THE HOLY LAND

THE HOLY LAND New light on the prehistory and ea/rly history of Israel. Antiquity and sv/rvival, vol n no. 2-3, pag. 75-318, The Hague & Jerusalem, 1957.

Excavation is both art and science, zegt Albright in The Archeology and Palestine. Beide elementen komen uitnemend aan de dag in het prachtig uitgevoerde nummer vaji Antiquity and Survival, dat uitgegeven is in samenwerking met de „Hebrew University, Depart­ ment of Antiquities and Israel Exploration Society". Het boek geeft wat de President van de Staat Israel in een schrijven aan de uitgever zegt: a comprehensive survey of the most significant aspects of recent archaeological research in Israël. Bij uitstek deskundigen geven hier informatie uit de eerste hand. Het boek vangt aan met een chronologische tabel vanaf het palaeolithioum tot de Byzantijnse tijd; Perrot schrijft over „Ie mésolithique et les réeentes découvertes k Eynan", in het dal van de bovenloop van de Jordaan, aan de westelijke oever van het Hule-meer; M. Dothan geeft in verband met de opgravingen te Naharya ('ten noorden van Akko) een beeld van de cultus gedurende de Hyksos-periode, in welke cultus de bamah een grote rol speelde. Nog duizend jaar later bleef de dienst der bamoth de ernstigste van de Kanaanietische bedreigingen van de dienst van Yahweh.

Zeer interessant en instructief is het artikel van Dr. Aharoni: „The Israelite Conquest in the light of Archaeological Discoveries". Terecht zegt schr., dat ettelijke vroegere opgravingen de zaak van de datering nog ingewikkelder hebben gemaakt, in plaats van ze op te lossen, waarbij ik alleen maar de naam van Jericho noem en het werk van Miss Kenyou. Schr. wijst de extreme opvatting van Noth en Alt, voor wie het merendeel der verhalen van de verovering van het land aetiologische tradities zijn, af en verdedigd de opvatting van prof. Mazar, dat de vestiging van het huis van Jozef behoort tot het einde van de 14de eeuw (val van Jericho) en dat de tweede golf, die van Juda c.s., het land binnendrong in het midden van de 13de eeuw. Ik geloof, dat de eenstemmige bijbelse traditie stringenter is dan de schema's en de hypothesen, die in de loop der jaren door oudtestamentici z^jn opgesteld, en dat ook dit artikel ons weer stelt voor (althans voorlopig) onoplosbare vragen.

Over het probleem der Filistijiien handelt M. Dothan; voor mij blijft altijd nog de vraag open: Is er geen geschiedenis van de Filistijnen in Kanaan voor de t^'d van het einde van de 13de en begin 12de eeuw?

Uitvoerig schrijft Yadin over Hazor (Tell-el-Qedeh), „het voornaamste van al deze koninkrijken" (Joz. 11 : 10). Ik moest hierbij denken aan de bekende uitspraak: eography is latent history. Vóór deze opgravingen wist men al heel weinig van de materiële cultuur van Galilea. Glueck, bekend o.a. door zijn werk: he other side of Jordan, geeft een overzicht van de resultaten van v^f jaar archeologisch onderzoek in de Negev. Daar heeft men 400 nederzettingen ge­ vonden, waaruit volgt, dat de Negev nooit een onbewoonbare en onbewoonde streek is geweest en dat dit gebied één van de belangrijkste provincies van Israël vormde.

Dit boek is een wetenschappelijk werk van hoge waarde en het zal vele jaren een vraagbaak zijn voor ieder, die zich voor archaeologisehe arbeid interesseert. Vele tekeningen en kaartjes verduidelijken de tekst, en het rijke fotografische materiaal - ik noem slechts de schitterende foto's bg de artikelen van Glueck en bij dat van Avigad over de necropolis van Beth She'arim - maakt van het geheel een prachtwerk.

U.

Bt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen