Een jongen van het platteland
Een Schot, een Engelsman en een Zeeuw. McCheyne, Spurgeon en Smijtegelt. In een gesprek met ds. A.J. Gunst vallen hun namen onophoudelijk. Met natuurlijk een lichte voorkeur voor Smijtegelt, de Zeeuw. „Als je wilt smullen, lees dan Smijtegelt.
Ds. A.J. Gunst
Op 11 januari 1941 werd ds. A.J. Gunst geboren in Oud-Vossemeer, op het eiland Tholen. Later woonde het gezin in Nisse (vanaf 1948) en Kapelle-Biezelinge (vanaf 1952). In deze plaats werd ds. Gunst op 27-jarige leeftijd diaken. Drie jaar later volgde het ouderlingschap. Na zijn studie aan de Theologische School diende de predikant achtereenvolgens de gereformeerde gemeente van Terneuzen (1985) Tholen (1989), Benthuizen (1995) en het Zeeuwse Nieuwerkerk (2002). Op 6 februari 2011 ging hij met emiraat. Sinds vorig jaar woont hij weer in Tholen.
Sinds vorig jaar woont ds. Gunst, emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten, weer op het eiland van zijn geboorte, Tholen. „Ik heb zes en een half jaar in de stad Tholen gestaan. Ik ben ervan gaan houden. Maar ook van de classis Tholen. Tussen 1989 en 1995 heb ik de gemeente van Tholen mogen dienen, maar ook alle classisgemeenten hier. Ik kende alle kerkenraadsleden bij de voornaam. Al die tijd hebben ze me hier verdragen en er zijn banden gevallen, met de hele classis.”
Na zijn emeritaat, in februari 2011, bleef ds. Gunst nog enige tijd in zijn laatste gemeente, Nieuwerkerk, wonen. „Maar je kunt als predikant beter niet blijven wonen in de gemeente waar je gestaan hebt. Ook al wil je dat niet, je blijft op het dorp toch de dominee. Bij ziekte en rouw in Nieuwerkerk ging ik vanzelf weer op pad.”
Een emeritus predikant staat kerkelijk een beetje aan de zijlijn, zegt ds. Gunst. „Zo ben ik bij voorbeeld nooit meer op een classisvergadering geweest. Als God in ons levensboek een bladzijde omslaat, moeten wij die bladzijde niet weer terugslaan. Er is overal een tijd van.”
Kinderen
Iedere zondag gaat ds. Gunst nog uit preken. „Meestal hier in de classis. Soms ook wel verder weg. Een enkele keer preek ik tot aan de einden der aarde, zeg maar. Preken is het mooiste werk wat er is en ook het moeilijkste werk. Ik heb wel eens aan de Heere gevraagd: ‘Heere, waarom moet ik nu juist datgene doen wat ik het slechtste kan.’ Maar ik ben wel dankbaar dat ik nog preken mag, om anderen Hem aan te prijzen, om te verkondigen dat er onder de hemel geen andere naam gegeven is door welke wij moeten zalig worden dan de naam van Jezus.
Van Spurgeon heb ik geleerd dat je moet preken alsof er iemand in de kerk zit die er nog nooit eerder is geweest, en ook alsof er iemand in de kerk zit die er nooit meer komen zal. Het kan zo maar eeuwigheid zijn. Costerus zei tegen zijn gemeente: ‘Ik hoop het u moeilijk te maken nog langer onbekeerd te blijven.’ Dus als je klemmend oproept tot bekering, kan niemand zeggen dat je onze vaderen tegen hebt.”
Ik probeer op de kansel te doen wat ik kan, zegt ds. Gunst. „Wellicht doet de Heere wat wij niet kunnen. De predking moet heilig onrustig maken, ook al is heilig onrustig maken Gods eigen werk. We mogen dus niet met de armen over elkaar gaan zitten. En ook niet zeggen: ‘Mocht de Heere er nog eens één willen bekeren.’ Dat is wel waar, maar we kunnen het geen van allen missen. Als ik het maar aan één gun, ben ik van mijn plek. Want beseffen we wel wat het zeggen wil om eeuwig buiten God te zijn?”
Zeeland
Ds. Gunst diende van 1985 tot 2011 vier gemeenten: Terneuzen, Tholen, Benthuizen en Nieuwerkerk. Drie van de vier lagen in Zeeland. „Ik heb dat niet gezocht. En het is echt niet zo dat ik me buiten Zeeland ongelukkig voel, of zo. Maar ik ben wel een echte Zeeuw. Benthuizen was voor mij een uitzondering, maar we hebben het daar geweldig goed gehad. Door Benthuizen ben ik zeven jaar uit Zeeland weg geweest.”
