een kwestie van beheersbaar houden.”
De woon- en slaapvertrekken zijn allemaal op de begane grond gesitueerd. De woonkamer weerspiegelt nog altijd de welvaart van de Groningse graanboeren, al is te zien dat het de laatste tijd voor de heren geen vetpot meer was.
De oude vensterbanken, waarin je echt kunt zitten, wil Kooiman op termijn onder handen nemen, net als de harmonicaluiken voor de ramen. De drie bedsteden in de kamer, door de vorige bewoner weggewerkt achter steenstrip, vormde de antiekrestaurateur om tot boekenkasten. De echtelijke slaapkamer verkeert weer in klassieke staat, met fraaie luiken voor de ramen. „Gordijnen hebben we niet nodig.”
De salon van de graanboerin degradeerde tot logeerkamer voor het kroost, dat achterbleef in het westen van het land.
Overstek
Boven het woonhuis liggen de zaadzolders. De rest van de hoeve bestaat uit de duizelingwekkend grote, inpandige schuur. Een omgekeerde ark van Noach, met een geraamte van gigantische balken en boomlange palen, de zogenaamde sporen. Het voorste deel van de schuur gebruikt Kooiman als werkplaats. Achterin heeft Willy haar hoek waar ze haardhout voor de kachel klieft. In het midden staat een houten jacht uit 1947 op schragen, een project van een van de zoons. De rest van de immense ruimte is leeg.
Op meerdere plekken valt het daglicht door openingen en spleten in het dak naar binnen. Het slechtste deel is vorig jaar gerestaureerd, met hulp van de zoons, schoonzoons en een lokale timmerman. Ze waren met z’n allen een week druk met het vervangen van een aantal verrotte sporen en het opnieuw aanbrengen van zeil en panlatten. Voor het verwijderen en weer plaatsen van de pannen kocht Kooiman in Brabant een derdehands pannenlift, die ongetwijfeld opnieuw van pas komt. „Als een stuk dak dreigt in te storten, gaan we er wat aan doen.”
Een deel van de daklijsten en goten is intussen ook vervangen. De meest urgente klus is nu de restauratie van het uitstekende dak aan de voorgevel. Een zware storm rukte vorig jaar een deel van het halfvergane overstek weg. „Tienduizend euro ben je er zo aan kwijt”, schat Willy, „maar we ontkomen er niet meer aan.” Moeilijk doet ze er niet over. „Dat weet je als je zo’n boerderij koopt. En er staat veel tegenover. Het is hier toch prachtig?”
Subsidie
Ook Uilke de Boer in Elspeet is nog altijd gelukkig met zijn hoeve. In 1982 trok de Fries, destijds werkzaam bij de Marechaussee, in de uit 1734 daterende hallenhuisboerderij aan de Brink van het Veluwse dorp. Enkele honderden jaren woonden er telgen van de familie Mouw. Tot de 20e eeuw waren de Mouwen de toonaangevende dynastie in Elspeet.
De Boer kocht het rijksmonument met 1100 vierkante meter grond erbij voor 100.000 gulden. De vorige bezitter, een sociaal werker, was aan het renoveren geslagen, maar had onderweg de moed opgegeven. „Toen we hier kwamen kijken, stonden er nog vier muren met een dak erop. Binnen liep je over het zand. De Elspeters die belangstelling hadden, wilden de hele boel platgooien, maar dat mocht niet. Onze familie begreep niet waar ik aan begon, maar ik zag het wel zitten. Waarschijnlijk omdat ik zelf van een boerderij kom, in Oudehorne. Zo’n huis heeft uitstraling. Ik was er meteen verliefd op.”
„Jij meer dan ik”, reageert echtgenote Herma.
De beroepsmilitair begon met het aanbrengen van riolering en het storten van een vloer. Daarna metselde hij de binnenmuren op, met een aangetrouwde neef. Eerst wilde hij dat door vaklui laten doen, met subsidie van Monumentenzorg. „Die was ons toegezegd. We hebben twee keer vier architecten over de vloer gehad: een van de gemeente, een van de provincie, een van het rijk en een van onszelf. Toen alles eindelijk was geregeld, bleek de pot leeg te zijn. Onze eigen architect hebben we zo snel mogelijk weer afgezegd. Na een maand stuurde hij al een rekening van 3000 gulden. Vanaf dat moment heb ik alles zelf uitgezocht. Uiteindelijk kregen we van Monumentenzorg toch nog een paar centen subsidie.”
