Martine: “Altijd en overal voel ik dat Henri er niet meer is”
Niemand zag het aankomen. Kón het zien aankomen. Martine Capelle-IJzelenberg verloor vorig jaar augustus plotseling haar man toen hij in de vakantie overleed aan een gescheurde aorta. Ze was zes maanden zwanger van hun zesde kindje.
Het is stil in huis. De oudste vier kinderen, Levi (15), Micha (13), Samuël (9) en Jeftha (7), zitten op school. De jongste twee, Sifrah (2) en Elias (10 maanden), zijn bij een oppas. In de stijlvol ingerichte woonkamer staan een grote bank en een ruime eettafel: groot genoeg voor een gezin van acht. Zeven, nu Henri Capelle er niet meer is. Zijn plaats blijft sinds een jaar leeg.
Ze houdt zich voor het oog goed staande, deze 38-jarige Zeeuwse. Ze runt haar huishouden, houdt een waakzaam oog op haar rouwende kinderen en zorgt dat er eten op tafel komt. Veel praten over haar verdriet doet ze niet meer. Maar het zit er nog wel, zegt ze, en het is misschien wel groter dan ooit. „Mensen moesten eens weten hoe vaak ik ’s avonds in mijn eentje zit te huilen van ellende.”
Het gezin Capelle was altijd een vrolijk gezin. Martine runde sinds hun trouwdag het huishouden, Henri werkte als timmerman.
Was Martine het regeltalent in hun huwelijk, Henri zorgde voor stabiliteit. „Hij was mijn rots in de branding. Nuchter, makkelijk, loyaal, trouw, lief. Ik kon niet zonder hem, nog steeds niet. Soms denk ik: waren we maar niet zo gelukkig geweest samen, dan was de pijn nu misschien minder hevig geweest.”
Het echtpaar ontmoette elkaar als tieners in Domburg. Hij was toen onkerkelijk, maar ging met haar mee naar de hersteld hervormde gemeente. Samen kregen ze vijf kinderen: vier jongens en een meisje.
Toen Martine zes maanden zwanger was van de zesde, voltrok zich een drama. „Het was zomervakantie. Henri was de week ervoor 40 geworden. We waren allemaal vrij. Om een uur of halftien ’s morgens was hij met zijn vriend Frank bezig in de schuur. Ik had ook een vriendin op bezoek. Opeens riep Frank me: Martine! Zijn stem klonk dringend en ik dacht dat hij een grapje wilde uithalen. „Als je me maar niet laat schrikken door een vis voor mijn gezicht te houden”, riep ik terug. Maar toen ik de schuur binnenliep, zag ik Henri liggen. Hij maakte vreemde bewegingen met zijn hoofd en maakte een soort snurkend geluid. Mijn vriendin, die ook mee naar binnen gelopen was, belde 1-1-2. Ze begon hem te reanimeren, terwijl ik de schuur uit liep om onze kinderen daarvandaan te houden en te wachten op de ambulance.
De jongens waren helemaal in paniek. „Wat is er met papa?” vroegen ze telkens. Ik zei dat ik het ook niet wist. Op het tuinbankje hebben we gebeden.
Omdat de jongste twee kinderen binnen waren, ben ik op een gegeven moment ook naar binnen gegaan. Ik was verdwaasd, in een soort shock. Achteraf hoorde ik dat ik helemaal wit zag, zelfs mijn handen waren wit. Er kwam een ambulancebroeder binnen. Die zei: „Het is heel ernstig, heel ernstig.” Ik dacht alleen maar: hij leeft dus in elk geval nog. Hij vertelde dat ze een longembolie vermoedden.
Na hem kwam de huisarts binnen. Ook die stamelde dat het zo erg was, en vervolgens zei hij: „Gecondoleerd.” Ik dacht: gecondoleerd? Dat kan niet. Hij kan niet overleden zijn. Ik weet niet wat ik gezegd heb, volgens mij helemaal niets. Vervolgens ben ik mensen gaan bellen. Ik was heel koel, hoorde ik later. Achteraf zag ik dat ik toen ook geappt heb met een vriendin, die vroeg of er iets was gebeurd met de kinderen. „Nee”, appte ik terug, „Hen is er niet meer.””
HAVIK
Martine vertelt haar verhaal in één ruk door, haast werktuigelijk, maar met ogen vol verdriet. Haar handen knijpt ze dicht, terwijl ze zich die donderdag 17 augustus 2017 weer voor de geest haalt.
„Ik hield de hele tijd als een havik de jongens in het oog. Ik dacht: als het maar goed gaat met hen, als ze maar niet te overstuur raken.
Er kwamen allemaal mensen over de vloer die me omhelsden en die hielpen met wat er moest gebeuren. De begrafenisondernemer werd gebeld. Ik had het al die tijd gemeden om naar de schuur te gaan, waar Hen lag. Voordat de begrafenisondernemer hem mee zou nemen, ben ik toch gaan kijken. Hen lag erbij alsof hij zich elk moment zou kunnen omdraaien. Zijn mond stond een beetje open, zo lag hij ook vaak als hij sliep. Zijn kleur was heel normaal.
De begrafenisondernemer vroeg om kleding voor hem, die heb ik uitgezocht. Vervolgens moest ik beslissen waar Henri opgebaard moest worden. Dat wist ik niet goed. Ik vond overleden mensen altijd best eng en wilde hem in eerste instantie niet in huis opbaren. Uiteindelijk besloten we de kist in de speelkamer te zetten, een kamer die we ook weer konden verlaten als we dat wilden.
’s Avonds om zeven uur kwam de huisarts met de uitslag van de autopsie. Toen bleek dat Henri is overleden aan een gescheurde aorta.”
ONWERKELIJK
Eten krijgen Martine en haar kinderen die avond niet door hun keel. Als een berg ziet ze tegen de nacht op. „Gelukkig bleef mijn vriendin bij mij slapen. Niet alleen die nacht, maar tot aan de begrafenis.”
De volgende middag wordt het lichaam van haar overleden man thuisgebracht en in de speelkamer gezet. „Heel onwerkelijk”, herinnert Martine zich. „Ik durfde niet zo vaak naar de kist te gaan. Ik vond het heel heftig om hem daar te zien liggen en het leek mijn Hen ook niet meer te zijn.
De begrafenisondernemer had gezegd: je kunt het glas eraf halen als je hem aan wilt raken, dat is misschien ook wel fijn voor de kinderen. Maar voor mij hoefde dat niet. Ik praatte ook niet tegen hem, want dat voelde heel onnatuurlijk. Zijn haar zat raar, helemaal niet zoals hij het altijd droeg. En hij had een linke baard omdat het vakantie was en hij het dan niet zo nauw nam met scheren. Maar dat wisten ze bij het autopsiecentrum natuurlijk niet. De begrafenisondernemer heeft zijn baard er op mijn verzoek nog afgeschoren en mijn schoonzus, die kapster is, heeft zijn haar veranderd.”
Af en toe stuurde Martine de kinderen de speelkamer in, om even bij hun vader te kijken. „Ik besefte: ze móéten even kijken, ook voor de verwerking van hun verdriet en het besef van zijn overlijden.”
Soms, als ze naast de kist stond, schopte de baby in haar buik. „Leven en dood kwamen dan heel dicht bij elkaar. Dat ik de baby voelde trappen terwijl ik bij zijn dode vader stond, dat klopte niet. Dat hoorde niet. Dat mocht niet.”
ZWEMMEN
Haar kinderen reageerden heel verschillend op hun vaders overlijden. „Jeftha had na zijn overlijden een blik in de schuur geworpen en deed vervolgens of er niets aan de hand was. Pas ’s avonds op bed lag hij te huilen om papa. Dat is bijna de enige keer dat ik hem heb zien huilen. Micha huilde juist heel veel. „Ik wil niet zonder papa”, snikte hij, „papa moet er weer zijn.” Dan huilde ik met hem mee. Meer kun je niet doen.”
