Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tussen tijd en eeuwigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tussen tijd en eeuwigheid

7 minuten leestijd

De tijd gaat voorbij. Eens zal er geen tijd meer zijn. Dan begint de nimmer eindigende eeuwigheid. Wat is dat precies: de tijd? En hoe zal het zijn: de eeuwigheid?

Vanachter zijn bureau in de pastorie te Scherpenisse zoekt ds. J. Lohuis, hervormd predikant, naar de juiste woorden, tastend naar de diepere betekenis van het leven in de tijd en van wat na dit leven komen zal. Het eerste wat hij zegt, is dit: „Als we komen op het terrein van de eeuwigheid, valt er voor ons, nietige mensen, niet veel meer te zeggen. Want God is de gans Andere.”

Augustinus zegt: „Wat is tijd? Wanneer iemand het mij vraagt, weet ik het. Wanneer ik het iemand wil uitleggen, weet ik het niet.”
„Daar val ik hem in bij. De tijd was het eerste wat God schiep, want voordat de tijd aanbrak, was er alleen God. Met het scheppen van de tijd zette Hij het proces van de openbaring van Zijn raad in werking. Daarmee trad God uit de verborgenheid van de eeuwigheid. Hij was er, van eeuwigheid, en Hij zal er zijn tot in eeuwigheid. In de tijd openbaart Hij Zich aan de mens en in de eeuwigheid omspant Hij alle tijd. Hij is de Algenoegzame. Hij had de mens niet nodig, maar heeft die toch geschapen, met als doel dat het schepsel zou leven tot Zijn eer.”

Hoe legt u dit aan catechisanten uit?
„Dan zet ik een stip op het bord. Dat is de tijd. De punt des tijds. Vervolgens trek ik een lijn naar links en naar rechts. Die lijn is de eeuwigheid. Dat begrijpen ze, hoewel het een zwak beeld is, want die lijn begint ergens en eindigt ergens, terwijl de eeuwigheid geen begin en geen einde heeft. Kaïn en Abel zijn al 6000 jaar in de eeuwigheid en staan nog steeds aan het begin. Dat is de ontzaglijke werkelijkheid die de Heilige Schrift ons tekent.”
Ds. Lohuis verwijst naar Thomas Boston, die in de ”Viervoudige staat” over de eeuwigheid zegt: „Ge ziet in uw verbeelding een onoverzichtelijke berg zand. Er komt een klein vogeltje dat eens in de duizend jaar een korreltje daarvan wegneemt. Dan zou er tóch een tijd aanbreken dat er niets van die berg zand overblijft. De eeuwigheid zal echter nooit eindigen. De eeuwen van de eeuwigheid zijn oneindig veel meer dan de droppelen van de oceaan.”
Dat tekent de ernst van ons leven, zegt de predikant uit Scherpenisse. „De mens heeft variatie in de tijd nodig, anders zou onze geest uitgeblust en afgemat raken. Maar God heeft geen tijd nodig. Wel heeft Hij in de volheid des tijds Zijn Zoon geopenbaard, gezonden in een wereld verloren in zonde en schuld, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebben zou. Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde, tot in eeuwigheid. Dat stelt ons voor de vraag wat God met de tijd wil. Met eerbied gesproken: Waar wil Hij met de tijd naartoe? Als God de tijd gebruikt om Zijn Zoon te openbaren, moeten wij de tijd gebruiken om tot de kennis van Christus te komen.”

Alle tijd is genadetijd.
Er is een tijd om geboren te worden en er is een tijd om sterven. En alle tijd die daartussen ligt, is genadetijd, is tijd die we gekregen hebben om God te zoeken. Door de zondeval gebruikt de mens de tijd om zichzelf te vermaken en te ontplooien, maar de tijd plaatst ons in het volle licht van de eeuwigheid. Als ik sterf, is voor mij de tijd voorbij. Dan begint de eeuwigheid. Pas als de eeuwige God in ons leven komt, ontstaat er ruimte voor de vragen van de eeuwigheid. Dan gaan we met Saulus vragen: „Heere, Wie zijt Gij?” En: „Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?”

Velen zeggen: Ik heb geen tijd.
„Niemand kan zeggen dat hij geen tijd heeft. We hebben 24 uur per etmaal de tijd. Pas als de genadetijd voorbij is, kan iemand zeggen dat hij geen tijd meer heeft. In de eeuwige verlorenheid is de tijd voorbij, heel realistisch en concreet. Nooit meer tijd.”

