Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SAKULARISATION

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAKULARISATION

8 minuten leestijd

Dr. Arnold E. Loen, SAKULARISATION, Van der wahren Vorvu-ssrtaung und angebliclcen GottlosigJceit der Wissenschaft, 228 S., Kaiser Verlag, Miinehen, 1965.

Om twee redenen leggen wij deze twee lioeken naast elkaar. In de eerste plaats om onze dankbaarheid te uiten voor de belangrijke gebeurtenis dat ongeveer op dezelfde tijd van Nederlandse schrijvers ini publicaties zijn verschenen, waarin op grondige wijze wordt ingegaan op de moeilijke problematiek van de verhou-

ding: geloof - wetenschap. Het eerste boek houdt zich bezig met de verhouding: scheppingsgeloof en natuurwetenschap. Het tweodo boeit benadert ook andere takken van de wetenschap vanuit het geloof in de Woordopenbaring Gods.

In de verantwoording wordt meegedeeld dat het boek van dr. Dippel en dr. De Jong het eerst verschenen deel is van de studies, die een resultaat zijn van discussies van de door de „Baad voor de zaken van Kerk en Theologie" der Ned. Herv. Kerk in 1951 ingestelde studiegroep „geloof en natuurwetenschap". Een tweede bundel met artikelen van prof. dr. J. Volger, prof. dr. H. C. van de Hulst, dr. J. Segaar, prof. dr. J. B. Ubbink, dr. C. J. Dippel en prof. dr. A. E. Loen zal spoedig na dit eerste deel verschijnen. De vraagstukken zijn alle in de werkgroep doorgesproken en de opstellen zijn er min of moer de neerslag van. „Dat de opstellen geschreven zijn onder de persoonlijke naam van de schrijvers en niet bij wijze van gezamenlijk rapport betekent niet dat de gesprekspartners geen invloed hebben uitgeoefend op de inhoud, in sommige opzichten zelfs sterke invloed. Wel betekent deze persoonlijke vorm, dat de inhoud allereerst voor verantwoording komt van de schrijvers, en dat het niet mogelijk is gebleken - zo dit in technische zin al aanbeveling verdiend had • de opstellen voor gezamenlijke verantwoording te nemen. De nauwgezette lezer zal tegenstellingen en afwijkende uitspraken en visies ontdekken. Wij hebben gemeend dit niet te moeten verbergen." Dit staat in do „verantwoording". Wij komen er straks bij de bespreking van het boek van prof. Loen op terug.

Dr. De Jong schrijft over het bijbels scheppingsgeloof en geeft zich in een tweede opstel rekenschap van de hermeneutische weg die hij gegaan is om het scheppingsgeloof en de theologie van de schepping te behandelen op de wijze zoals hij dat gedaan heeft.

Dr. Dippel handelt over de bewustwording van natuurbegrip en bewustwording van scheppingsgeloof, waarin hij o.in. kritisch het Griekse begrip „natuur" stelt tegenover de bijbelse uitdrukking „schepping". In het tweede opstel bespreekt hij het avontuurlijke en methodische karakter van de moderne natuurwetenschap. In het derde vraagt hij zich af wat de natuurwetenschappelijke werkelijkheid nu eigenlijk is en onderwerpt hij de „physical reality" aan een nauwkeurig systematisch onderzoek. Tegenover de publieke informatie van de wetenschap wordt in een vierde hoofdstuk „de unieke informatie en ervaring van het unieke" in het openbaringsgeloof onderzocht en hij eindigt in het laatste hoofdstuk met „de inconsistentie tussen scheppingsgeloof en natuurbegrip", waarin o.m wel zeer sterk de tegenstellingen worden geponeerd tussen het scheppingsgeloof en het moderne natuuronderzoek van de „physical reality", die niet door God is geschapen ook niet als prima causa. Er zijn vier begrippen in het veld van onze creatuurlijke existentie: „physical reality", natuur, kosmos als totaalwerkelijkheid en schepping.

Als ik de intentie van beide schrijvers iu één zin zou mogen samenvatten - en ik hoop dat ik hen hiermee geen onrecht doe - dan bestaat deze hierin, dat beiden het gesprek over de verhouding geloof en natuurwetenschap dan pas i'elevant achten als dit wordt gevoerd vanuit het bijbelse denken over de schepping. Het parool: terug naar de SchriftI is ongenoegzaam, omdat dit terug gaan dit benaderen en hanteren van de Schrif t-gegevens - zoals de geschiedenis van de theologie leert - nog steeds kan geschieden - zonder dat men zich dat ten volle bewust is - onder invloed van „vreemde", Griekse denkstructuren, waardoor het Woord aangaande de schepping eigenlijk niet aan het woord kan komen. In de verdediging van het scheppingsgeloof

zijn aan de Kerk en de theologie - vaak onbewust en ongewild - wapenen opgedrongen vanuit bepaalde eultuursferen (neo-platonisme, aristotolisclio scholastiek, Aufklarungsrationalisme en Kantiaans kriticisme), waardoor zij zich zelf in allerlei redeneringen verstrikten en eigenlijk aan haar opdracht verkondigster van de openbaringswaarheid te zijn ontrouw werden. In de verdediging van het seheppingsgeloof gebruikte men én in de vrijzinnigheid én in de orthodoxie wapenen ontleend aan het arsenaal van de tegenstander. Hoe wil de Bijbel zelf geloofd en verkondigd worden? , dat is het „Anliegen" van beide auteurs. En vanuit het bijbelse seheppingsgeloof, d.w.z. vanuit het bijbelse denken over de schepping, is het pas mogelijk „zonder vrees" do voortgang van de natuurwetenschap gade te slaan.

