Dienstbaar aan volk en familie
Overdag trakteert beiaardier Boudewijn Zwart zijn publiek op twinkelende klanken. Vaak melodieën van psalmen en gezangen. s Avonds geniet hij van zijn boerderijtje, de verzorging van zijn gehandicapte broer en gedegen lectuur. „Het is een geweldig voorrecht om bij de gereformeerde geloofsleer te mogen leven.
Boudewijn Zwart
Boudewijn Zwart (1962) studeerde aan het Sweelinckconservatorium in Amsterdam, met piano als hoofdvak. Daarnaast maakte hij zich aan de Nederlandse Beiaardschool in Amersfoort de kunst van het beiaardspel eigen. Hij is stadsbeiaardier van verschillende gemeenten, directeur van het Carillon Instituut Nederland en president van de internationale organisatie Eurocarillon. Zwart is getrouwd met Wilma, heeft drie kinderen en drie kleinkinderen. Dochter Lydia is ook beiaardier. Kerkelijk behoort het gezin tot de autonome gereformeerde kerk van Grootegast, waar Boudewijn Zwart ouderling en organist is.
Met een sigaar in de mond zit Boudewijn Zwart (53) achter zijn chaotische boerderijtje te genieten van de voorjaarsmiddag. Wat verderop ligt Pieter, zijn ernstig gehandicapte jongste broer, in een rolstoel te slapen. Met een doek over het hoofd ter bescherming tegen de zon en een grote speelgoedaap op de plank voor hem. Een kolossale Deense dog scharrelt tussen de beide mannen heen en weer.
Een koor van vogels zorgt voor achtergrondmuziek. Achter een haag in de verwilderde tuin ligt het chaletje waar dochter Lydia met haar man en twee jonge kinderen woont. De oudste, een jongetje, scheurt op zijn fietsje voorbij, het terras over, de wildernis in. In een van de bomen achter in de hof bouwde Zwart jaren geleden een reusachtige hut.
Het stekje in Nijkerkerveen is de beiaardier lief. Het behoorde toe aan Leen ’t Hart, zijn leermeester aan de beiaardschool. Na diens overlijden kreeg hij de kans om het te kopen. Vanuit Schoonhoven verhuisde hij naar het Veluwse dorpje. De overgang van stad naar dorp verliep soepel. „Ons ouderlijk gezin woonde jarenlang in een rijtjeshuis in Amersfoort, maar omdat mijn vader de vaste organist voor uitvaartdiensten was, mocht hij de woning op de oude begraafplaats betrekken. We hadden daar geen last van de buren en de buren niet van ons. Op alle tijden van de dag kon ik muziek maken. In mijn verkeringstijd maakte ik met Wilma ’s avonds laat vaak nog een rondje tussen de graven.”
De ark
Aan zijn jeugd bewaart Zwart vrijwel uitsluitend goede herinneringen. „Ik ben opgegroeid in een leuk gezin, met veel humor. Ons eerste huis was klein, dus vijf van de acht kinderen sliepen op zolder. Door de balken deed die aan een scheepsruim denken, vandaar dat wij het over ‘de ark’ hadden. We waren met acht zielen, dus het klopte allemaal precies. Op zondag speelden we er regelmatig kerkje. Dan tekenden we eerst een groot orgel op behangpapier.”
Vader Jaap, van professie koordirigent, hechtte aan huiselijkheid en gemeenschap binnen het gezin. Hoewel hij de kost in de muziek verdiende, duwde hij zijn kinderen niet die richting uit. „Alleen Jaap en ik hebben van de muziek ons beroep gemaakt. Er werd wel heel veel gezongen. Op zondagavond brachten we met aanhang en vrienden koralen uit de Messiah ten gehore.”
Orgelles kreeg de jonge Boudewijn van broer Jaap. „Dat gebeurde niet thuis, maar in een bijzaaltje van het kerkgebouw. Tijdens de lessen zag ik hem echt als mijn leraar. Jaap is een geboren docent; hij heeft me klaargestoomd voor het conservatorium. Later heb ik aan de beiaardschool muziektheorie van hem gehad. We kunnen nog altijd heel goed met elkaar overweg, al zien we elkaar niet veel. De buitenwacht denkt dat al die Zwarten op verjaardagen met elkaar over muziek zitten te praten, maar we ontmoeten elkaar zelden. Ieder is druk in zijn eigen kringetje.”
