Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Drie laatste waarden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Drie laatste waarden

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

E. F. Vergunst

„En één van de kwaaddoeneis, die gehangen waren, lasterde Hem, zeggende: ndien Gij de Christus zijt, verlos Uzelf en ons." „En hij zeide tot Jezus: ere, gedenk mijner, als Gij in Uw koninkrijk zult gekomen zijn." „En Jezus roepende met grote stem, zeide: ader, in Uw handen beveel Ik mijn geest." Lucas 23 : 39, 42, 46.

Met allerlei mensen is de Here Jezus tijdens Zijn aardse leven in aanraking geweest. Hij spreekt met voorname Farizeërs en Wetgeleerden, maar eveneens met de Samaritaanse vrouw. Hij is gast aan de tafel van de rijke Simon, maar Hij eet ook met tollenaren en zondaren. Want Jezus heeft voor de „heffe des volks" dezelfde boodschap als voor de hogere kringen uit kerk en maatschappij. Hij is de Gezondene van de Vader, die in woord en daad, in Zijn levens-en lijdensgang Gods gerechtigheid en genade openbaart. Toch is er één kring, waar de Here Jezus voor Golgotha geen aanraking mee heeft gehad. Het is de wereld van de misdadigers, van de rovers, de moordenaars; van de mensen, wier leven in lijnrechte tegenspraak staat tot wat Christus beoogt en predikt. Jezus kon echter deze wereld, deze „onderwereld" niet voorbijgaan, want Hij moest de gehele Schrift vervullen, die Hem ook de weg wees naar dit rijk van de misdadigers. Jesaja profeteerde immers reeds, dat Hij met de overtreders geteld geweest is. En Jezus heeft ook dit deel van Zijn heilig lijdensprogramma afgelezen uit de Schrift. Daarom laat Hij Zijn kruis oprichten te midden van misdadigers, van moordenaars (Mare. 15 : 27-28; Luc. 22 : 37). Ook de plaats van Christus' dood is vervulling van de Schrift. Zijn kruis staat in de „onderwereld". Kan het dieper gezet worden? Jezus sterft op de executieplaats van moordenaars, die op weg zijn naar de eeuwige dood, en die niet weten, dat zij met hun met bloed bevlekte handen toch nog gered kunnen worden. Waar zal het bloed der verzoening duidelijker en machtiger taal spreken dan juist daar, waar het vergoten bloed roept om wraak?

Jezus sterft tussen moordenaars. Hij laat Zich kruisigen met en tussen de mannen van de dolk, die hun heil zochten bij het zwaard en de revolutie, bij geweld en doodslag. Waren deze twee moordenaars volgelingen van Bar-Abbas, de man, die eigenlijk op Jezus' plaats moest hangen, maar die op het laatste moment vrij kwam, omdat de middelste Gekruisigde zijn plaats in-

nam? Pilatus' plan om deze Bar-Abbas te laten kruisigen werd immers doorkruist door Gods plan, Die Zijn Kind laat sterven tussen moordenaars. Het middelste kruis is niet bestemd voor (Jezus) Bar-Abbas, de zoon van de vader, de rabbijnenzoon (? ) maar voor Jezus (Bar-Abbas), de Zoon van de Vader. Niet de man, die door revolutie het aardse koninkrijk wil stichten, maar de Man, die het eeuwig Koninkrijk bouwt in Zijn ontlediging wordt ter executie weggeleid. Niet de man, die het bloed van zijn medemens vergoot, maar de Man, die Zijn eigen bloed vergiet, komt terecht aan het vloekhout. Dat is niet Pilatus' bedoeling, want de stadhouder kan dit niet rijmen met de romeinse wet. Het is echter wel Gods bedoeling en het is in overeenstemming met Gods wet, waaraan Jezus sterft.

Het is voor de twee moordenaars een bijzondere smaad met deze „Bar-Abbas" gekruisigd te worden, die niet weten wilde van het ontblote zwaard, en Die een onzichtbaar Koninkrijk predikte. Bar-Abbas heeft voor hen meer „messiaanse" trekken dan Jezus. Tegen deze „speling van het lot" vloeken zij en in hun laatste levensuren doen zij hartgrondig mee met de spotters aan de voet van Golgotha. Allebei! Zij verwijten Hem Zijn zachtmoedigheid en nederigheid. Zijn schijnbare onmacht om daadwerkelijk te bevrijden. Als Hij Israels Koning wil zijn, dan moet het nu openbaar worden! Hij beweerde toch de Messias te zijn? (Matth. 27 : 42-44; Mare. 15 : 31-32). Naast Bar-Abbas te sterven is een eervolle dood. Maar naast Jezus te sterven is een ondraaglijke vernedering. In deze Messias geloven is geen zaak voor mensen, wier handen met bloed besmeurd zijn. Zij hebben gestreden voor zeZ/verlossing. Zij hebben hun leven veil gehad voor een goede zaak, maar deze Messias heeft hun weg niet willen gaan. Wat is dat voor een Koning, die de dood zoekt? Die ondanks allerlei wonderen Zich niet kan verlossen van het kruis. Is dat een Messias, die niet het slagveld betreedt, maar de kruisweg?

