Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schone luier, een zaak van geloof?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schone luier, een zaak van geloof?

6 minuten leestijd

Wanneer ben je meer met de ziel en zaligheid van je kind bezig: als je hem een schone luier geeft of als je s avonds Ik ga slapen, ik ben moe zingt bij de wieg? Bijna automatisch kies je voor het zingen van het avondgebed. Wie het boek Geloven in opvoeden leest, gaat inzien dat die schone luier ook verband houdt met het geloof.

Om de relatie tussen die schone luier en het bezig zijn met geloofszaken duidelijk te maken, draaien we de zaak om. Wat gebeurt er met het kind als je het geen schone luier geeft, terwijl het die wel nodig heeft? Als je het vaak genoeg niet doet, leert hij dat volwassenen niet te vertrouwen zijn. Ze helpen je immers niet als je hulp nodig hebt. Wie dus trouw verschoont op het moment dat dat nodig is, leert z’n kind vertrouwen. Dat dit van invloed is op het leren vertrouwen van Iemand die je niet kunt ziet, kan iedereen begrijpen. Die luier heeft dus wel degelijk iets met het geloof te maken. Net als dat zingen bij de wieg.
De auteurs van het boek laten zien welke vragen bij welke leeftijd horen en wat een kind op welke leeftijd kan begrijpen.


0-3 jaar
Het eerste wat een kind merkt van het bestaan en de aanwezigheid van God zijn ervaringen die het kan voelen. Een baby kan horen, zien, ruiken, proeven en tasten. God is echter niet op die manier waarneembaar.
De peuter van 1 jaar kan eerbied en vertrouwen ervaren door het bidden van de ouders en eventuele andere kinderen. Toch kan bidden voor peuters ook iets vreemds hebben, omdat de anderen de ogen sluiten en even onbereikbaar lijken.
Bij het zingen kan de ervaring van blijdschap, gezelligheid en vertrouwen naar voren komen.
Vanaf het tweede jaar kunnen kinderen zelf leren een eenvoudig gebed uit te spreken en te zingen. Aan de hand van platen uit een eenvoudige Bijbel kan het kind worden geleerd: God heeft jou gemaakt.
Het omgaan met de eigen wil van kinderen is ook van invloed. Ze moeten ontdekken wat de gevolgen zijn van bepaalde keuzes. Ze moeten verantwoordelijkheid leren dragen voor hun keuzes.

4-6 jaar
Een kleuter leeft vooral op zijn gevoel. Hij heeft weinig kennis en ervaring en kan geen verbanden leggen of conclusies trekken.
Het maakt indruk op de kleuter als hij merkt dat God aanwezig is, bijvoorbeeld wanneer zijn angst verdwijnt als er met hem wordt gebeden.
Het zingen is voor kleuters erg belangrijk. Door middel van liederen leren ze een aantal eigenschappen van God kennen: God woont in de hemel, maar is ook vlak bij ons, God is een Vader, God heeft de wereld lief. En door het zingen kan de kleuter ook zijn gevoelens van blijdschap, saamhorigheid, veiligheid en vertrouwen uiten.
Het besef dat God bestaat, is al enigszins ontwikkeld en daardoor kan het kind al zelf iets vertellen of vragen aan de Heere God. Zeg het hem eerst voor in eenvoudige woorden en laat het hem steeds meer zelf doen.
Schuldgevoel is een kleuter vreemd. Het kind doet iets wel of niet, omdat een ander hem heeft verteld dat hij dat wel of niet moet doen. Het kind heeft nog geen innerlijke overtuiging van wat goed of fout is.

6-8 jaar
Op deze leeftijd wordt nog steeds heel concreet gedacht. Woorden als gerechtigheid en verlossing zeggen nog niets. Het begrip van tijd en ruimte moet ook nog tot ontwikkeling komen. In deze tijd is het belangrijk om kinderen de regels van God te laten leren en toepassen, zoals niet stelen, niet liegen niet gemeen doen, ouders gehoorzamen. Zoek in de Bijbel ook eens gedeelten op waar het gaat over wat je wel en niet moet doen.
In deze periode kan er ook een besef van schuld ontstaan. Bijvoorbeeld als ze proberen eerlijk te zijn, maar toch een keer liegen. Dan kan ook de betekenis van Jezus’ dood en opstanding worden uitgelegd.
School en kerk hebben invloed op het kind, maar het gezin is de plek bij uitstek waar in een sfeer van vertrouwen gesproken kan worden over schuld, vergeving en liefde tot God.