Preekstoeltrapje
Een halfjaar lang bivakkeerde De Boer met vrouw en kinderen in twee oude caravans op de mestplaat naast de boerderij. „In de ene woonden we, in de andere sliepen we.” Elk vrij kwartier was hij in de boerderij bezig. Een plaatselijke timmerman vervaardigde het meterslange keukenblok voor de royale woonkeuken. Van de voormalige woonkamer maakte De Boer een hal van vorstelijke omvang. „Daar hadden we beter de keuken kunnen plaatsen”, vindt Herma, „maar dat ontdek je pas achteraf.”
De deel doet dienst als opslag voor het ongeregeld goed dat overblijft na de rommelmarkt die jaarlijks door de PKN-gemeente in Nunspeet wordt georganiseerd. Wat niet in de voormalige koeienstal past, zet De Boer buiten. Dat stimuleert bovendien de tussentijdse verkoop.
Boven bevat de zestien meter lange en twaalf meter brede hoeve vier ruime slaapkamers. En een door De Boer gerealiseerde badkamer. „De vorige bewoner had een badkuip op de hilde gemaakt. Je moest eerst de trap op, dan met gebogen hoofd via een preekstoeltrapje naar de hilde en daar op de knieën onder de sporen door het bad in. In een nis voor het preekstoeltrapje zat het toilet. Dat vonden wij niet zo praktisch.”
Ongemakken
In 2008 ging er nieuw riet op de boerderij, vanwege lekkage. De jaren ervoor had Uilke 10.000 antieke dakpannen verzameld, om daarmee een deel van het dak te bedekken. „Zo was het oorspronkelijk ook, maar de gemeenteambtenaar liet me weten dat het wel twee jaar kon duren eer ik reactie op de aanvraag kon verwachten. We hebben meteen de rietdekker besteld. De dakpannen was ik met een dag kwijt, via Marktplaats.”
De deuren in de oude boerderij schaaft hij zo nu en dan wat bij. Ze blijven werken, waarschijnlijk door het verzakken van de hoeve. En door de gestaag weerkerende wateroverlast op de Brink. „Afgelopen zomer hadden we het water tot aan de bank. Op de deel stond het twintig centimeter hoog. Alleen het bakhuis was nog droog. We willen nu de stoep gaan verhogen.”
Ondanks alle ongemakken van de woning had hij geen dag spijt van de aankoop. „Ik heb genoten van de restauratie en zou zo weer beginnen.” Zijn vrouw denkt daar anders over. „We hebben hier met plezier gewoond, maar ik wil nooit meer in een monument. Vooral vanwege de ergernis door alle lui die je over de vloer krijgt. Ze bemoeien zich met alles, maar met geld komen ze niet over de brug.”
Omdat Herma slecht ter been werd, zette het echtpaar de hoeve in 2010 te koop. Vorig jaar besloten ze er voorlopig toch maar te blijven wonen. „De vraag naar dit soort boerderijen is beperkt”, ontdekte Uilke. „Je krijgt niet alleen een karakteristiek huis, maar ook alle ongemakken die erbij horen. Daar moet je doorheen zien. Niet iedereen kan dat.”
Bedreigd agrarisch erfgoed
Nederland telt tienduizenden karakteristieke boerderijen. Ruim 6400 ervan hebben de status van rijksmonument. Een deel van de oude hoeven verkeert in deplorabele toestand. Vooral de kolossale boerderijen in Groningen, Friesland en Zuid-Limburg zijn moeilijk overeind te houden.
Veel agrarisch erfgoed is al tegen de grond geschoven. Telde Nederland in 1941 nog 200.000 boerderijen, in 2001 stonden er nog maar 91.000 van voor 1940. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en provinciale boerderijenstichtingen proberen de beeldbepalende hofsteden in stand te houden, door ondersteuning en advisering van de eigenaars. Voor sommige renovaties is subsidie beschikbaar.
Om de monumentale waarde van een hoeve eenduidig vast te kunnen stellen, ontwikkelde de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een standaard met waarderingscriteria. De vijf hoofdcriteria zijn: de cultuurhistorische waarde, de architectuur- en kunsthistorische waarde, de situationele en ensemblewaarde, gaafheid en herkenbaarheid, en de zeldzaamheid van de boerderij.
