Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Melken bij het licht van een petroleumlamp

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Melken bij het licht van een petroleumlamp

9 minuten leestijd

Pennsylvania is een Amerikaanse staat die bekend staat om de grote groepen Amish die er wonen. Minder bekend is dat er ook in de buurt van Norwich veel traditionele mennonietengezinnen wonen. En kijkje in de wereld van de Canadese Amish.

Een vrouw in een lange, donkere jurk staat bij een van de paardenkoetsjes op het parkeerterrein op haar man te wachten. Even verderop stapt een mennonietenechtpaar in een auto. Op de grote, deels overdekte markt bij Kitchener komen mennonieten van diverse pluimage uit de omgeving boodschappen doen of hun waar aan de man brengen. Dat kan variëren van verse groente tot koeien, van handgemaakte meubels tot flesjes ahornsiroop.
Minder orthodoxe mennonieten komen met de auto, al moet die wel zwart zijn. Dat gaat de Amish echter te ver. Zij zijn volgelingen van Jakob Amman, die in 1693 brak met de meer gematigde mennonitische hoofdstroom. Langs verschillende wegen in de buurt van Kitchener zijn extra rijstroken aangelegd, waarop de koetsjes veilig hun langzame gang kunnen gaan.
De markt ligt vlak bij het dorpje St. Jacobs, met traditionele meubelzaakjes waar mennonieten hun handwerk verkopen, ateliers waar je quilts kunt kopen en een klein mennonietenmuseum. De toegang is gratis, een donatie van 5 Canadese dollar wordt gewaardeerd. Een film geeft een (enigszins geromantiseerd) beeld van het leven van de Amish. Daarnaast is er veel informatie te vinden over de geschiedenis van de mennonieten.

Museum
Een uurtje rijden van St. Jacobs – met de auto dan, want met een rijtuig duurt het aanzienlijk langer – kom je in de buurt van Norwich, dat bekendstaat vanwege de grote Nederlandse gemeenschap. Maar ook hier wonen veel mennonieten, vrijwel allemaal van de oude stempel. Mennonietenkerken zijn er in deze omgeving niet: de Amish komen in schuren en huizen bij elkaar voor de zondagse samenkomsten.
Het is de moeite waard om als toerist een poosje door de mennonietenbuurt te toeren en vanuit de auto foto’s te maken van nostalgische tafereeltjes. Een lange waslijn vol donkere kleding, kinderen die zich tijdens de pauze op oude speeltoestellen vermaken bij een schooltje, mannen met strohoeden aan het werk in een houtzagerij. De Amish zelf willen echter liever niet op de foto. ‘Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken.’

Telefoon
Connie Otten, lid van een van de reformatorische kerken in de omgeving van Norwich, woont midden in de mennonietenbuurt. Ze heeft al jaren goed contact met haar Amish-buren, die sinds ruim een jaar waterbuffels houden. Regelmatig komt ze bij de familie Miller over de vloer. In haar garage heeft ze een telefoon hangen, waar mennonieten in noodgevallen gebruik van kunnen maken. Zelf hebben de Amish geen telefoonaansluiting of elektriciteit.
We mogen die dinsdagavond om half zeven langskomen voor een rondleiding op de boerderij. Ik hoop natuurlijk op een mogelijkheid om iemand te spreken, maar dat lijkt aanvankelijk tegen te vallen. Het is niet de bedoeling dat we veel praten, omdat de waterbuffels dan zullen schrikken. Ook wordt ons verzocht om kleding in gedekte tinten dragen.

Zweep
Even na half zeven arriveren we op de boerderij. In de donkere stal treft de 19-jarige Andrew voorbereidingen voor het melken van een van de waterbuffels. Connie had verwacht ook haar buurman Henry in de schuur aan te treffen, maar hij blijkt van huis te zijn. Zijn vrouw Martha weet echter ook van aanpakken. Met een geroutineerde beweging bindt ze de achterpoten van een van de waterbuffels aan elkaar. „Niet veel kans dat ze ons een trap geven, maar ze zouden de emmer met hun poten kunnen omstoten”, verklaart Andrew. Het uiteinde van de staart is met een touwtje aan een balk erboven bevestigd. „Als je die in je gezicht krijgt, voelt het als een leren zweep.”
Met een borstel maakt hij ondertussen de ruwe huid van een andere buffel zandvrij. „Als het ’s middags warm is, zoals vandaag, zoeken waterbuffels graag verkoeling in de modder. Maar het is natuurlijk niet de bedoeling dat er vuil in de melk terechtkomt.” En dan: „Kijk, ze krult haar staart. Dat betekent dat ze het lekker vindt om geborsteld te worden.”

