Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gepruts op de vierkante centimeter

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gepruts op de vierkante centimeter

”Mijn vak bestaat dankzij zeldzaamheden”

10 minuten leestijd

Op het Van Lodenstein College wist dr. Justin de Jong (48) al dat hij chirurg zou worden. Dat lukte, waarna hij zich specialiseerde tot kinderchirurg. Zijn collega’s kennen hem als een overtuigd christen. ”De huid dicht ik met stripjes. Vaak in de vorm van een kruis.”

”De artsenij zit niet in de familie. Mijn vader was inkoper van hout, mijn moeder had de handen vol aan het gezin. Kort voordat ik geneeskunde ging studeren, werd de achtste geboren.

Het was bij ons altijd een drukke boel. Mijn vader was lange tijd de enige ouderling van de oud gereformeerde gemeente van Utrecht; daardoor kwam er nogal wat volk over de vloer. Naar buiten toe zal ik die kerk altijd verdedigen, maar vooral met het avondmaal ervoer ik de sfeer als drukkend. Mensen die volgens mij aan die tafel hoorden, hadden niet de vrijmoedigheid om aan te gaan. Opvallend was dat mijn ouders al aan het avondmaal gingen toen ze amper 30 waren.

In het tweede jaar van mijn studie kochten mijn ouders een studentenhuis in Utrecht. Op advies van mijn moeder, een vrouw met zakeninstinct. Mijn zes medebewoners mocht ik zelf bij elkaar scharrelen. Dat werd een bijzondere club. Met een deel ben ik nog steeds bevriend. Ik werd lid van de CSFR en bezocht op zondag diverse kerken. Dan kom je erachter dat mensen die uiterlijk niet aan jouw beeld voldoen, soms meer met God bezig zijn dan jijzelf met twintig jaar oud gereformeerde kerk achter de kiezen. Ik werd lid van die vereniging voor de Bijbelkring en de gezelligheid. Voor andere activiteiten had ik geen tijd. Geneeskunde slokt je behoorlijk op.”

KNUTSELAAR

„Mijn interesse voor geneeskunde is ontstaan rond mijn 11e jaar. Omdat één zaadbal niet goed was ingedaald, ben ik tweemaal geopereerd. De tweede keer door professor Bax, een Belg. De sfeer in zo’n ziekenhuis sprak me aan. Ik kon aardig knutselen, dus vooral het werk van een chirurg leek me leuk. Daar heb ik op het Van Lodenstein College mijn vakkenpakket op afgestemd.

Na het behalen van mijn diploma werd ik meteen ingeloot voor geneeskunde. Tijdens mijn studie in Utrecht kwam ik professor Bax weer tegen. Ik ben naar hem toe gestapt en zei dat ik graag eens bij hem op de operatiekamer zou kijken. Samen met een medestudent deed ik mijn eerste onderzoek op het terrein van de chirurgie, bij prof. Theo Vroonhoven, een briljante chirurg. Door mijn coschappen leerde ik ook andere specialismen kennen, maar de chirurgie hield mijn voorkeur.


”De huid dicht ik met stripjes in de vorm van een kruis. Dat geeft leuke gesprekken”


Het gros van de chirurgen was als student lid geweest van het Corps, een nogal elitaire studentenvereniging. Dat sfeertje ligt mij niet, maar toch ben ik altijd aardig geaccepteerd. Als je je collegiaal opstelt en open voor je principes uitkomt, word je niet vaak afgebrand. Misschien is de sfeer soms wel té tolerant. „Zolang je ons niet lastigvalt, mag jij alles vinden.” De wijze van beoordeling heb ik altijd zwak gevonden. Als coassistent kon je er de kantjes af lopen zonder dat je door de mand viel, omdat je werd beoordeeld door iemand die jou misschien een minuut had gezien. Zo doe ik het niet. Binnen ons team van kinderchirurgen ben ik de opleider en beoordeel ik ook de coassistenten. Die krijgen huiswerk en worden door mij na twee weken overhoord.”

IN DE BOTER

„Een van mijn huisgenoten noemde me destijds „in de boter gebakken.” In één keer werd ik ingeloot voor geneeskunde en mijn eerste serieuze poging om een opleidingsplaats chirurgie te bemachtigen had direct het gewenste resultaat. Terwijl ik helemaal geen briljante student was. Ik ben aangenomen door prof. Vroonhoven. Die had een voorkeur voor studenten die iets bijzonders hadden. Zelf was hij een fanatiek sporter. Op mijn cv stond dat ik jaren kerkorganist in de oud gereformeerde gemeente van Utrecht was geweest en me bezighield met geschiedenis en archeologie. Dat fascineerde hem. We kregen een heel gesprek over het Romeinse rijk in relatie tot het christelijk geloof.