Omdat Henri midden in de vakantie overleed, waren de kinderen nog thuis van school. Al die mensen die langskwamen en al dat huilen van mama vonden ze heel vervelend. „Ik zei: Je mag ook gewoon gaan spelen hoor. Ze zijn, na wat tegenstribbelen, met hun vriendjes gaan zwemmen. Micha zei later: Ik moest een keer heel hard lachen en dat voelde zo raar.”
Omdat ze thuis tegen de muren oploopt, neemt ze het advies van de begrafenisondernemer ter harte en gaat ze er op een zondag met de kinderen even op uit. „Even naar de zeedijk met de jongens. Dat bleek niet zo’n handig plan te zijn. Aan het strand kon ik alleen maar huilen. Ik wilde al heel snel weer terug naar huis, aan de zeedijk had ik niets te zoeken.”
Een paar keer raakt ze in paniek. „Dan liep ik huilend en radeloos heen en weer bij de achterdeur en wist ik niet waar ik het moest zoeken. Het is echt waar, besefte ik dan, Hen is er niet meer. Hoe moet ik nou straks verder in mijn eentje met zes kinderen? Ik heb die dagen de hele tijd gebeden. „Help me, help me, zorg voor de kinderen en mij.” Verder kwam er niets uit mijn mond. Ik las uit het Bijbels dagboek dat we hadden. Ik weet denk ik niet eens wat ik las, alleen maar dat ik bij God moest zijn. Dit verlies was te groot, dit kon ik bij niemand kwijt, zo voelde dat. Ik was blij dat ik God had om naartoe te vluchten. Hoe doen mensen dat die niet in God geloven? vroeg ik me af. Waar vinden die troost?”
ALLEEN
De nachten zonder Henri zijn vanaf het begin af aan een verschrikking. Martine ziet elke dag weer op tegen het moment dat ze alleen naar bed moet. Ook al valt ze van moeheid meestal als een blok in slaap, de angst om alleen te zijn zit er diep in. „Ik was blij als het ochtend was. Maar dan kwam ook meteen weer het besef dat Henri er niet meer was, dat er iets verschrikkelijks was gebeurd.” Ook de kinderen hebben moeite met slapen. Vaak zijn ze onrustig en verdrietig bij het naar bed gaan. „Er werd nogal eens geschoven met matrassen om steun te zoeken bij elkaar.”
Martine staat de dagen na Henri’s overlijden voor de opgave om de begrafenis voor te bereiden. Er moeten overlijdensadvertenties en rouwkaarten geschreven worden. „Die hield ik heel simpel, evenals de kist.”
De begrafenis zou op dinsdag zijn. „Ik was eerst bang dat dit te kort dag was, maar op maandag had ik niet het gevoel dat ik Henri nog langer bij me moest houden. Het gaf veel spanning in huis dat zijn lichaam er lag. Iedere ochtend was het toch weer eng om te kijken hoe hij er na die nacht uitzag. Hij was er overduidelijk niet meer.”
Omdat zij Henri’s vrouw is, is het Martines taak om op de begrafenis te spreken. Haar oudste zoons durven dat niet aan. Zijzelf eigenlijk ook niet. „Ik was bang dat ik het niet droog zou houden en vond het zo knullig om het al huilend te doen. Maar het ging gelukkig goed.” De dag na de begrafenis was het regenachtig weer. „Ik had mijn kinderen voordat hij overleed beloofd in de vakantie nog een keer te gaan zwemmen. En de kinderen hele dagen thuis houden, daar werd ik ook niet rustiger van. Dus gingen we die woensdag naar het zwembad. Dat was heel raar. Iedereen was daar aan het lachen en ik dacht: ik heb gisteren mijn man begraven. Op weg terug naar huis heb ik heel hard gehuild in de auto.”