Censuur
Jaap senior kerkte met vrouw en kroost in de vrijgemaakte kerk van Amersfoort-west, een gemeente met achthonderd zielen. Boudewijn genoot van de ritmische psalmzang, begeleid door zijn vader, en de heilshistorische prediking. „Op catechisatie leerde ik de catechismus. De vrijgemaakten van toen zijn niet te vergelijken met die van nu.”
In 1986 kwam hij als enige in het gezin buiten de vrijgemaakte kerk te staan, omdat hij zich niet kon vinden in de afzetting van ds. J. Hoorn uit Grootegast. „Die leerde dat wie door het ware geloof Christus is ingelijfd, deel heeft aan al Zijn schatten en gaven. Dus ook aan de gave der kerk. De vrijgemaakte synodes veroordeelden deze opvatting en spraken uit dat Christus’ kerkvergaderend werk ook buiten de kerk plaatsvindt. Omdat wij ons niet aan de nieuwe synodale leer wilden laten binden, kwamen ook wij onder censuur te staan.”
Sindsdien rijdt de beiaardier elke zondag met zijn gezin naar de autonome gereformeerde kerk in het Groninger land, waar hij zowel ouderling als organist is. „We kerken in een houten gebouwtje in Sebaldeburen. Het doet me altijd denken aan het kleine huis op de prairie. Inmiddels hebben we wel een eenklaviers pijporgeltje, afkomstig uit een kerkje in Brabant. Tussen de diensten bivakkeren we in een kleine stacaravan die we voor dat doel hebben aangeschaft.”
De eenzame kerkelijke positie bezorgde hem geen moment twijfel aan zijn standpunt. „Normatief zijn voor mij het Woord en de gereformeerde belijdenis. De kerk is niet gebonden aan een genootschap, laat staan aan een naam. Het heeft nadelen als je alleen komt te staan, maar ook voordelen. Zeker oudere mensen krijgen door de kerkelijke molen veel door de strot geduwd waar ze helemaal niet op zitten te wachten, zoals nieuwe psalmberijmingen. Wij zingen gelukkig nog die van 1773, waarmee ik ben opgegroeid.”
Volksliedjes
In de slotfase van zijn beiaardstudie kwam de post van beiaardier in Amsterdam vrij. Er was een lange rij van gegadigden. Boudewijn Zwart kwam als beste uit de bus. „De meeste beiaardiers spelen met hun vuisten, ik door mijn pianoachtergrond met vlakke vingers. Dat geeft meer nuancemogelijkheden. Zeker toen was dat redelijk opvallend.”
Zijn grote voorbeeld en leermeester was Jaap van der Ende. „Als die speelde, stond je als aan de grond genageld te luisteren. Hij toverde met de klokken. Door zijn technische achtergrond als schrijnwerker is hij logge instrumenten gaan perfectioneren. Dat maakt het gemakkelijker om ze te bespelen zoals ik dat graag doe.”
Zijn liefde voor de psalmen draagt de gereformeerde beiaardier via carillons door het hele land uit, al laat hij ook gezangen en volksmuziek klinken. „Vanuit het besef dat ik speel voor de mensen op de straat. Dan moet je elk wat wils bieden. Bij een marktbespeling ga ik niet een uur lang Bach ten gehore brengen. In Amsterdam speel ik regelmatig buitenlandse volksliedjes, bijvoorbeeld het volkslied van Japan. De Japanners die voor het Anne Frankhuis staan te wachten, vinden dat gewéldig.”
Voorrecht
In de Oude Kerk van Amsterdam, midden in de rosse buurt, zet hij bij voorkeur een psalm op de automaat van het carillon. „Ik vind het mooi om juist zo’n buurt daarmee te overkoepelen. Niet alleen de tekst van de psalmen is ongeëvenaard, ook de Geneefse melodieën zijn stuk voor stuk de moeite waard.”
In zijn spel weet de nazaat van Jan Zwart zich vooral een dienaar. „Boven het klavier van de beiaard in de oude kerk van Dordrecht stond de spreuk: ‘God wacht om Zijn eigen tonen terug te horen als gaven uit mensenhanden.’ Dat vind ik een prachtige omschrijving van de betekenis van muziek. Natuurlijk wil je ook de mensen bereiken, maar ik heb geen behoefte aan klappend publiek. Boven het klavier in Gouda staat de spreuk ‘Ama Nesciri’: waardeer het om onbekend te zijn. Het mooiste applaus is voor mij als ik beneden op een terrasje wat ga drinken en daar mensen het wijsje hoor fluiten dat ik net heb gespeeld.”
Sinds het wegvallen van ds. Hoorn vraagt ook het ambtelijk werk de nodige energie. Regelmatig leest de beiaardier een preek in de vacante gemeente van Grootegast. Doordeweeks gaat hij bij leden op huisbezoek. „Om ze vanuit de leer te onderwijzen en te vertroosten. Daarom begin ik het gesprek altijd met gebed en Schriftlezing. Zelf heb ik veel gehad aan Calvijn, de dogmatiek van Heinz en de Magnalia Deï van Bavinck. Ook Klaas Schilder lees ik graag. Het is een geweldig voorrecht om bij de gereformeerde geloofsleer te mogen leven.”
Dankbaar werk
Bij alle taken en verantwoordelijkheden kwam de zorg voor Pieter. „Op vijfjarige leeftijd is bij hem een tumor in het hoofd verwijderd. Daardoor heeft hij blijvend hersenletsel opgelopen. In de loop der jaren verloor hij steeds meer functies: lichamelijk, mentaal en sociaal. Het verzorgingshuis waar hij uiteindelijk terechtkwam, had te weinig mogelijkheden om hem de zorg te geven die hij nodig had. Dat konden we op een gegeven moment niet meer aanzien. Daarom hebben we hem in huis genomen. Ik was de op een na jongste in het gezin en trok altijd al op hem aan.”
Bij zijn komst moest de zwaar gehandicapte broer worden gevoed. „Hij verdroeg alleen nog maar pap; nu maakt hij zijn eigen broodje kaas weer klaar. Zijn doorligplekken zijn genezen. Zodra het lekker weer is, zetten we hem in de zon. De agressieve buien die hij soms had, zijn voorbij.” Overdag is vooral Wilma er druk mee. Die hield na haar vertrek uit de zwakzinnigenzorg een zwak voor alles wat gebutst is. „We hebben ook een periode pleegkinderen gehad.”
Door de verzorging van zijn broer leerde Boudewijn een onbekende kant van zichzelf kennen. „Ik was altijd bezig met muziek en zat ’s avonds nogal eens te componeren. Daar heb ik nu geen tijd meer voor, maar dat hindert me niet. Het is geweldig dankbaar werk om Pieter te wassen en zo te verzorgen dat hij zich prettig voelt.” De nieuwe huisgenoot kreeg een plaats in de muziekkamer van de musicus, op de voormalige deel. „Hij is inmiddels stokdoof, dus hij heeft er geen last van als ik zit te spelen. Als hij wakker wordt en me bezig ziet, zwaait hij naar me. Dat is toch geweldig?”
Jaap Zwart over Boudewijn Zwart
Boudewijn heeft een opgeruimd karakter, is bedeeld met gevoel voor humor en kan tegelijk heel diepzinnig zijn. Door die kwaliteiten weet hij van alles een show te maken, ook op muzikaal gebied. Als oudere broer mocht ik hem lesgeven, eerst privé en later aan de beiaardschool in Amersfoort. Hij was een van mijn begaafdste leerlingen. Als ik orgelconcerten gaf, ging hij vaak mee om te registreren. Dan beleefden we samen de vreugde van het muziek maken en spraken we onderweg ook over de diepere dingen in het leven. We hebben elkaar nooit als concurrenten gezien. Allebei weten we ons dienaar van de muziek en van het publiek. Ik vind Boudewijn echt een speelman. Door zijn zinderende beiaardspel weet hij mensen te ontroeren. Hij is ook heel behulpzaam. Ik heb groot respect voor de wijze waarop hij samen met zijn vrouw zorgdraagt voor onze jongste broer. Dat typeert hem.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2016
Terdege | 92 Pagina's