Deze instelling vereist het vervullen van een aantal opdrachten en het voldoen aan een aantal voorwaarden, die in een gesprek over geloof en natuurwetenschap steeds helderder aan de dag traden en aan welke bezinning de beide schrijvers hun bijdrage hebben geschonken. Welke voorwaarden en welke opdrachten ? In de eerste plaats een rijke informatie te geven van al de problemen die rondom het vraagstuk aan de orde zijn. Bijv. de vooronderstellingen van de bijbelse denken leefwereld, de vooronderstellingen van de scheppingsthoologieën in de geschiedenis, de vooronderstellingen van de hedendaagse cultuurwereld. In de tweede plaats het bevrijdende inzicht te schenken van het diepste wezen en de eigenlijke inhoud van het openbaringsgegevene. In de derde plaats hoe in waarachtige „vreze Gods" zonder vrees en zonder verberging de voortgang van de natuurwetenschappelijke ontwikkeling kan worden aanschouwd, zij het ook met nieuwe ethische problemen.

Dit alles houdt een zuivering van de begrippen in, een fijnzinnige onderschei­ ding der structuren en een afwegen van de mogelijkheden en posities. Maar ook een afzien van het uitspreken van machtspreuken als bijv. dat we voor het „kinderlijk" geloof hebben te kiezen tegenover de hoogmoedige wetenschap, machtspreuken waarmee niemand en niets gediend zijn, omdat theologen nog wel kunnen leren van de ootmoed der echte natuuronderzoekers.

De onderscheiding van het seheppingsgeloof en het natuurwetenschappelijk kennen wordt ook door dr. Dippel erkend - zie laatste hoofdstuk - maar met behoud van de „werkelijkheid" der resultaten van dit onderzoek en na een scherpzinnige analyse van de waarheid van do geloofskennis en het wetenschappelijk kennen. Dr. Dippel komt zeer sterk op voor het „existentiële", bevindelijke aspect van het seheppingsgeloof in de vreze des Heren, maar niet in een afgesloten isolement tegenover, maar met de moed der confrontatie met de andere werkelijkheden van onze creatuurlijke existentie.

Do critische geest van dr. de Jong is dermate eritisch dat hij niet schroomt zijn eigen positie af te wegen tegenover posities van anderen als Noordmans, Van Ruler, Begin Prenter, Von Bad en Miskotte. Bij alles betoont hij zich een dankbare leerling van Karl Barth. Wel mis ik te zeer de inzichten van prof. H. Bavinck, die op zijn wijze van zeer fundamentele inzichten heeft blijk gegeven, waarmee hij zijn tijd ver vooruit was. Het boek van prof. Loen kreeg een enthousiast „Wort zum G«leit" mee van prof. Miskotte, die daarin o.m. opmerkt als een leerling tegenover het gehele oeuvre van de Nederlandse filosoof te staan en er moeite mee heeft als interpreet te fungeren. Prof. Loen behandelt de grondvragen van hot gehele wetenschappelijk onderzoek in al zijn vertakkingen. Hij schrijft over de saeeularisatie vnn het kosmisch en biologisch wereldliceld, „de werkelijkheid", de grenzen van

rationele denken, de grenzen van de fysica en de biologie, over de waarheid van de psychologie en over de religieuze projectie. Hij stelt de gesehiedenisvretenschap aan de orde, bespreekt de saecularisatie in de filosofie en de theologie, overweegt de verhouding van het Evangelie tot de moderne mens en de eenheid der waarheid en spreekt zich uit over Bultmann, Bonhoeffer en Tillich.

Dat wij het boek van Loen naast dat van Dippol en De Jong legden komt voort uit een vermoeden dat wij bij Loen enkele tegengestelde uitspraken tegenkwamen in vergelijking' met de beschouwingen van dr. Dippel. In de verantwoording werd reeds meegedeeld dat in de studiecommissie tegengestelde visies aan het licht traden. En ik vraag mij nu af of de tegengestelde visie ook niet iets te maken heeft met do opvatting van de begripsmatigheid in de geloofskennis. Dippel schrijft: „Schepping is in het getuigenis van profeten, priesters en leraren van Israël niet een welomschreven begrip noch systematisch uiteengezette leer" (blz. 70). Als ik Dippel goed heb begrepen wordt alle begripsmatigheid gereserveerd voor het domein van de natuurwetenschap. Het christelijk geloof is niet te vangen in begrippen en in logica (blz. 72). Geloven is relatie, ontmoeting, existentiële erkenning, bevindelijke omgang met de symbolen, de namen, de tekenen.

Prof. Loen schrijft: „Die objektive Wahrheit des Glaubens ist Jesus Christus, das Ausgesprochensein Gottes, das Wort (Logos). Das ist mehr als Begrifflichkeit, aber doch auch Bogrifflichkeit." (S. 186). Ook Loen wil met deze uitspraak niet terug naar een God als een transcendent ens supreiruwm (S. 195), maar denkt met Dippel vanuit de openbaring van de Vader van Jezus Christus. De openbarende God is voor beiden do bron. Alleen wordt bij Dippel aan dit openbaringsgeloof allo begripsmatigheid ontzegd, bij Loon echter toegekend.

Wij stellen de beide boeken naast elkaar, niet tegenover elkaar. Slechts bij •die „to the bottom" in het denken van beide schrijvers is doorgedrongen is in staat, de relevantie aan het licht te brengen van tegenstellingen tegenover de achtergrond van een ongetwijfeld fundamentele eenheid in geloofsbenadering.

In het gesprek over geloof en wetenschap kunnen wij niet meer ongestraft aan beide boeken voorbij gaan. De discussie kan nu pas op de rechte wijze worden gevoerd.

U.

H. J.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1965

Theologia Reformata | 67 Pagina's

SAKULARISATION

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1965

Theologia Reformata | 67 Pagina's