Ir. Wijbrand Havik: „De architectuurgeschiedenis wordt sterk opgehangen aan kerken, terwijl ik boerderijen vaak mooier vind”
De statige woning van ir. Wijbrand Havik werd gebouwd in opdracht van een Groningse boer op leeftijd, die ging rentenieren. De ‘bejaardenwoning’ heeft de omvang van een klein landhuis. „Voor mij is dit huis een behoorlijk blok aan het been”, bekent Havik.
Tot zijn pensionering, twee jaar geleden, was de inwoner van Noordhorn directeur van Libau, een onafhankelijke adviesorganisatie voor ruimtelijke kwaliteit. Het bureau in de stad Groningen adviseert gemeenten in Groningen en Drenthe bij zaken op het gebied van stedenbouw, landschap, welstand, cultuurhistorie en archeologie.
In 1991 was Havik een van de initiatiefnemers voor de oprichting van de Boerderijenstichting Groningen, die zich inzet voor het behoud van karakteristieke boerderijen in de provincie. „De architectuurgeschiedenis wordt sterk opgehangen aan kerken, terwijl ik boerderijen vaak mooier vind: zuiverder van architectuur. Ik ben ook lang voorzitter geweest van de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek. Wij documenteerden prototypische boerderijen door heel Nederland.”
Omvang
In Groningen staan ruim 300 boerderijen geregistreerd als rijksmonument. Het aantal karakteristieke boerderijen is vele malen groter. „Daar hebben we er een paar duizend van.” In de achterliggende decennia zag de bouwkundig ingenieur het aantal wel afnemen. En het proces van verval gaat door. „Wij pleiten niet alleen voor subsidiëring van het onderhoud aan beeldbepalende boerderijen, maar ook voor een goede sloopregeling. Het Oldambt kent nogal wat plekken waar te veel wrakken op een rij staan. Daar worden mensen niet vrolijk van.”
Een positieve ontwikkeling is dat onder de Groningse boeren het besef van het historisch belang van de oude hoeven is toegenomen. „Als dertig jaar geleden een boerderij volledig werd gerestaureerd, was hij van een vermogend iemand van elders. Nu zijn er ook heel wat Groningse akkerbouwers en veehouders die het fantastisch voor elkaar hebben. Goed voorbeeld doet goed volgen.”
Probleem van de Groningse boerderijen blijft de omvang. „Het kost tonnen tot miljoenen om ze in goede staat te brengen. Dan heb ik het niet over het woonhuis, maar alleen over de schuur, waar de meeste particulieren geen functie voor hebben. Ook bedrijfsmatig kun je er weinig mee beginnen. In de buurt van Amsterdam zou dat nog wel lukken, maar niet in deze uithoek.”
Woningen
De oud-directeur van Libau ziet nog het meest in het omvormen van beeldbepalende Groningse megaboerderijen tot meer-onder-een-kap-woningen of appartementencomplexen. Een goed voorbeeld daarvan is de Sicke Benninghestede in zijn woonplaats.
Het overheidsbeleid beoordeelt de bouwkundig ingenieur kritisch. De verantwoordelijkheid voor monumentenzorg is overgeheveld naar de gemeenten, maar de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijft zich er ook mee bemoeien. „Als iemand hier een wat ingrijpender aanpassing van een monumentale boerderij wil, krijgt hij eerst een ambtenaar van de gemeente op bezoek. Dan iemand van Libau. Vervolgens iemand van het Rijk. Daarna een deskundige van Libau, gevolgd door een deskundige van het Rijk. Naar mijn mening moet de Rijksdienst zich uitsluitend bezighouden met het toezicht op de naleving van de monumentenzorg door gemeenten en specialistisch advies voor zaken die de kennis van gemeente en provincie te boven gaan.”
Dat er nog zo veel oude Groningse hofsteden overeind staan, is volgens Havik vooral te danken aan „enthousiaste mensen die er heel veel geld, energie, bloed, zweet en tranen in willen steken. Twee derde van die boerderijen heeft geen agrarische bestemming meer en wordt bewoond door idealisten. Ik ken een meubelmaker die al vijftien jaar aan het restaureren is en nog steeds in een bouwkeet naast de boerderij woont. Daar neem ik mijn pet voor af.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 april 2015
Terdege | 110 Pagina's