Hij is, zegt hij zelf, geen grotestadsdominee. „Ik ben altijd een eenvoudige jongen van het platteland gebleven. Maar toen ik in Benthuizen kwam, werden natuurlijk de consulentschappen opnieuw verdeeld. Ik dacht: Als ik nu maar geen consulent van Den Haag hoef te worden. Ds. K. de Gier zei echter: ‘Ds. Gunst moet maar consulent voor Den Haag worden.’ Hij was op de Theologische School mijn docent geweest, en een docent spreek je natuurlijk niet tegen. Dus werd ik consulent voor Den Haag. Daar zag ik erg tegenop, maar ik heb er een geweldige consulentgemeente aan gehad.”
Er zijn wel classes in Nederland waar ds. Gunst minder goed zou passen, zegt hij zelf. „Hier en daar zou ik me erg gekooid voelen, terwijl ik graag mezelf blijf.”
Vanuit de hele breedte van de Gereformeerde Gemeenten kwamen er vele beroepen. „Liggingsverschillen doen me weinig. Een mens moet tot God bekeerd worden.”
Niet uitvergroten
Tussen Smijtegelt en Spurgeon zijn grote verschillen aan te wijzen. „Maar verschillen moet je niet opblazen, niet uitvergroten. Laten we zoeken naar wat verbindt. Ik houd de waarheid hoog, maar houd niet van polarisatie. Veel theologische discussies zijn onvruchtbaar. Hete hoofden, koude harten. Het gaat erom dat we spreken over een rijke Christus en over een arme zondaar, en hoe die twee bij elkaar komen. Als we dat in het oog houden, vallen er veel ondergeschikte zaken weg. Laten we in het middelmatige verdraagzaam zijn. Bepaalde accentsverschillen mogen er tot op zekere hoogte zijn. En verder ben ik een vriend en een metgezel van allen die Gods naam ootmoedig vrezen.”
Kinderen hebben zijn hart. „Als ik in de kerk kinderen zie zitten, probeer ik altijd een woordje voor hen te hebben. Kinderen zijn nog zo onbevangen. Vaak zeg ik tijdens een preek, voor de kinderen: ‘Zoek Jezus veel, zoek Jezus vroeg, wie Jezus heeft, die heeft genoeg.’ Sommigen vinden dat verdacht, maar ik blijf het zeggen. Dat heb ik van Ledeboer geleerd.”
Stilgezet
Adriaan Johannis Gunst werd in 1941 geboren in Oud-Vossemeer, op het eiland Tholen. Kerkelijk behoorde het gezin tot de gereformeerde gemeente van St. Annaland. Later verhuisde het gezin naar Nisse (1948) en nog weer later naar Kapelle-Biezelinge (1952).
„Al vroeg in mijn leven liep ik met indrukken van dood, graf en eeuwigheid. Veel was ik in gedachten bezig met het verschil tussen een leven met God en een leven zonder God, en met de grote vraag of de Heere mij een plaatsje in Zijn Koninkrijk wilde geven. Op mijn 23e had ik algemene overtuigingen en ik dacht: dat zal wel een keer zaligmakend worden. Totdat ik een preek van Smijtegelt hoorde lezen, waarin stond: ‘Iemand met algemene overtuigingen krijgt een kaars mee naar de hel.’ Er was dus wel een beetje licht, maar niet het juiste licht des Geestes. Dat heeft de Heere gebruikt om mij stil te zetten.”
Met veel waardering spreekt ds. Gunst over ouderling A. Fierloos in Nisse. „Die man kon zo kinderlijk eenvoudig zeggen: ‘Vraag er maar veel om, joh. Ik heb het ook maar gewoon gekregen’.”
Ouderling
Op 27-jarige leeftijd werd Gunst diaken in Kapelle-Biezelinge. Als diaken las hij in de gemeente al zijn eerste preek. „We zaten eens in de consistorie. Ouderling D. Poortvliet zou de preek lezen. Maar hij had een versleten hartklep en hij zei opeens: ‘Ik kan de preekstoel niet op.’ De andere ouderling, Piet Slabbekoorn, was al 85 en zag het die morgen ook niet zitten. Toen moest diaken Gunst het maar doen. Mijn moeder zag, met een bonzend hart, mij de kerk binnenkomen met het prekenboek. Het was een adventspreekje over Jesaja 4:2 van ds. Chr. van Dam.”
Drie jaar later werd diaken Gunst gekozen tot ouderling. Op hetzelfde moment werd ouderling Poortvliet diaken. „Wat een ootmoed hadden die mensen.”
