Gegrepen door de Waarheid
“Een klas is geen vat dat je vol moet gieten”
Het leven van Laurens Snoek cirkelt rond de Bijbel. Hij studeerde theologie, werd godsdienstdocent en publiceerde onder meer een jongerenbijbel. Sinds kort leidt hij aankomende godsdienstleraren op. De betekenis van theologie ging hij steeds meer relativeren. „Het gaat om de Waarheid met een hoofdletter: Jezus Christus.
Laurens Snoek
Drs. Laurens Snoek (1973) studeerde theologie in Utrecht en volgde de eerstegraads lerarenopleiding aan de VU. Hij doceerde godsdienst aan het Van Lodenstein College. Recent werd hij door de CHE benoemd tot docent pedagogiek en didactiek aan de academie theologie. In die functie is hij verantwoordelijk voor het opleiden van godsdienstdocenten. Snoek is gehuwd met Aleida van Eckeveld; ze kregen vier kinderen. Het gezin behoort tot de gereformeerde gemeente van Zeist.
Boven aan de trap van de nieuwbouw van de Christelijke Hogeschool Ede staat Laurens Snoek al te wachten. Zijn nieuwe werkterrein is hem inmiddels redelijk vertrouwd. Het was een broeder uit de gereformeerde gemeente van Zeist die hem op de vacatures aan de CHE wees, onder meer voor een pedagoog-didacticus. „Toen ik het profiel las, dacht ik meteen: dit is iets voor mij.”
Het lesgeven aan hbo-studenten was Snoek niet vreemd. Naast zijn baan als godsdienstleraar aan het Van Lodenstein College in Amersfoort doceerde hij aan de Cursus Godsdienstonderwijs van de Gereformeerde Gemeenten. „Daar ben ik mee gestopt omdat ik het te druk had, maar ik miste het wel. Ik was een beetje uitgekeken op het onderwijs aan een middelbare school. Je bent daar gebonden aan het patroon van vaste klassen en uren. De laatste twee jaar was ik bijna krampachtig aan het experimenteren met andere lesvormen, om recht te doen aan de verschillen tussen leerlingen in interesses en leerstijl.”
Houdt u van veranderingen?
„Nee en ja. Ik hecht aan vaste structuren en zit niet te wachten op rare afwijkingen in een werkweek. Tegelijk vraag ik me binnen mijn functie voortdurend af of mijn werkwijze recht doet aan de leerling, het vak, mezelf en de school. Daardoor was ik continu bezig met aanpassingen, vernieuwingen en het ontwikkelen van lesmethoden.”
Wat ziet u als uw opvallendste karaktertrek?
„Dat vind ik een lastige vraag... Misschien mijn felheid. Ik kan met enthousiasme of juist geërgerd op iets reageren, van binnen althans. In de loop der jaren heb ik geleerd de ergernis een beetje te verbloemen. We zijn als mensen op elkaar aangewezen, dus je moet rekening met elkaar houden. Een positieve houding is voor iedereen prettiger dan een negatieve.”
Uw leven is verweven met de Bijbel. Wanneer begon dat?
„Ik groeide ermee op, in een oud gereformeerd gezin in Ermelo. Toen God in mijn leven ging werken, kreeg het bezig zijn met de Bijbel een fundamentele plaats in mijn leven. Een paar mensen zijn daarbij heel vormend geweest. In de eerste plaats ouderling Dirk Klaassen, een man met een grote theologische kennis, die genoot van de omgang met jongeren. Ook kritische jongeren. Als ik op catechisatie een felle vraag stelde, begon hij geanimeerd te lachen. Het zou mooi zijn als alle catecheten dat konden. Dan zouden minder jongeren de kerk de rug toekeren. Zeker voor pubers is erkenning en herkenning bij geestelijk leidinggevenden geweldig belangrijk. Wie geen ruimte durft te bieden voor kritische vragen, vanuit de vrees dat jongeren daardoor zullen afdwalen, bereikt in de praktijk wat hij wil voorkomen.
