Tot Wie horen we te bidden?

Het is van het grootste belang dat we ons steeds bezinnen op het gebed, de ademtocht van het geestelijk leven. Het eerste kenmerk van geestelijk leven is dat we gaan bidden zoals we nog nooit gebeden hebben. Van Saulus van Tarsen, die al zo vaak gebeden had, lezen we na de ontmoeting met de Heere Jezus: „Ziet hij bidt.”
Tot Wie moeten wij bidden? Ik herinner me een gesprekje op de catechisatie. We hadden nagedacht over de Drie-eenheid. Een diep geheim, dat we nooit kunnen doorgronden, maar door het geloof mogen bewonderen. Ik vroeg aan een catechisant: „Waarom heeft God Zich zo aan ons geopenbaard?” Hij antwoordde: „Omdat we die drie Personen nodig hebben tot onze verlossing.” Dat was de spijker op zijn kop! We zijn immers gedoopt in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
In het doopformulier wordt het werk van die drie Personen rijk uitgelegd. Zouden we ons in ons gebed dan niet richten tot die drie Personen en Hen smeken te doen wat ze jou in de doop hebben beloofd? Bid de Heilige Geest dat Hij intrek neemt in jouw hart. Dat Hij je door het geloof aan Christus verbindt. Het formulier zegt het zo mooi: „Hij verzekert ons, dat Hij wil toe-eigenen hetgeen we in Christus hebben.” De Heilige Geest heeft gezworen dat Hij je wil afwassen van de zonden en je leven wil vernieuwen, zodat je van de zonden mag afsterven en leven tot Gods eer.

Prachtig zie je die Drie-eenheid verwoord, als het gaat om het werk van Jezus Christus. Wat de Geest je wil schenken, heeft Christus verworven. In de Doop is ons verzegeld dat Hij ons wast in Zijn bloed van al onze zonden, ons in de gemeenschap van Zijn dood en wederopstanding inlijft, opdat wij zo van onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend worden. Laat dat je gebed zijn: „Heere Jezus, vervul Uw heerlijke belofte, mij in de Doop verzegeld, dat U ook mijn zonden vergeven wilt. Dat ik met U sterven mag aan mijn zonden en met U mag opstaan in een nieuw leven.”
Ten slotte mag je leren bidden tot de Vader en vragen of ook Hij, om Christus’ wil, je tot Zijn kind en erfgenaam wil aannemen. Een diepe bede! Wilt U voor mij zorgen, zoals geen aardse vader dat kan. U bent toch niet alleen de almachtige God, Die alles kan, maar toch ook een goedertieren Vader, Die dat doen wil (Zondag 9).
Wat een vooruitzicht als je bij tijden weten mag een erfgenaam te zijn van het eeuwige leven. Laat je gebed steeds maar weer zijn: „Vader, doe mij toch steeds weer met Mozes de keuze maken, om liever met het volk van God veracht te zijn, dan de genietingen van de wereld te hebben.” Zalig is het te weten dat God je met alle goed verzorgen en alle kwaad van je weren of ten beste keren wil.

Zo hebben we die drie Personen steeds weer nodig voor onze verlossing en de voortdurende leiding in dit leven. De Heilige Geest wil je leren bidden. Paulus schrijft in Romeinen 8: „Wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.”
Je leert op die leerschool in alle nood te vluchten tot de Vader, onze Schepper. Je schuilt met alle zonden bij de Zoon, onze Verlosser. En waar dit alles vanuit ons zelf onmogelijk is, roepen wij de Heilige Geest aan, Die ons in alle waarheid leidt.

Ds. A.A. Egas, Nieuwkoop

Reacties en vragen: jouwvragen@terdege.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen