Oranje-blanje-bleu
Gedurende de verlovingstijd van prinses Juliana en prins Bernard speelde in de politiek een vlaggenkwestie. Vanuit de NSB, de HGS (Hervormd Gereformeerde Staatspartij) en de SGP pleitte men voor herstel van de Hollandse vlag in de tricolore oranje-wit-blauw in plaats van rood-wit-blauw. Bij de NSB ging het niet om sympathie voor het Oranjehuis maar om afschuw voor de rode baan in de Hollandse vlag, die men associeerde met het communisme.
HGS en SGP hadden een historisch motief, waarbij ze dit gedichtje gebruikten: „’t Oranje, wit en blauw, spreekt luidt van ’s Heeren trouw.” Wat hadden de Oranjes, zoals de vader des vaderlands en prins Maurits, veel mogen betekenen voor het gereformeerd protestantisme.
HGS en SGP werden geruggesteund door een artikel in ‘Het Geusje’ dat in 1898 verscheen rond de 18e verjaardag van prinses Wilhelmina. In dat artikel werd erop gewezen dat Nederlands vaandel altijd de kleuren oranje-wit-blauw had en dat dit veranderde met de komst van de Fransen en het vertrek van het Oranjehuis in 1795.
Feitelijk werd rood-wit-blauw door de Hollandse graven ver voor de Reformatie op hun banieren gedragen. De Geuzen hebben sedert hun eerste overwinning op de Spanjaarden in 1572 de rode kleur van de vlag verwisseld voor oranje. Bij de Unie van Utrecht in 1579 werd dat officieel geregeld. Bij de West-Indische en Oost-Indische Compagnie werd steevast de rood-wit-blauwe vlag gehesen. Bij aanvang van het eerste stadhouderloze tijdperk werd in 1653 te land en ter zee rood-wit-blauw gehesen, de Statenvlag geheten. De Prinsenvlag verdween voorgoed.
Na de Bataafse en Franse vlag kwam de Hollandse vlag weer terug in 1813, met de terugkomst van de Oranjes. Over oranje-blanje-bleu werd niet meer gesproken. Wel dichtte de Amsterdamse arts Jan Pieter Heije (auteur van ‘Een karretje op de zandweg reed’) het lied ‘O schitterende kleuren van Nederlands vlag’, waarbij hij er deze invulling aan gaf:
Of is niet dat blauw in zijn smetloze pracht, der trouw onzer vaad’ren gewijd?
Of tuigt niet dat rood van hun manlijke kracht, en moed in zo menige strijd?
Of wijst niet die blankheid, zo rein en zo zacht, op vroomheid, die zegen van Gode verwacht?
De zegen, die enig, die enig gedijt,
De zegen, die enig gedijt.
Waai uit dan, o vlag: zij een tolk onzer beê, om trouw en om vroomheid en moed! De wereld ontzie u op golven en reê.
Doch daaldet gij ooit op de vloed. Wij heffen uw wit uit de schuimende zee, en voeren naar ’t blauw van de hemel u mee.
Al kleurt zich, al kleurt zich uw rood met ons bloed, al kleurt zich uw rood met ons bloed.
Terug naar de ‘vlaggenkwestie’. Deze eindigde op 19 februari 1937, toen koningin Wilhelmina het kortste koninklijk besluit ooit tekende. ‘De kleuren van het Koninkrijk der Nederlanden zijn rood, wit en blauw.’ Die vlag mogen we tot op de dag van vandaag nog hijsen.
Er is echter nog een vlag, in de Bijbel een banier genaamd. Dat is het vaandel van de Bruidegom uit het Hooglied en bestaat uit twee kleuren die onze vlag ook kent. Blank en rood. Het wit wijst op de zondeloosheid van Christus en het rood op Zijn verzoenend bloed. Varen we onder die vlag. Dekt die vlag de lading of varen we onder een valse vlag, is het een vlag op een modderschuit. Dat wil zeggen: de naam van Christus dragen en de praktijk van Diens tegenstander volgen. Gelukkig wie mag beamen: „Mijn Liefste is blank en rood en draagt de banier boven tienduizend.”
Ds. M. van Kooten, Elspeet
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 september 2016
Terdege | 100 Pagina's