Verhalenverteller uit Antwerpen
Hij loopt tegen de veertig, is buitengewoon goed van de tongriem gesneden, open en gastvrij, draagt een actueel baardje van zo'n twee weken. Ds. A. Th. Van Olst, predikant van de enige geïnstitueerde christelijke gereformeerde kerk in het buitenland, het Evangelisch Centrum in Antwerpen-Deurne.
De kerkzaal van het Evangelisch Centrum staat vol met zo’n honderd stoelen. Die zijn op zondagmorgen allemaal bezet. ’s Middags is er dan wat minder belangstelling. Ds. Van Olst: „Hier komt een veelkleurige gemeente bijeen, meest Vlaams-sprekende mensen, en veel nationaliteiten, zoals Armeniërs, Iraniërs, een Nigeriaans gezin.”
Boven de traditionele preekstoel hangt een houten kruis aan de muur. Op de vloer staat een elektronische piano van Yamaha, met lied 356 op de lessenaar: ”Elk oog zal Hem zien, als Hij komt op de wolken”. Aan de muur zijn grote letters bevestigd: ”De genade van de Here Jezus Christus en de liefde van God en de eenheid met de Heilige Geest zij met u allen”.
In de kelder van het grote kerkpand aan de Boterlaarbaan bevindt zich zijn werkkamer. Langs twee wanden staan de boeken op de planken, meest exegetische werken. Hier en daar op een leeg stuk boekenplank een zevenarmig kandelaartje, her en der wat Bijbelteksten, zoals: „Jezus zegt: Ik heb voor u gebeden.” En deze: „Laat uw licht schijnen.”
Op de salontafel liggen de Herziene Statenvertaling, het dagblad De Standaard en de laatste edities van het kerkblad De Waarheidsvriend. Op de vensterbank ligt het boek over Jezus van Nazareth van paus Benedictus XVI.
Begin 2015 nam ds. Van Olst, toen christelijk gereformeerd predikant in Utrecht-West, het beroep aan naar Antwerpen. Is hij al een beetje Belg onder de Belgen, onderhand? „Ik doe mijn best. Maar dit is een ander land, met een andere cultuur. Antwerpen ligt wel vlak bij de Nederlandse grens, maar het is hier echt een andere wereld. Alles is anders, het straatbeeld, de gewoonten, het overheidsapparaat. Wij voelen ons nog steeds een beetje een vreemdeling, maar we zijn, al met al, wel buitengewoon dankbaar voor dit plekje. België is een prachtig land, waar de mensen bescheidener zijn en meer discipline hebben dan in Nederland. Als op het schoolplein de bel klinkt, gaan de kinderen, zonder dat de juf iets hoeft te zeggen, in twee rijen staan, waarna ze stil naar binnen marcheren.”
Protestants-christelijke scholen zijn er in Antwerpen niet. Van een reformatorische school heeft geen Belg ooit gehoord. En dus zitten de kinderen van de familie Van Olst op een roomse school. „Daar weten ze natuurlijk wel wat een Bijbel is, maar wat in die Bijbel staat, zijn hooguit allemaal mooie verhalen. That’s it. Onze kinderen weten vaak beter wat in de Bijbel staat, dan hun leerkrachten. Maar ze hebben gelukkig wel hun draai gevonden.”
Het Evangelisch Centrum Antwerpen-Deurne werd in 1992, 25 jaar geleden, geïnstitueerd door ds. K. Groeneveld. Ds. Van Olst over zijn voorganger: „Hij is hier met niks begonnen, ging folderen en flyeren, deed aan straatwerk, aan openluchtprediking, op markten en in parken. Ik denk daar met veel waardering aan. Sedertdien zijn de tijden echter veranderd. En ik ben zelf een ander mens dan Kommer Groeneveld, ben minder pionier dan hij. Daarbij, ons past wel enige bescheidenheid, want een Vlaming is allergisch voor iemand uit Nederland die even komt vertellen hoe het allemaal moet. Als ze zó iemand tegenkomen, nemen ze acuut de eerste de beste afslag.”