Op hun gruwzaam sterfbed is Jezus dicht bij deze mensen, wier leven dood liep op deze weg van zelfverlossing. Het is hun echter niet tot troost. Hun zaak is verloren, hopeloos, reddeloos. Zij zijn consequent in hun zondig idealisme, tot voor de poort van de dood en de hel. Zij wijzen deze Jezus volstrekt af. Met deze Christus willen zij niets te maken hebben. In hun stervensuur vloeken zij Jezus! Verlost te worden door een Messias, die niet van het kruis afkomt, maar daaraan sterft, is hun een aanstoot. Wat voor koninkrijk zal een gekruisigde Koning hebben? Is het dan niet beter te sterven met bloed aan de handen, al is het voor een hopeloze zaak, dan te vechten met het zwaard in de schede?

Jezus tussen deze moordenaars betekent nu juist de diepte van het Evangelie. Hij zwijgt en antwoordt niet op de spot van Zijn mede-kruiselingen. Al hebben duivel, dood en hel reeds hun handen uitgestoken naar deze stervende mensen, op dit „gebed" van de misdadigers zwijgt Jezus. Ook hierin is Hij de lijdende Borg, het zwijgende Lam Gods, die de weg van Zijn Vader gaat. Hij wil niet de weg, die Hem door de satan bij monde van deze

twee stervende mensen wordt aangewezen, bewandelen. Deze weg heeft Hij steeds afgewezen, reeds in de verzoeking in de woestijn. Ook toen zei de duivel: Indien Gij Gods Zoon zijt, . . . Met ditzelfde wapen strijdt de satan ook nu, als hij zegt: Indien Gij de Zoon van God zijt, . . . Maar nu raakt dit wapen nog dieper Jezus' ziel. Nu nadert Hij het onpeilbare dieptepunt van Zijn middelaarsweg. Nu komt dit woord uit de mond van twee stervende mensen. Gode zij dank! Ook nu houdt Jezus stand. Ook nu geeft Hij géén antwoord op de vraag van zeZ/verlossing, maar wijst Hij en gaat Hij de weg der gehoorzaamheid, waardoor alleen werkelijk verlossing mogelijk is. Zelfs verlossing van de zwaarste der zonden en daarin verlossing, niet van het kruis, maar van de dood.

Indien Gij de Christus zijt, verlos Uzèlf en ons! Dat blijft het laatste woord van de ene moordenaar. Een woord, dat uitgekreten wordt voor de poort van de dood. Een woord, dat in deze situatie alle mogelijke camouflage eenvoudig ondenkbaar doet zijn. Een woord, dat machteloosheid en hopeloosheid in zich bergt. Een woord, geladen met spot en hoon, met ergernis en angst. Een vloek als laatste gebed, in duldeloze pijn geperst uit het hart van deze mens. Een laatste woord — let wel — vanaf het kruis gesproken door een mens, die doodhep, maar die toch volhardt in zijn weg van zelfverlossing, die boet voor zijn eigen daad, maar die niet boetvaardig is.

Hier zien wij de mens ontdekt, die tot in de eerste en de tweede dood vasthoudt aan zijn ideaal, waarmee hij God uitdaagt. De mens wil geen Messias, die bidt voor Zijn beulen en die duldend lijdt. Deze mens sterft in de consequentie van zijn zonde. Daarom is er voor deze mens geen redding meer mogelijk, want . . . Jezus zwijgt nu deze moordenaar in het gericht komt. De lijdende Middelaar zal voor deze onboetvaardige zondaar niet kunnen bemiddelen. Zijn lastering zal geen vergeving vinden. De mens, die vasthoudt aan de waanidee van zelfverlossing, dooft daarmee het Licht, dat brandt aan het middelste kruis, en vernacht in de buitenste duisternis.