Is de mens in staat zich iets voor te stellen bij de eeuwigheid, iets wat geen begin heeft, waar geen einde meer van zal zijn?
„Het menselijk idioom schiet hier tekort. Je zoekt wel naar woorden, toch kun je niet echt zeggen wat het is. Deze dingen behoren tot het gebied waarvan Paulus zegt dat het „onuitsprekelijke dingen” zijn. We kunnen het nauwelijks uitspreken, er de goede woorden niet bij vinden. Toch zegt de Heilige Schrift er de nodige dingen over. Daarin past God Zichzelf aan, om iets van Zichzelf te laten zien, van Wie Hij als de Eeuwige is en altijd blijven zal.”
Ondertussen verstrijkt de tijd, tikt de klok de tijd weg, seconde na seconde. Ds. Lohuis: „Geen mens kan verhinderen dat de tijd voorbijgaat. In het verstrijken van de tijd werkt God heen naar de wedergeboorte van alle dingen, naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waarop het Lam in het midden zal staan en waarop gerechtigheid wonen zal.”

Sommigen formuleren het zo: Wij leven in „de tussentijd.”
„Wat zeg je daar dan mee? Leven we tussen twee eeuwigheden? Misschien mag je dat zo toch wel zeggen, want van eeuwigheid tot eeuwigheid is God. In die tussentijd ontvouwt Hij Zijn raad en vervult Hij Zijn beloften. Dan is de tussentijd dus: van het begin tot het einde. Of: van ons geboren worden tot ons sterven. In die tussentijd moet er een beslissend moment aanbreken dat God in ons leven komt. Wij weten niet hoeveel tijd we hebben en dus sporen we elkaar aan en zeggen we tegen elkaar: „Wij leven in de welaangename tijd, in de dag der zaligheid.” Daarmee bedoelen we het tijdvak tussen Pinksteren en de wederkomst. Nog steeds mogen we verkondigen: Op deze wereld heeft een kruis gestaan!”
De eeuwigheid overstijgt iedere vorm van tijdelijk leven. „Met alle consequenties van dien. Vroeger zeiden de mensen weleens: „Er zal de eeuwigheid voor nodig zijn om uit te wonderen Wie God is.” En dat zal zeker waar zijn. Ook zal er de eeuwigheid voor nodig zijn om te beseffen wat het zeggen wil om verloren te zijn gegaan. God openbaart in de Bijbel vooral de eeuwige heerlijkheid van Zijn kinderen. Maar Johannes zegt –in 1 Johannes 3:2– dat het nog niet geopenbaard is wat wij zijn zullen. Johannes kreeg er ook niet goed de vinger achter. Wij zien hier door een spiegel als in een duistere rede.”

Ons verstand schiet hier tekort, ons past bescheidenheid.
„Het is openbaring. Het staat in het Woord. We mogen hier dus wel met elkaar over nadenken. De Bijbel spoort ons daartoe ook aan, maar ons past hier wel bescheidenheid. De mens moet in zijn leven niet van álles iets willen vinden, alsof wij álles in onze hand hebben. Gods genade leert ons te onderwerpen aan Zijn Woord en Hem te aanbidden in Zijn majesteitelijk doen. Lazarus moet er iets van hebben gezien. Maar nadat hij was opgewekt, heeft hij ook er ook nooit iets over verteld. Je leest er tenminste niets over. Het was kennelijk niet in woorden uit te zeggen.”

Eens zal er geen tijd meer zijn, zegt Openbaring 10.
„Oneindige tijd. Tijdloze tijd. Dat is tot troost van Gods Kerk. Er komt een einde aan de tijd. Dan heeft God Zijn werk volvoerd en mag je weleens met Guido de Brès zeggen: „Daarom verwachten wij die dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, die zijn in Christus Jezus ja en amen.” Paulus schrijft over een „reikhalzend uitzien.” Dan leeft de mens meer boven dan beneden, meer in de eeuwigheid dan in de tijd. Dat geeft een heilige onverschilligheid over de dingen van beneden. Calvijn zegt dat dit „een zekere verachting” geeft van de dingen van deze wereld.
Als voor Gods kind de eeuwigheid begint, als Hij boven binnenkomt, zal hij –zo zegt Andrew Gray het– de eerste dag van verwondering geen woord kunnen uitbrengen. En de tweede dag zal hij nog geen woord kunnen zeggen, want het wonder van de eeuwigheid zal alleen maar groter worden. Hoewel ook die woorden alweer tekortschieten, want als de eeuwigheid begint, zijn er geen dagen meer. Gray zocht ook maar naar woorden om er toch maar iets van te kunnen zeggen. Als je van deze dingen weleens iets mag zien, verschijnt er vaak weer een wolk, en is het weer weg.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 augustus 2017

Terdege | 100 Pagina's

Tussen tijd en eeuwigheid

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 augustus 2017

Terdege | 100 Pagina's