In Antwerpen wonen 500.000 mensen. Het is de tweede haven van Europa, wereldcentrum voor de diamanthandel. Deze stad stelt echt wat voor. En dan komt er een dominee uit Nederland vertellen over Jezus, over een kruis, over het bloed der verzoening. Hoe moet dat?
„Dat weet ik ook niet. In de Bijbel staat: „Doe het werk van een evangelist.” Dat is de opdracht. Nou, dat doe ik hier dus, het werk van een evangelist. Ik probeer hier lichtdrager te zijn, een beetje licht te verspreiden en rekenschap te geven van de hoop die in mij is.”
Van Olst is liefst wat pretentieloos onder de mensen, zoals hij zegt. „Het gaat niet om grote woorden, maar vooral om wat mensen van ons zien, wat ze van ons merken, bij de bakker, op het schoolplein, op straat. We getuigen, desnoods met woorden. We proberen ons licht te laten schijnen, een zoutend zout te zijn, opdat de mensen onze goede werken mogen zien en de Vader Die in de hemelen is, gaan verheerlijken, zoals Matthéus het zegt.”
Als mensen vragen wat u drijft?
„Dan zeg ik dat ik geloof in Jezus Christus als de Zoon van God. Mensen rollen acuut om van verbazing, dat ik, zo’n jong iemand, gelooft dat we Zijn toekomst tegemoet gaan, dat er eeuwige toekomst is bij Christus.”
Wat zou de boodschap zijn, als u daar drie zinnen voor krijgt?
„Wat is het Evangelie op een postzegel? Johannes 3:16. „Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.” Dus, de liefde van God, in de zending van Zijn Zoon, en de noodzaak om in Hem te geloven. Dat zijn drie zinnen.”
Van Olst voelt zich –met nadruk- geen optimist. „Wás ik het maar. Ik kan soms ook wel somber zijn, zie nogal eens veel leeuwen en beren op de weg. Paulus zegt tegen mij: Hebt altijd goede moed. En verblijd u. En hij zegt: Ik vermag alle dingen in Hem Die mij kracht geeft. Ook al wordt mijn aardse tempel afgebroken. Bij Paulus kan ik niet in de schaduw staan. Wat heeft hij veel meegemaakt, maar hij had veel goede moed. Ik kan wel eens enthousiast doen, maar voordat ik dingen durf op te pakken, moet er nogal wat water door de Schelde stromen. Des te meer ben ik soms verrast als ik zie wat de Heere doet, als Hij een zegen verbindt aan mijn werk, als ik vertel dat ik mensen help om nog steeds te geloven in deze tijd. Het woord ”optimisme” is een woord zonder God. Ik oefen mijzelf in geloof dat de Heere het zal doen.”
Toch dapper, een gezin met vier kinderen dat vanuit Nederland naar Antwerpen vertrekt om er het Woord uit te dragen.
„Ik voel me helemaal niet dapper. Dapper is: naar Siberië gaan, of naar Pakistan of Noord-Korea waar je leven gevaar zou lopen. Naar België gaan is niet dapper, want ik loop nergens gevaar.”
In 2013 maakte ds. Van Olst, als bestuurslid van Stichting De Ondergrondse Kerk, een reis door Nigeria. „Nigeria is een open land, waar je zomaar binnen kunt komen. Maar het was wel schokkend. Tien dagen voordat wij er aan kwamen, werd er een dorpje voor een groot deel uitgemoord. Wat een confrontatie, leed, ellende. Absoluut. Toen ik weer thuis was, had ik een alarmsysteempje opgelopen, iets wat mij zei wat écht belangrijk is en wat niet belangrijk is. Ik sprak in Nigeria een christen die werkelijk niet wist wat de Heidelbergse Catechismus is, maar die goed kon vertellen wat zijn enige hoop in leven en in sterven was.”
Hoe serieus neemt u uzelf?