Waar deze moordenaar blijft bij zijn „neen", leert de ander „ja" zeggen. Dat is een onverklaarbaar en onbegrepen geheim, waardoor het laatste woord van de boetvaardige misdadiger niet hetzelfde is als dat van zijn metgezel. Lange tijd hebben zij hetzelfde gezegd. Zij verstonden elkaar goed. Zij gingen dezelfde weg, die uitliep op het kruis. Zij spraken zelfs aan hun kruis nog hetzelfde. Maar dan gebeurt er iets wonderlijks. Voordat de benen van deze andere misdadiger gebroken worden, gaat hij door de knieën. Vlak voor de poort van de dood en de hel gaan zij uiteen. Hier nemen zij afscheid. Hier worden zij gescheiden nu Christus tussen hen hangt. Hier capituleert een verloren mens, die het oordeel aanvaardt, dat hij verdient. Nu zelfs deze gekruisigde mensen gedwongen worden tot het bepalen van hun houding tegenover deze Christus, omdat God Zelf door het kruis van Zijn Kind scheiding maakt, openbaart zich het mysterie, dat deze op de weg van zelfverlossing vastgelopen mens in zijn doodsuur de stem van het gericht hoort.

Dan geschiedt er een wonder, dat geweldiger is dan de bevrijding van het kruis. Met de hel voor ogen ontdekt deze boetvaardige zondaar het andere koninkrijk, dat gebouwd wordt aan het middelste kruis, waar dan ook tegelijk het geheim van deze ontdekking te zoeken is. En vanuit hetzelfde oordeel, waarin hij zich met Christus bevindt, spreekt hij zijn laatste woord: Here, gedenk mijner, als Gij in Uw koninkrijk zult gekomen zijn.

Als dit het laatste woord is, dat uit het hart van de mens opwelt, dan is er een goede toekomst. Meer behoeft dan ook niet meer gezegd te worden. Het gaat nu niet meer om lijfsbehoud, maar om het als een gevonnist mens opgenomen-zijn in de gedachte van de Here Jezus Christus. De marteling van het met Christus in het oordeel zijn blijft, maar het laatste woord van de ene moordenaar kan nu niet meer het laatste woord zijn van deze mens. Waar de gedachte van zelfverlossing breekt, daar blijft alleen ruimte over voor het gedenken van Christus, die niet verlost van het kruis, maar door het kruis. Daarom zwijgt nu ook deze mens, nu Christus gesproken heeft. Nog erger dan dat hij het kruis draagt, draagt het kruis hem, maar in deze ontstellende pijn, die eindigt bij de hamerslagen van de soldaat, zal het laatste woord van de derde Gekruisigde als een echo in zijn ziel weerklinken: Vader, in Uw handen beveel Ik mijn geest. De moordenaar wordt verwacht in het paradijs, dat ontsloten wordt op dit laatste woord.

Dit derde laatste woord is geheel „eigenartig". Zo kan geen mens het nazeggen en zo is het ook nooit nagezegd. Want geen mens gaat de diepe weg, die Christus ging. Hij immers droeg met name aan het kruis het gewicht der zonde en dat is zwaarder dan welk kruis ook. Wanneer Jezus op het laatste woord van de tweede moordenaar het paradijs voor hem opent, ontsluit zich voor Hem Zelf de hel, die haar poorten achter Christus dichttrekt. Dan breekt het oordeel los boven Zijn hoofd. Dan gaan alle deuren voor Jezus dicht, ook de deur van het Vaderhuis. Welk verschil valt er nu te constateren tussen de drie mensen aan het kruis? Het is er wel en het openbaart zich óók in het laatste kruiswoord, dat op Golgotha wordt uitgeschreeuwd. De Zoon van God laat Zich kruisigen tussen moordenaars. In hun oordeel kiest Hij echter niet de weg, die het menselijk hart wil gaan, maar Hij heeft gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden. Daarin heeft Hij het offer gebracht aan Hem, die Hem uit de dood kon redden, maar die Hem de weg des doods deed gaan. Dat grote v.'erk is nu volbracht! Daarom — o wonder geheim — weerklinkt nu de overwinningskreet van de stervende Middelaar. Hij beveelt Zijn geest in handen van Zijn Vader en maakt de toegang vrij tot het Vaderhart en het Vaderhuis. Dat kan de dood niet verhinderen nu de gesloten hel opengebroken is en Jezus uit de verlatenheid van God terugkeert tot de geloofsgemeenschap met Zijn Vader.

Drie laatste woorden!

Een lastering van een zelf boetend zondaar.

Een gebed van een boetvaardig zondaar.

Een jubelkreet van de zegepralende Middelaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1963

Theologia Reformata | 94 Pagina's

Drie laatste waarden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1963

Theologia Reformata | 94 Pagina's