Oud-Duits
Andrew neemt plaats op een krukje en begint vakkundig te melken. Natuurlijk met de hand. „Ik heb het geleerd toen ik negen was. Elke avond kom ik hier met paard en wagen naartoe voor het melken. Dan slaap ik hier en de volgende morgen help ik weer. Als dat klaar is, ga ik weer naar huis, waar ik in de houtzagerij werk.”
Zijn Engels is niet accentloos. Als hij met de andere mennonieten praat, schakelt hij direct over op een oude variant van het Duits. Ik hoor het woord “milch” een paar keer vallen, maar verder maak ik er weinig van.
Martha en Andrew hebben een mijnwerkerslampje op hun voorhoofd aangeknipt – batterijen zijn wel toegestaan. Zo kunnen ze nog net zien waar ze mee bezig zijn. Als het nog donkerder wordt, steekt Martha een petroleumlamp aan. Desondanks kan ze nauwelijks zien waar ze haar blote voeten neerzet, maar dat lijkt haar niet te deren.

Voedzaam
Waterbuffels geven lang niet zo veel melk als koeien, vertelt Andrew. Maar wát ze geven is wel veel voedzamer. Waterbuffelmelk bevat minder calorieën dan koemelk, maar er zit veel meer calcium, vet en eiwit in. „Je kunt er heel lekkere chocolademelk van maken en het smaakt ook goed in de koffie”, aldus Andrew. De mennonieten dronken er eerst zelf van, maar tegenwoordig is er iemand die de melk opkoopt. „Sindsdien drinken we zelf gewoon weer koemelk, want dat is een stuk goedkoper.”
Ondertussen is Martha in de melkkamer bezig om de dampende melk te zeven. Drie kinderen, net als hun moeder op blote voeten, staan er geïnteresseerd bij te kijken. De jongste, een meisje van anderhalf, zit al de hele avond op de arm van haar zevenjarige zusje. Zorgvuldig spoelt Martha de emmers en de zeef om met water uit een kannetje. Met haar vinger plukt ze nog een laatste haartje van de rand van de volle witte emmer. Dan gaat het deksel erop.

IJsbak
In een hoek van de schuur staat een grote vierkante kist met dikke wanden. Daar worden de emmers in gezet. De bak heeft wel wat weg van een grote koelbox. Tussen de brokken ijs blijft de verse melk heerlijk koud. „We hebben in de zomer iemand die ijs voor ons regelt”, vertelt Martha. Ze laat de andere koelbox zien, waar een voorraad ijs in blijkt te zitten. In de winter zorgen de Millers zelf voor ijs. Een ondiepe bak in het weiland wordt dan gebruikt om water en sneeuw in op te vangen.
We krijgen een liter melk mee om thuis te proeven. Dan lopen we over het donkere pad richting het woonhuis, waar we volgens Connie eieren kunnen kopen. Een oudere vrouw met een vriendelijk gezicht komt ons bij de keukendeur tegemoet. Ze stelt zich voor als Ella en ze vraagt of we koffie willen. Dat laten we ons geen twee keer zeggen.