Ook mijn godsdienstdocent en latere collega Wob van den Hoorn heeft veel voor me betekend. Door hem heb ik Bijbelgedeelten in hun verband leren lezen. Het sterkst ben ik gestempeld door opa Boerhout, uit Huizen. Dat was een wat rauwe, kerkelijk dakloze man, met wie ik een bijzondere band had. Hij zag zichzelf als ongelovig, maar dat werd door zijn leven weersproken. Ik ben redelijk zwijgzaam over mijn innerlijk, maar tegenover hem durfde ik me bloot te geven. Over theologische en kerkelijke onderwerpen had hij uitgesproken meningen. Ik vergeet nooit een discussie tijdens een verjaardagviering over de vraag hoe God een mens bekeert. ‘Onzin!’ onderbrak opa, op zijn gebruikelijke manier. ‘Bij jou is alles onzin’, zei de man die leiding gaf aan het gesprek. ‘Behalve Een’, antwoordde opa. ‘Jezus!’ De ander had in theologisch opzicht gelijk. Toch zeg ik van harte ‘amen’ op de uitspraak van mijn opa. Dat is de kern.”
Waardoor maakte juist deze man zo’n indruk?
„Door zijn eerlijkheid. Hij was wars van alle franje en durfde theologische standpunten onder kritiek te stellen om de laag eronder aan te boren. Die bleek bij menigeen te ontbreken. Dan heeft alle theologie geen enkele waarde.”
Hebt u iets oud gereformeerds gehouden?
„De Gereformeerde Gemeenten hebben de neiging om alles te organiseren en in de hand te houden, waardoor ze zichzelf een stuk vrijheid ontnemen. Dat spreekt mij niet aan. Op dat punt ben ik oud gereformeerd gebleven. Het wat onaangepaste van mijn opa zit ook wel een beetje in mijn karakter. Daar komt bij dat ik door mijn levensgang heel veel interkerkelijke contacten heb gekregen. Dat relativeert het gewicht van de opvattingen binnen je eigen kerkverband.”
Hoe beleefde u de theologische studie in Utrecht?
„In de loop van het eerste studiejaar kreeg ik colleges Nieuwe Testament van professor Van der Horst, een erudiet geleerde. Zijn historisch-kritische benadering van de Bijbel bracht mijn geloof aan het wankelen. In dezelfde periode kwam ik door mijn vriendin, nu mijn vrouw, onder de prediking van haar vader, die me heel sterk aansprak. Er ging een kracht van uit die haaks op de kracht van de colleges van Van der Horst stond. Op de universiteit werd mijn ongeloof gevoed, onder de prediking mijn geloof. Naarmate de studie vorderde, kreeg ik meer oog voor de aannames en daarmee het betrekkelijke van de wetenschap. Het getuigenis dat van de prediking uitging, werd toen alleen maar sterker, terwijl de overweldigende indruk die de Schriftkritiek had gemaakt langzaam afbrokkelde.”
Hebt u nooit overwogen predikant te worden?
„Natuurlijk wel, maar mijn interesse lag bij het onderwijs. Aanvankelijk was ik vooral gericht op de inhoud van het vak, al snel raakte ik vooral betrokken op de leerling. Een klas is geen vat dat je vol moet gieten. Zo’n groep bestaat uit individuen met hun eigen achtergrond, ontwikkeling, ideeën en interesses. De grote vraag werd voor mij: hoe kan ik zo veel mogelijk leerlingen binnen deze diverse groep met de boodschap van de Bijbel bereiken? Ik ben ook steeds meer individuele gesprekken gaan voeren, vaak heel persoonlijke gesprekken.”
Waarbij u steeds sterker de nadruk ging leggen op de Bijbel als enige norm.
„Klopt. Zowel predikanten als docenten laten hun hoorders vaak verdrinken in een brij van theologische gegevens eromheen. Als je de inhoud van een Bijbelgedeelte wilt overdragen, moet je de kern scherp zien te krijgen en je vervolgens daarop concentreren, aan de hand van de vragen: Wat betekent dit gedeelte in de context van toen en wat heeft het ons nu te zeggen?
Theologische kennis wordt door docenten, predikanten en ouders maar al te gemakkelijk gebruikt als een muur waarachter ze zichzelf verbergen, om buiten schot te blijven. Waarheid is dan het theologisch gelijk aan je kant hebben. In de Bijbel is waarheid in de eerste plaats een Persoon. Het is de waarachtigheid van Jezus die gestalte krijgt in de woorden en daden van hen die in Hem geloven. Dat maakt theologisch gelijk hebben heel betrekkelijk. Wie beweert de waarheid lief te hebben en de Heere Jezus niet liefheeft, is een leugenaar. Dat maakt dat ik me in mijn eigen kring weleens ongemakkelijk voel. Volgzaamheid wordt onder ons meer gewaardeerd dan waarachtigheid.”