„Veel te serieus. Als dominees nemen we onszelf gemakkelijk te serieus. Een beetje humor kan geen kwaad, dat is het beste geneesmiddel tegen zelfoverschatting. En een handvol zelfspot is ook niet verkeerd. Wij stellen niet veel voor. Het is God Die het moet doen.”
Mensen in Antwerpen hebben een groot wantrouwen tegen de kerk, zegt ds. Van Olst. „De roomse kerk stond voor best veel mensen model voor machtsmisbruik en onderdrukking. Mensen die er afscheid van hebben genomen, voelen zich bevrijd, want ze moesten altijd doen wat de kerk voorschreef. Ze voelen zich ook bevrijd van een God, Die altijd dreigde, Die alles wist en alles zag. Veel Belgen hebben het gehad met de kerk. Mensen zijn onverschillig geworden. De kerk is marginaal geworden. Op de Veluwe kunnen de mensen zeggen: „Maar bij ons zit de kerk nog vol, en we hebben dit nog, en dat hebben we nog”, maar in Antwerpen opereren we vanuit de machteloosheid. Wij zijn geen factor van betekenis, alleen nog maar een getuigende minderheid. En toch doen we ons werk. Het hoeft er op zondag in de kerk niet gelikt aan toe te gaan. Er komt niemand binnen omdat wij het zo fantastisch doen, maar omdat God het wil.”
In het kantoor in de kelder hangt aan een leeg stukje muur een grote foto van de vier kinderen van de familie Van Olst: Hadassah, Matthias, Hannah en Jozua. Naast zijn bureau staat een knielbankje op de vloer, in gebruik als bidstoel. „Die heeft mijn vrouw laatst op de kop getikt in een winkel voor tweedehands spullen. Ik ben blij dat ze die voor me meenam, want een mens moet bij voorkeur knielen, en blijven knielen.”
Op de knielbank ligt ook een gebedenboek, opengeslagen bij de tekst: „Here, onze God, wij vragen U, wil in onze harten en zinnen het rechte licht doen schijnen.”
Het plankje voor de knieën is gestoffeerd. „Wij zijn in het westen luxe bidders.”
De dominee die niet werkt
Jozua van Olst (4) zit in een roomse kleuterklas met veel moslimkinderen. In de klas wordt gevraagd welke papa’s er over hun beroep willen komen vertellen. Ds. Van Olst neemt zich dapper voor het te doen. Hij krijgt vijf minuten om uit te leggen wat hij voor werk doet. Jozua vindt het maar raar, dat zijn vader over zijn werk komt vertellen, want hij bouwt toch geen huizen, werkt niet in een winkel, en hééft dus helemaal geen werk.
„Ik had een Bijbel meegenomen, een collectezak met wat muntjes erin, voor arme kindjes die niets te eten hebben, en een foto van onze kerk. We hebben eerst geoefend op het woord ”dominee”. Daarna heb ik verteld dat ik een verhalenverteller ben, dat ik de mensen verhalen vertel uit de Bijbel, over God die alles maakte, en over Jezus die geboren werd in een stal, en dat we op zondag naar de kerk gaan, dat we daar uit de Bijbel lezen –„Wat zeg je? Nee, niet de hele Bijbel in één keer”, en dat we bidden en zingen, bijvoorbeeld: ”Lees je Bijbel, bid elke dag”. Ik vroeg aan de kleuters wie wist wat een Bijbel was. Nee, ze hadden geen flauw idee. En of ze wisten wat bidden is? Een meisje met donkere ogen zei: „Dan kniel je op een kleedje.” Ja, zei ik, dat kan, maar wij doen het anders. Wij doen de handen samen en de ogen dicht.
Ik mocht nog één minuut iets vertellen uit de Bijbel. Ik vertelde over de blinde Bartimeüs, die werd dus binnen één minuut genezen. Toen was het voorbij. De kleuters moesten nodig naar het volgende beroep, van een andere vader, een vader die echt werkt, die huizen bouwt of auto’s.”
Een van de kleuterjuffen zei dat ze ervan onder de indruk was. Ze vond het heel interessant. „En ik dacht: Yes!”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 mei 2017
Terdege | 116 Pagina's