Ik heb nog net de oude generatie chirurgen meegemaakt. Dat was bijzonder volk. Ze liepen minstens zeventig uur per week in het ziekenhuis rond. Veel waren gescheiden. Je had er bij die al tierend met scharen en gazen gingen smijten als het opereren niet ging zoals ze wilden. De lagere goden kregen dan de volle laag. Die machocultuur is vrijwel verdwenen. De huidige chirurgen werken nog steeds hard,maar het gezin staat op de eerste plaats. Bij ons in de staf is iedereen nog bij zijn eerste vrouw of vriendin. Een aantal chirurgen in opleiding heeft wekelijks een papadag. Dat kon je je vroeger niet voorstellen.”

POPPENDOKTER

„Over kinderchirurgen wordt soms een tikkeltje schamper gedaan. Dat zijn softeriken: de poppendokters. Toch kwam ik daar na verloop van tijd terecht, hoewel de volwassenenchirurgie me prima afging. Het laatste halfjaar van mijn opleiding tot chirurg deed ik traumatologie. Verkeersongevallen, schotwonden, steekwonden… Dat hectische lag me wel, maar in het zesde jaar werd ik door professor Bax benaderd met de vraag of ik kinderchirurg wilde worden. Ik kan goed overweg met kinderen én met ouders, dat is in dit vak heel belangrijk.

Ook inhoudelijk zijn er verschillen met de chirurgie voor volwassenen. Als kinderchirurg heb je veel te maken met aangeboren afwijkingen. De organen zijn kleiner, dus je moet houden van gepruts op de vierkante centimeter. Dat ligt mij wel. Het voordeel is dat de weefsels bij een kind nog maagdelijk zijn. De structuren zijn daardoor beter te onderscheiden.”

ZELDZAAMHEDEN

„Er was in die tijd een groot verschil tussen de beloning van academische specialisten en artsen in een perifeer ziekenhuis. De laatste categorie verdiende beduidend meer. Mijn vrouw gaf me het advies niet het salaris maar mijn hart te volgen.

Mijn vak bestaat bij de gratie van zeldzaamheden. Er zijn aangeboren afwijkingen die zelden voorkomen. Daarom zie je binnen de kinderchirurgie een verdere specialisatie. Mijn hobby’s zijn het opereren van borstafwijkingen en het verhelpen van problemen in het maag-darmkanaal. Een aantal kinderen wordt bijvoorbeeld zonder anus geboren. De kringspier is vaak min of meer aangelegd, maar de darm heeft een verkeerde afslag genomen. Ik ben geen evangelist, maar als het past maak ik graag een toespeling op de Bijbel. Tijdens zo’n operatie zeg ik soms: zoals de Schepper het maakte, kan ik het niet. Die kinderen houden een probleem: óf ze zitten verstopt, óf ze kunnen hun poep niet goed ophouden. Het vraagt soms kunstgrepen om ervoor te zorgen dat ze een leven met een onderbroek zonder luier kunnen leiden. Het is geweldig belangrijk dat je daar als arts serieus aandacht aan besteedt.”

ECHT GELOVIG

„Hechten doe ik altijd onderhuids. Dat geeft een mooi litteken. De huid dicht ik met stripjes. Vaak in de vorm van een kruis. Dat geeft leuke gesprekken met nieuwelingen die vragen waarom ik dat doe. Ook ik heb mijn ”guilty pleasures”. Ik drink graag een goed glas wijn en ben lid van een sigarenclub, maar het christelijk geloof is het houvast in mijn leven. Dat mogen mensen best weten. Ik heb niet de indruk dat mijn werkomgeving voor een christen meer problemen oplevert dan andere plekken. Belangrijk is dat je eerlijk bent en goed werk levert.

Omdat we zelf kinderen hebben, weet ik wat het voor ouders betekent als hun kind een ernstige afwijking heeft of iets overkomt. Ik was net aan de opleiding begonnen toen een jongetje werd binnengebracht dat in een landbouwmachine was gevallen. Hij was niet meer te redden. Alle verwondingen heb ik zo goed mogelijk gedicht, om hem weer toonbaar te maken. Na die operatie heb ik thuis bij mijn vrouw een potje staan janken. Het was zo’n klein, stoer boerenventje.

In die fase van mijn leven heb ik existentiële twijfels gehad, door alles wat ik meemaakte en zag. Kinderen met kanker en ander ondraaglijk lijden. Is er wel een God Die alles regeert? In de kerk vroeg ik me meer dan eens af wat ik er deed. Geleidelijk is dat veranderd, mede dankzij gesprekken met goede vrienden. Toen ben ik pas echt gelovig geworden.”