Gunst was twaalf jaar toen in de Gereformeerde Gemeenten de scheuring plaatsvond. „Dat was heel ingrijpend, voor mij ook al. Er was nog geen RD natuurlijk, dus we lazen pas in De Saambinder dat er op de Generale Synode afgevaardigden waren weggelopen. Mijn moeder zei: ‘Mijn jongen, wat daar op de synode is gebeurd, dat is heel erg.’ Wat een synode was, wist ik niet precies, maar dat Gods eer ermee was gemoeid, dat begreep ik goed.
Kinderen des Heeren die samen aan het Heilig Avondmaal hadden deelgenomen, konden opeens niet meer met elkaar verder. Ik was er ondersteboven van. Het zette een stempel op mijn kinderziel.”
Begrijpelijke taal
Een predikant moet op de kansel begrijpelijke taal spreken, zegt ds. Gunst. „Er wordt weinig meer gelezen en dus hebben veel mensen steeds minder kennis. Je ontkomt er niet altijd aan om dogmatische termen te gebruiken. Er blijven uitdrukkingen die we aan ons nageslacht moeten overbrengen, zoals ‘zondaar worden voor God’ of ‘verzoend worden met een drie-enig God’. Zulke uitdrukkingen ga ik niet uit de weg, maar ik leg ze altijd wel direct uit.”
Uitdrukkingen uit het gezelschapsleven zal ds. Gunst op de preekstoel niet gauw gebruiken. „Je vindt ze bij de oudvaders ook niet. We moeten het niet te ingewikkeld maken. Een uitdrukking als ‘zien is geen hebben’ geeft alleen maar verwarring. Ik houd er niet van. Het zijn soms onschriftuurlijke uitdrukkingen, die in onze tijd burgerrecht hebben verkregen. Pas hoorde ik nog deze: ‘Hebben is geen zien.’ Toen begreep ik het even niet meer.”
In zijn preken is ds. Gunst niet veranderd, denkt hij zelf. „Zakelijk in elk geval niet. Ik schrijf mijn preken altijd helemaal uit. Dat gelooft geen mens, maar het is wel zo. Als ik nu nog preken van vroeger teruglees, dan is er niet veel veranderd. Misschien dat ik de laatste jaren nog wat meer aandring om het heil in Christus te zoeken. Ik word oud, kan niet zo lang meer mee. We zijn van gisteren en we weten niet.
Ds. W.C. Lamain zei, toen hij al oud was: ‘Mijn preken worden korter, en mijn gebeden ook.’ Ik kan hem inmiddels begrijpen. De oproep tot geloof en bekering moet al klemmender worden gebracht: Dwingt ze in te komen. Ik word gedrongen om zielen voor Christus te winnen.”
De tijd kort op
Hoe lang de aarde nog zal staan, weet ds. Gunst natuurlijk ook niet. „Maar de tijd kort op. Dat zeiden ze vroeger natuurlijk ook al, maar als het vroeger waar was, dan is het nu nog veel meer waar. Het gaat op een eeuwigheid aan. En wat ook waar is: Als ik vanavond sterf, vergaat voor mij de wereld, ook al zou de wereld nog honderd jaar bestaan.”
Catechisanten vinden de leer van de laatste dingen altijd interessant. „Je kunt met hen een heel winterseizoen de wederkomst behandelen. Dat loopt dan soms zo uit, dat ik wel eens heb gezegd: Jongens, er staat meer in Hellenbroek.”
Ds. B. van der Heiden over ds A.J. Gunst
Sinds 1981 kent ds. B. van der Heiden in Alblasserdam zijn ambtsbroeder ds. A.J. Gunst. „Ik zat toen in het derde jaar van de opleiding aan de Theologische School. Ik zou een zondag preken in Kapelle-Biezelinge. Daar was Gunst ouderling. Die zondag heb ik bij de familie Gunst doorgebracht. Toen zijn er banden gevallen die zijn gebleven tot op de dag van vandaag. We hebben nu wat minder contact met elkaar, maar als we elkaar ontmoeten, is het direct nog als vroeger. Er is een warme vriendschap ontstaan.”
Waarschijnlijk wist ouderling Gunst zich op die zondag in 1981 al wel geroepen voor het ambt van predikant. „Maar hij heeft daar toen geen woord over gezegd. Hij zal dat nog verborgen hebben gehouden. Zo was hij wel.” Over de preken van ds. Gunst zegt zijn ambtsbroeder uit Alblasserdam. „Hij is in zijn prediking hartelijk gunnend. Ds. Gunst gunt iedereen de zaligheid.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 februari 2016
Terdege | 124 Pagina's