DE KOSMISCHE BETEKENIS VAN CHRISTUS
A. G. Honig Jr., DE KOSMISCHE BETEKENIS VAN CHRISTUS, 52 blz., f ; J. T. Bakker, HET DOGMA TUSSEN TEKST EN PREEK, 20 blz., f2.95; E. W. Dijk, ZELFVERDEDIGING VAN DE GELOVIGE, 30 bk., f3.75; G. Th. Rothuizen, STEEN OP STROOM, 36 blz., f4.50, uitg. J. H. Kok, Kampen.
Bovenstaande deeltjes verschenen in de reeks Kamper Cahiers (als no. 7, 9, 10, 11), uitgege%'en in opdracht van do Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken in Nederland.
Honig sprak in zijn inaugurele rede over de kosmische betekenis van Christus in de oecumenische discussies van het laatste decennium speciaal met betrekking tot de Zending. Aan het slot van deze zeer gedocumenteerde rede - met vele lange aantekeningen - wijst hij op het zwakke punt in de hele ontwikkeling (waarin ook de belangrijke rol van de theologie van Irenaeus meer dan eens aan de orde komt) : de zonde wordt niet onderkend in de verschrikkelijkheid waarmee deze in de bijbel getekend wordt. Te gemakkelijk wordt reeds in New Delhi geponeerd, dat de verlossing van Christus de wereld omvat en te gemakkelijk wordt alles wat daaraan iets afdoet als dualisme gebrandmerkt.
Bakker komt op voor het dogma als een hulp voor de uitleg van de tekst met het oog op de verkondiging; hij waarschuwt tegen nivellering van de teksten en bespreekt de Luther-interpretatie van Gogarten, die h^j als aanvechtbaar en eenzijdig kwalificeert.
In welke mate, vraagt Dijk, kunnen afweermechanismen het geloven als gedragspatroon kleuren? In verband met projectie haalt hij Fortmann aau: De godservaring is geen projectie. - Zonder direct na lezing tot de aanval over te gaan, of met een „ja, maar..." naar een zijweg af te slaan is het voor een theoloog goed om te luisteren naar wat de schrijver vorder zegt over „overdenking van het tegendeel", „rationalisatie en verdringing".
Tenslotte: Rothuizen schrijft over Menno ter Braak als „de Nederlandse Nietzsche", over Anton van Duinkerken als „de Nederlandse Chesterton", en over beider verhouding tot het christendom. Ter Braak heeft zijn ergernis over het christendom op Van Duinkerken verhaald ; hij sprak van Van Duinkerken als oen keisteenvereerder, en Van Duinkerken tekende prompt Ter Braak als een stroomaanbidder. „Ik neem liever psalmen in dan rattenkruit", mompelde Van Duinkerken.
Het behoeven niet altijd dikke boeken te zijn, die ons veel kunnen zeggen.
De B.
Bt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970
Theologia Reformata | 307 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970
Theologia Reformata | 307 Pagina's