GEBOORTE
Pas als de kinderen weer naar school gaan, komt er weer wat structuur in het leven van Martine. Veel tijd om stil te staan bij het overlijden van Henri heeft ze echter niet. „Die eerste maanden was er bijna altijd wel iemand. Heel ijn, want ik vond het verschrikkelijk om alleen te zijn.” Ook moet ze zich voorbereiden op de komst van de baby. Ze ruimt Henri’s kleding op om plaats te maken voor een wiegje op hun slaapkamer. „Ik voelde niets meer voor de baby en zag niet naar zijn komst uit. Tegelijkertijd voelde ik me daar heel schuldig over. Ik was bang dat ik niet van het kindje zou kunnen houden als hij er was, terwijl hij evengoed een warm welkom en liefde verdiende.” Ze moet keuzes maken die ze helemaal niet wil maken. Want wie is er bijvoorbeeld bij de bevalling, nu Henri er niet meer is? „Ik had gevraagd of mijn vriendin mee wilde gaan. De bevalling kwam op een avond rond mijn uitgerekende datum op gang. Ik moest in het ziekenhuis bevallen en terwijl we door het donker reden, had ik het heel moeilijk. Ik zei ik in gedachten tegen Henri: Ik ga jouw kind krijgen en je bent er niet, dit is zo raar. Maar toen ik eenmaal in het ziekenhuis was, viel dat van me af en concentreerde ik me op de bevalling. Die verliep voorspoedig.
Henri Elias heb ik onze zoon genoemd en toen ze hem boven mijn hoofd hielden, moest ik opnieuw huilen. Ook mijn vriendin en de verloskundige waren in tranen. Enerzijds was er de blijdschap om dat heel speciale moment, dat euforische gevoel na een geboorte. Tegelijkertijd was er ook het besef: je vader is er niet, ik ben alleen met jou. Gelukkig voelde ik wel meteen liefde voor hem.”
DOOP
Haar kraamtijd is er een van ups en downs. „Ik huilde veel en wilde niets liever dan Elias aan Hen laten zien en zeggen: Zie je hoe mooi hij is Hen, onze zoon, en hoe trots we op hem zijn?”
Als Elias gedoopt moet worden, breekt er opnieuw een moeilijk moment aan voor Martine. „Het was een mooie en persoonlijke dienst, maar veel is er ook langs me heen gegaan. De kinderen zaten naast me, voor in de kerk. Ik zag dat Micha het heel zwaar had, maar hij zat ver bij me vandaan en ik kon hem niet troosten.
Had ik eerst vooral steun aan het geloof in God; na de doop van Elias kwamen er ook andere emoties los. Ik raakte in paniek als ik me afvroeg waar Henri nu zou zijn. Stel je voor dat hij in de hel is, dacht ik dan. Ik heb toen heel veel gebeden of die angst weg mocht gaan.
Ik had ook vragen. Waarom had God Henri weggenomen? Wat wil Hij van mij? Ik was dankbaar dat Hij voor me zorgde en tegelijkertijd boos dat Hij me in deze situatie gebracht had. Daardoor ging ik ook aan God twijfelen. Ik dacht: misschien bestaat Hij niet en is het gewoon domme pech dat Henri’s aorta is gescheurd. Tegelijkertijd voelde ik ergens ook dat Hij er wel was.
Iedere nacht had ik nog twee kleintjes om voor te zorgen, omdat zowel Sifrah als Elias nog wakker werd. Ik vond de nachten toch al zo vreselijk en voelde me nog ellendiger als ik alleen met de kinderen rondliep. Telkens weer bad ik dat ze door mochten slapen, maar dat gebeurde niet. Waarom luistert Hij niet? dacht ik dan.
De twijfel is nog niet weg. Aan de ene kant put ik troost uit mijn geloof. Als ik zit te huilen weet ik dat Hij de enige is die me ziet. Niemand anders weet van mijn verdriet en kent mijn hart. Aan de andere kant blijf ik vragen hebben.”