9-12 jaar
De abstracte begrippen kunnen nu worden uitgelegd aan de hand van een voorbeeld. Doordat kinderen meer tijds- en afstandsbesef hebben, kunnen ze de rode draad door de Bijbel heen gaan begrijpen, van de schepping tot aan de wederkomst. Kinderen van deze leeftijd zijn vaak leergierig. Vertel ze de onbekende Bijbelverhalen en bijzonderheden uit de bijbelse tijd en laat ze kennismaken met zendingsverhalen en kerkgeschiedenis.
Teksten uit het hoofd leren, kan ook goed. Wat het kind in deze periode leert, onthoudt het vaak zijn hele leven. Het samen zingen, bidden, Bijbel lezen en feesten vieren blijft belangrijk.
In deze jaren gaan kinderen de samenhang zien tussen geloven en doen. Het voorbeeld van de ouders en de praktijk van het gemeenteleven hebben grote invloed.

12-18 jaar
Door de overgang van het concrete naar het abstracte denken, komen er vragen naar de zin van het leven, het doel van het bestaan, het waarom van ziekte en dood. De meningsvorming neemt een belangrijke plaats in.
Eerst is er de periode van vragen. Dan komt van 14 tot 16 het vormen van de eigen mening. De tiener doordenkt en beargumenteert of wijst af wat hij tot dan toe heeft gehoord over God, de Bijbel, de gemeente en het geloof. Jongeren willen van hun ouders argumenten horen en kijken of hun woorden overeenkomen met hun daden. In deze tijd zijn er ook vaak twijfel en verwarring. De laatste periode is de tijd waarin de jongere zijn mening toetst aan de argumenten van anderen en kijkt of die in de praktijk werkt.
De puber krijgt ook oog voor de waarden die achter geboden liggen, zoals liefde tot God, liefde voor elkaar, eerlijkheid, trouw en vergevingsgezindheid.

N.a.v. ‘Geloven in opvoeden’, door Maria Vrijmoeth-de Jong, Ina Karssen-Engelsman en Cary Lenstra-Vrijmoeth. Te bestellen via www.loek.org, voor € 19,00 (incl. verzendkosten). Er is ook een werkboekje verkrijgbaar om bijvoorbeeld te gebruiken op een opvoedkring.*


Kenmerkende vragen voor bepaalde leeftijden:
3-5 jaar: Waar is God?
5-7 jaar: Hoe ziet God eruit?
7-9 jaar: Mag dat van God?
9-11 jaar: Wat kan God allemaal?
12-15 jaar: Bestaat God wel?

Kenmerkende facetten voor bepaalde leeftijden:
0-2 jaar: De sfeer ondergaan
2-4 jaar: Afkijken en imiteren
4-6 jaar: Zelf proberen te doen
6-9 jaar: Gewoontevorming
9-12 jaar: Sterke toename van kennis, ervaring en beleving
12-15 jaar: Vraag om uitleg en verantwoording
15-18 jaar: Meningsvorming en toetsing daarvan door gesprek en uitproberen


Afkijken en nadoen. In die leeftijdsfase zit onze jongste. Aan tafel is dat soms erg handig. Ik weet nu zeker dat alle gezinsleden hun ogen dicht houden tijdens het bidden. Want ja, er is er een jongetje dat heel goed oplet. Zelf z’n ogen sluiten, is er nog nauwelijks bij. Ik vermoed dat dat nog erg lang duurt, want als hij dat doet, kan hij niet kijken. En dat doet hij nu net zo graag.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 juni 2015

Terdege | 84 Pagina's

Schone luier, een zaak van geloof?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 juni 2015

Terdege | 84 Pagina's