Schorriemorrie
Niet de eerste ben ik die rond Kerst aandacht vraagt voor schorriemorrie. Ik heb al heel wat stukjes gelezen onder die titel. Zelf heb ik de term nog niet eerder gebruikt.
Schorriemorrie staat synoniem voor uitschot. De herkomst van dit woord is echter van een heel andere orde. Het is volgens etymologen ontleend aan de Hebreeuwse woorden sjoor (os) en chamoor (ezel). In het meervoud is dat ‘sjoriem we chamoriem’, wat in de volksmond tot schorremorrie werd.
Wat heeft dit met Kerstfeest te maken? In een kerststal, die rond Kerst bij de rooms-katholieken in elke kerk en vaak ook in huis te vinden is, bevinden zich naast Jozef, Maria en het Kindeke in de kribbe ook een os en een ezel. Niet zozeer omdat dit expliciet in het Evangelie staat maar vanwege de traditie, die voor Rome bijna gelijk staat met de letter van het Woord.
Hoe schorriemorrie zo’n negatieve klank heeft gekregen, is me een raadsel. In Jesaja worden sjoor en chamoor immers ten voorbeeld gesteld aan het volk Israël. „Een os kent zijn bezitter en een ezel de krib van zijn heer maar Israël heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet...” Reden tot verootmoediging.
We kunnen van de dieren leren. Niet voor niets schreef Georg Nieuwenhuijsen, ooit directeur van de Dierenbescherming en potentieel Kamerlid vanwege de Hervormd Gereformeerde Staatspartij, een brochure getiteld ‘Collega-schepsel’. Spaarde de Heere de grote stad Ninevé ook niet omdat er zoveel vee was? Wat zijn os en ezel tot nut geweest bij landbouw en vervoer. Het heeft dan ook geen pas dat vroeger een domoor een ‘ezel’ op de rug kreeg gehangen, evenmin om iemand uit te jouwen als ezel of rund. Zou de negatieve duiding soms slaan op de stalmest die os en ezel achterlaten? Maar dan nog... De mest is goed voor het land. Wat wij onder schorriemorrie verstaan, deugt in ieder geval niet.
In het Kerstevangelie komt geen schorremorrie voor in de diepste betekenis van het woord. Het is echter wel bestemd voor wat wij onder schorriemorrie verstaan, zoals Gerrit Achterberg dichtte: „voor dieven, hoeren, honden, zondaren allemaal... en mijzelve in het bijzonder.” Zo’n Kerstfeest mogen we elkaar van harte toewensen.
Het volgende voorval uit het leven van de oud gereformeerde ds. Joh. van der Poel is mogelijk een goede illustratie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest hij in Amersfoort preken. Hij mocht dat met veel opening doen. Hij was dan ook bijzonder goed gesteld in geestelijk opzicht. Toen hij echter de trein naar zijn woonplaats wilde nemen, was deze overvol, zodat er voor hem geen plaats was. Hij schreef: „Ik dacht: Zo gemakkelijk gepreekt, en nu een makkelijke plaats.” Hij wilde als bijzondere dominee naar huis. Die vlieger ging niet op. Maar er kwam ‘uitkomst’. Er werd een beestenwagen achter de trein gekoppeld. Daarin nam hij, hoewel tegen zijn zin, plaats.
Ik citeer uit zijn boek ‘Ten tijde des ouderdoms’: „Als ik nu maar het beest van psalm 73 of een van de dieren van Handelingen 10 was geweest, dan zou ik blij geweest zijn dat er nog een beestenwagen voor mij was, waarin zo’n hoogmoedig schepsel mee mocht reizen. Ook die wagen liep vol mensen. Mannen, vrouwen en veel soldaten kwamen de wagon in. Opeens zag ik op een houten balkje staan: ‘Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.’ Het was door een vinger in het stof, dat erop lag, geschreven. Een van de soldaten begon met die tekst de spot te drijven. Daar brak de Heere mijn mond open. Zelden heb ik op de preekstoel zoveel vrijmoedigheid en gepastheid gekregen als toen. O, wat was ik verblijd dat ik in die beestenwagon gekomen was.”
Ds. M. van Kooten, Elspeet
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 december 2016
Terdege | 196 Pagina's