Onder de pomp
Degenen die de waterbuffels hebben geaaid, kunnen hun handen even wassen bij het aanrecht. Onder de pomp. Dan gaan we de woonkamer binnen, waar Gideon Miller ons vanuit zijn schommelstoel hartelijk verwelkomt. Als het toegestaan was om foto’s te maken, zou dit een prachtig gezicht zijn geweest om te portretteren. Een indrukwekkende grijze baard, bijna ondeugende ogen en een warrige haardos, die overdag ongetwijfeld schuilgaat onder de rieten hoed die nu aan de muur hangt. En dat alles bij het licht van twee petroleumlampen.
Het duurt wel even voordat het water voor de koffie kookt. Ondertussen vraagt Gideon of we in Nederland last hebben van hoge werkloosheid en of de dreiging van terrorisme groot is. Ja, hij weet goed wat er speelt in de wereld, lacht hij. „Ik lees dagelijks de krant.” Die staat uitgespreid op een enorme houten lessenaar pal naast zijn stoel. „Ik kan mijn armen niet zo lang meer wijd uit elkaar houden, dus dit een mooie oplossing voor oude mensen.” Hij lacht alweer, uitbundig. „En voor luie mensen.”
Opvallend: aan de muur in de kamer hangen maar liefst vier kalenders. Ooit las ik van mennonieten in Mexico die alleen functionele dingen mochten ophangen in huis en voor de gezelligheid dus maar een aantal kalenders naast elkaar hingen. Blijkbaar werkt het hier ook zo.
Terwijl Ella koffie en koekjes uitdeelt, vertelt Gideon dat hij is opgegroeid in Ohio, aan de overkant van het Eriemeer. „Mijn vader verhuisde ooit naar Canada omdat de grond hier minder duur was. Het was mijn bedoeling om zelf weer terug te gaan, maar toen kwam ik een lief meisje tegen. Zo gaat dat. Nu zijn we alweer meer dan vijftig jaar getrouwd.”

Verhuizing
Ella en Gideon kregen dertien kinderen. Van hen zijn er inmiddels verschillende verder getrokken. „Alleen onze dochters wonen allemaal nog hier in de omgeving”, vertelt Ella. „Een van onze zoons is nu bezig met zijn verhuizing naar PEI.” Ze doelt op Prins Edward Island, zo’n 1800 kilometer richting het oosten. Veel mennonieten uit de regio vertrekken de laatste jaren die kant op, omdat de grond daar goedkoper is. Staat het eiland niet bekend vanwege de prachtige natuur? Ella is niet onder de indruk. „Het is hier ook heel mooi”, zegt ze beslist.
Bij een kopje koffie veranderen nostalgische zonderlingen, die je vanuit de auto stiekem probeert te fotograferen, ineens in mensen van gelijke bewegingen als wij. Na een klein uur nemen we hartelijk afscheid. Ja, we zullen zeker een kaartje sturen als we weer in Nederland zijn.
Het tuinpad is zo donker, dat we onze mobiele telefoons moeten gebruiken om ons bij te lichten. Op naar onze auto. Na een paar honderd meter over de typische onverharde wegen van de Amish komen we al op een asfaltweg terecht. In een paar minuten zijn we van het sobere mennonietenland ons comfortabele leven met elektriciteit en luxe alweer binnengereden.


Waar komen de Amish vandaan?
Die geschiedenis begon in Nederland, bij de katholieke priester Menno Simons, die zich in 1535 liet overdopen en voorvechter werd van het anabaptisme in Nederland. Omdat wederdopers in Nederland niet vrij mochten samenkomen en in sommige gevallen zelfs te maken kregen met vervolging, verhuisden veel aanhangers van Menno Simons naar andere, vaak afgelegen delen van Europa. Als de landbouw niet genoeg opbracht om van te leven of de vrijheid te veel werd beperkt (bijvoorbeeld als ze ondanks hun pacifistische ideaal in militaire dienst moesten) trokken ze weer verder.
De Zwitser Jakob Amman brak in 1693 met de minder radicale mennonitische hoofdstroom. Zijn volgelingen werden Amish genoemd.
In de achttiende eeuw nodigde de stichter van de Engelse kolonie Pennsylvania in Amerika, William Penn, de Amish uit om zich op zijn grondgebied te vestigen. Zo’n 500 mensen gingen daarop in. Later, toen Europa te maken kreeg met de Franse Revolutie en de Industriële Revolutie, volgde een grotere groep.
De meeste Amish wonen nog altijd in Pennsylvania, maar er zijn ook veel mennonietenfamilies neergestreken in andere Amerikaanse staten en in omliggende landen. Zoals in Canada.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 december 2016

Terdege | 196 Pagina's

Melken bij het licht van een petroleumlamp

Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 december 2016

Terdege | 196 Pagina's