Het gaat de Heere niet om het lezen maar om het doen van de Bijbel, poneerde u recent in het RD.
„Ja, dat besef is bij mij versterkt door mijn betrokkenheid bij het project ‘Doeners in de kerk’. Ik ging me ongemakkelijk voelen bij de oproep aan jongeren om elke avond uit hun Bijbeltje te lezen. Daar ben ik het in principe mee eens, maar door mijn werk kwam ik heel veel jongeren tegen die moeite hebben met lezen. Bovendien viel me steeds meer op dat er nauwelijks Bijbelteksten zijn die een appèl doen op lezen en beschouwen, terwijl een veelheid aan teksten de noodzaak van doen en gehoorzamen benadrukt. We moeten eens eerlijk gaan erkennen dat we met al ons gepraat vaak verschrikkelijk slap in de praktijk zijn.”
Doeners moeten geen denkers worden, maar omgekeerd?
„Dat was mijn belangrijkste boodschap in een lezing naar aanleiding van het project ‘Doeners in de kerk’. Als je niet doet wat je zegt, verliezen je woorden aan kracht of maak je ze zelfs ongeloofwaardig. Voor mensen met een grote theologische belangstelling is dat geen prettige boodschap. Iets wat een belangrijke plaats in hun leven heeft, moeten ze gaan relativeren. De keerzijde is dat je daardoor meer jezelf wordt, is mijn ervaring. De tijd die ik over heb na mijn verplichtingen voor gezin, werk en kerk besteed ik nu meer aan verstrooiende dingen. Als ik lees, pak ik bij voorkeur de Bijbel en boeken met uitleg daarover. Mediteren over de Heere Jezus prikkelt meer tot navolging dan het lezen van theologie.”
Hoe beleeft u de huidige tijd?
„Niet zeer angstig of bezorgd, en dat verbaast me. Ik denk dat het te maken heeft met onze nog altijd comfortabele situatie. De wandaden van IS en Boko Haram bepalen me wel bij aspecten van mijn geloof die ermee te maken hebben. Hoe kunnen deze dingen plaatsvinden onder de regering van een volkomen wijze en barmhartige Heere Jezus? Hoe aangrijpend moet het voor Hem zijn dat deze dingen in Zijn mensheid gebeuren. De terroristische aanslagen en misdaden doen me uitzien naar de beloofde gerechtigheid. Ze werpen ook nieuw licht op bepaalde Bijbelgedeelten, zoals de psalmen waarin David God vragen stelt over het ondraaglijke onrecht dat hem overkomt. Het kan toch niet zo zijn dat U dit blijft aanvaarden? Het ís gelukkig ook niet zo.”
Hoe wilt u dat uw kinderen zich u herinneren, als u er niet meer bent?
„Zoals ik me opa Boerhout herinner: een man met een diep verlangen naar de Heere Jezus en naar waarheid. Ik hoop en bid dat ze geborgen mogen zijn in de handen van de Heere Jezus. Hij heeft al heel veel uitgesproken in hun doop. De geborgenheid is voor hen voorhanden. Dat geeft moed voor de toekomst.”
Teammanager Albert van Helden over Laurens Snoek
Als teammanager havo bovenbouw aan het Van Lodenstein College in Amersfoort heb ik Laurens jarenlang meegemaakt. Niet alleen in zijn lessen, maar ook in de contacten met collega’s was de Bijbel voor hem de bron. Geen losse tekst of een enkele regel die leek te passen in een bepaalde situatie, maar de tekst in de context. Nog belangrijker dan het overdragen van kennis was voor hem het bijbrengen van een betrokken attitude bij het lezen van de Bijbel. Leerlingen voelden dat het hem ten diepste ging om hun zielenheil. Een sterk punt van Laurens is zelfreflectie. Die maakt iemand kwetsbaar en tegelijk sterk. Ook in de begeleiding van leerlingen en beginnende godsdienstdocenten wees hij op het belang van zelfreflectie. Mensen kunnen zeker zo veel leren van een bewust beoordelen van hun eigen gedrag als van goed bedoelde tips van ervaren mensen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 januari 2016
Terdege | 92 Pagina's