HUURTROEPEN

„Een van de belangrijkste aspecten van mijn beroep is verwachtingsmanagement. Je moet mensen goed voorlichten over wat ze kunnen verwachten. Bij kinderen onder de 12 jaar moeten ouders toestemming geven voor een behandeling. Tegenwoordig heb ik steeds vaker te maken met gebroken gezinnen. Als beide ouders het voogdijschap hebben, moet je ze ook nog eens op hetzelfde spoor zien te krijgen. Bij patiëntjes uit de Amsterdamse Bijlmer is vaak geen vader in beeld.

Slechtnieuwsgesprekken hoef ik weinig meer te voeren. Alle kinderoncologie is verplaatst naar het Prinses Máxima Centrum in Utrecht. Wat we nog wel zien, is bijvoorbeeld een compleet afgestorven darmpakket bij veel te vroeg geboren kinderen. De kinderchirurg spreekt dan samen met de neonatoloog na de operatie met de ouders. Wij bezoeken dagelijks de intensive care voor pasgeborenen, maar de neonatoloog blijft de hoofdbehandelaar. Voor deze afdeling zijn we een soort huurtroepen. Als kinderen overlijden, is dat meestal niet tijdens of net na de operatie, maar in het vervolgtraject.

De grote angst voor elke chirurg is het overlijden van een patiënt door jouw fout. Dat heb ik gelukkig nog nooit meegemaakt. Wel is een meisje overleden toen een kinderchirurg in opleiding onder mijn verantwoordelijkheid een operatie in haar borstkas uitvoerde. Ze kreeg een bloeding die we niet meer onder controle kregen. De ouders wilden geen obductie, dus tot de dag van vandaag weet ik niet wat de oorzaak was. Dat is heel ingrijpend.”

WERKPAARD

„Nog niet zo lang geleden kreeg ik een meisje op tafel dat was neergeschoten. De hele nacht heb ik staan opereren. Twee dagen later is ze alsnog overleden. Heel triest, maar dat lag niet aan mij. Dan ervaar je het anders. Na heftige gebeurtenissen, zoals een mislukte reanimatie, is er altijd een debriefing. Daar heb ik zelf niet zo’n behoefte aan. Het liefst ga ik zo snel mogelijk naar huis.


”Ik heb een periode wat relativerend gedaan over de betekenis van het reformatorisch onderwijs, maar voor jonge mensen die nog volop in ontwikkeling zijn, is zo’n omgeving best goed”


Hoewel ik gepromoveerd ben, voel ik me veel meer dokter dan onderzoeker. Voor nogal wat collega’s is professor worden het hoogste ideaal. Dat heb ik absoluut niet. Afgezien van de machtsspelletjes zit ik niet te wachten op allerlei managementtaken. Laat mij maar als werkpaard aan tafel staan. Veel patiënten zien, veel opereren en aan de zijlijn wat onderzoek doen. Ook dat is belangrijk, maar het moet niet verzanden in publicatielijstjes om de score op de h-index te vergroten. Daar heb ik niets mee. Ik houd liever wat tijd over voor mijn hobby’s, zoals vissen. Ook ben ik actief in de kerk.”

CATECHESE

„Van huis uit was ik gewend op zondag van Kockengen naar Utrecht te rijden. Wij hebben besloten om daar waar we wonen ook naar de kerk te gaan. Ben je het niet helemaal met de boodschap eens, dan kun je proberen er iets aan veranderen. Eens in de maand geef ik op zondagavond 19+ catechese bij goede vrienden, op de deel van hun verbouwde boerderij. Door mijn achtergrond heb ik veel Bijbelkennis. De bagage van jongvolwassen in een doorsnee-hervormde gemeente is doorgaans beperkt. We leren hun graag iets over het gereformeerd belijden.

Ik heb een periode wat relativerend gedaan over de betekenis van het reformatorisch onderwijs, maar voor jonge mensen die nog volop in ontwikkeling zijn, is zo’n omgeving best goed. Die biedt bescherming in een fase waarin je kwetsbaar bent en je krijgt er ongemerkt veel mee. Nu kom ik soms op een reformatorische school om als gastdocent wat over mijn werk te vertellen.

Leerlingen die interesse voor geneeskunde hebben, mogen een dag met mij op pad. Ik hijs ze in een witte jas, loop ’s ochtends met ze langs de patiënten en neem ze daarna mee naar de operatiekamer. De collega’s weten het al. Justin heeft weer een paar van die gasten bij zich. Voor sommige leerlingen gaf het de doorslag om geneeskunde te gaan studeren. Dat bezorgt mij een goed gevoel.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 maart 2018

Terdege | 116 Pagina's

Gepruts op de vierkante centimeter

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 maart 2018

Terdege | 116 Pagina's