DAPPER
Ze deelt haar verdriet niet makkelijk met anderen, zegt ze. Ze wil hen er niet steeds mee lastig vallen en heeft het idee dat er maar weinig zijn die haar zullen begrijpen. „Daardoor krijgt mijn omgeving een vertekend beeld van me. Iedereen vindt me superstoer en dapper en denkt dat ik het fiks in mijn eentje. Maar daardoor voel ik me juist eenzaam op de momenten dat het helemaal niet gaat.” Samen met andere jonge weduwes zit ze in een Whats Appgroep. „Dat contact is een verademing, we begrijpen precies van elkaar wat we doormaken. Als we erdoorheen zitten, appen we elkaar en bidden we voor elkaar. Ook heb ik steun aan de lotgenotenvereniging Samen Alleen. Als ik naar een bijeenkomst ga, vind ik veel begrip en erkenning bij andere weduwen en weduwnaars.
Afgelopen zomer heb ik het heel zwaar gehad, omdat alle herinneringen terugkwamen. Het ging toen slecht met mij. Ik dacht: wat moet ik hier eigenlijk nog? Het is nu een jaar geleden dat hij is overleden en ik ben nog nergens.
Nu gaat het weer iets beter. Maar het blijft moeilijk dat ik bij alles zo op mezelf teruggeworpen word. Als weduwe heb je nooit rust, je moet er altijd zijn voor je gezin. Daardoor kom ik maar weinig aan rouwen toe.” Het afgelopen halfjaar heeft ze telkens aan het einde van de middag hulp gehad, omdat ze het niet meer redde in haar eentje. „Elias had elke avond een huiluurtje, ik moest de andere kinderen badderen en in bed stoppen. Dan stond ik daar met Elias in een draagdoek de kinderen te douchen. Hij kletsnat en ik een zere rug. Een vriendin maakte toen een rooster voor jonge meiden uit het dorp om mij rond spitsuur te helpen. Dat werkt goed.
Ook krijg ik hulp van Agathos en bespreek ik met hen tegen welke situaties ik aanloop in ons gezin. Ik vroeg hun laatst: wanneer gaat het nou beter? Ze zeiden: je moet het laten gebeuren, de emoties nemen zoals ze komen. Dat vind ik heel moeilijk. Ik ben meer van de oplossingen. En hier heb ik geen oplossing voor. Wel worden de huilbuien minder ongecontroleerd. Niet dat de pijn afneemt die is eigenlijk alleen maar erger. Hoe langer ik Hen niet gezien heb, hoe meer ik hem mis. Maar het gebeurt niet meer zo vaak dat ik midden in de winkel een huilbui krijg. Dat ik alleen nog maar kan denken hoe graag ik wou dat hij er was.”
TOEKOMST
Het verlies van haar geliefde heeft haar ongemerkt veranderd. „Vlak na Hens overlijden zei Micha: Papa is er niet meer, maar eigenlijk ben jij er ook niet meer. Je lacht niet meer en maakt bijna geen grapjes.” De tranen biggelen Martine over de wangen. „Dat greep me heel erg aan.”
Over de toekomst probeert ze niet te veel na te denken. Toen Henri nog maar net overleden was, raakte ze daarvan in paniek. „Dat is het hele verhaal van rouwverwerking: leren accepteren dat iemand overleden is. Maar dat kan ik niet. Ik wil niet accepteren dat ik er in mijn eentje voor sta en er wat van moet zien te maken. In het begin dacht ik: straks zijn de jongens groter en lig ik in mijn eentje op bed te wachten als ongeruste moeder. Nu bekijk ik het leven per dag en per week. Dat gaat beter. En ik hoop dat ik in de toekomst ooit weer geluk mag vinden.”
Soms zijn er weer mooie momenten. Dan kan ze heel even de zon achter de wolken zien schijnen. „Maar zelfs dan wordt het nooit meer zoals het was. Altijd en overal voel ik dat Hen er niet meer is, alsof hij van mij geamputeerd is. Ik moet opnieuw leren leven. Maar het is een leven waar ik nooit voor gekozen heb.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 oktober 2018
Terdege | 108 Pagina's