Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DAS WIRKEN DES HEILIGEN GEISTES NACH CALVIN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DAS WIRKEN DES HEILIGEN GEISTES NACH CALVIN

4 minuten leestijd

Werner Krusche, DAS WIRKEN DES HEILIGEN GEISTES NACH CALVIN, 348 S., DM 26.-, Vandenhoeck u. Euprecht, Göttingen, 1957.

Bij de studie der Reformatie merken we op dat men zich aanvankelijk bezig hield met biografie, theologie e.d., maar daarbij de intiemere, geestelijke wereld van de betrokkenen niet betrad. Bij Luther werd deze ban gebroken reeds in 1898, toen E. Otto zijn boek schreef over Die Anschaming vom Heiligen Geiste bei Luther. Calvijn, hoewel de Heilige Geest bij hem een centrale plaats inneemt, heeft langer moeten wachten. In 1943 gaf schrijver dezes een omlijningvan De leer van den Heiligen Geest hij Calvin. De omstandigheid, dat door de oorlog deze dissertatie in Duitsland onbekend bleef, gaf het aanzijn aan het boek dat nu voor ons ligt en waarin W. Krusche dit zelfde onderwerp op zeer uitstekende wijze behandelt.

Daarmee is onze gunstige beoordeling al gegeven. We gaan er iets nader op in. Het gebruik der bronnen en van de literatuur is voortreffelijk. Heel het brede gebied van de pneumatologie (eigenlijk te breed voor één werk, zodat het détail wel wat te kort moét schieten) wordt beschreven en gewaardeerd. De maatstaf van beoordeling is ons niet geheel duidelijk. Vermoedelijk is de auteur niet „reformiert", daar hij in zijn slotwaarde-

ring merkwaardigerwijze met de felle lutheraan O. H. Nebe in diens Deus spiritus sanctus (1939) van oordeel is, dat bij Calvijn de contingentie van de Heilige Geest tekort dreigt te doen aan zijn condescendentie. In deze eritiek moet zich wel de oude lutherse bezoigdheid uitspreken, dat de gereformeerde nadruk op de praedestinatie (het coutingente) schade moet doen aan het volle evangelie (het condescendente). Het lijkt ons ter zake, daarvoor begrip te hebben en te erkennen, dat, wanneer de praedestinatie verwordt tot praedestinatianisme , het evangelie, de belofte inderdaad wordt toegesloten. Echter moeten de gereformeerden van hun kant de bezorgdheid uitspreken, dat het ook mogelijk is en gebeurt, dat de condescendentie aan de „contingentie" schade berokkent, we denken aan het gevaar van de „goedkope genade''.

De behandeling van de gekozen stof door Krusehe is uitstekend. Hij geeft een korte inleiding over de Heilige Geest „als die wirksame Kraft des göttlichen Handelns'' en tekent dan de H. Geest in kosmos, mens en kerk werkend. Hoewel we dit exposé uitmuntend vinden, achten we het tenslotte toch weer tekort schietend. Juist een zo intiem geestelijk onderwerp had een nog persoonlijker weergave moeten ontvangen. We stellen hier ook onze eigen dissertatie in gebreke: waarom hebben de auteurs van de werken over de Heilige Geest bij Calvijn niet meer gepoogd, te benaderen, wat deze Heilige Geest voor het intiemste geloofsleven van Calvijn heeft betekend? Toegegeven dat Calvijn een gesloten man is, die niet graag over zichzelf spreekt. Toch zou o.i. van wat de Heilige Geest ten diepste voor hem betekent op een nog indringender wijze te spreken zijn. Zoals het nu staat, zijn we nog te veel in het theologisch-dogmatiache blijven steken en hebben het existentiële, het laatste dat achter deze omheiningen woont, nog onvoldoende laten spreken.

Naast deze eritiek op Calvijn stelt Krusehe deze tweede, dat het hem dubieus lijkt of we werkelijk op bijbelse gronden kunnen spreken van een algemene werking van de Heilige Geest in kunst en wetenschap. Dat is een kwestie, die nader onderzoek zeer waard is. De controverse over de „algemene genade'', ook juist binnen de gereformeerde gezindte, bewijst, dat hier grote onzekerheid bestaat. Daarmee hangt samen, dat de betekenis der cultuur onder de gereformeerden ook allerminst eenstemmig wordt beoordeeld. Deze eritiek van Krusehe verraadt een barthiaanse beïnvloeding; een grondig exposé over: De gereformeerden en de cultuur, zal hier een besluit durven maken.

Het genoemde boek van Otto is gevolgd door het werk van R. Prenter: Spiritus Creator (1955); Calvijn's pneumatologie vond nu dus ook twee bewerkers; over Zwingb hebben we het werk van A. E. Burckhardt. Das Oeistproblem iei V. Zwingli (1932). Vergelijking van deze werken zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot een verstaan van wat de Reformatie aangaande de Heilige Geest beleed.

W. Krusehe zou o.i. tot zo'n vergelijking alleszins gekwalificeerd zijn, getuige het voortreffelijke boek dat we van hem ontvingen. Mocht hij ook dat ondernemen: het zal ons zeer welkom zijn. Want dit werk smaakt bepaald naar meer I

U.

V. d. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1958

Theologia Reformata | 203 Pagina's

DAS WIRKEN DES HEILIGEN GEISTES NACH CALVIN

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1958

Theologia Reformata | 203 Pagina's