Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schering en inslag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schering en inslag

12 minuten leestijd

]. D. van, Hof

„Zie, het was Lea." (Genesis 29 : 25a).

Iedereen weet dat bij het weven schering en inslag te pas komen. Met schering worden de lengtedraden bedoeld, met inslag de dwarse. Het weefsel ontstaat door het regelmatig ingaan van de inslag door de schering. En vanwege de voortdurende herhaling ervan, zeggen we van iets dat telkens terugkeert: 't is schering en inslag.

In de heilsgeschiedenis hebben we op een heel bijzondere wijze met schering en inslag te maken. De schering is het handelen van de mensen, de inslag het handelen van God. Het resultaat is dat wondere patroon, dat we in de Bijbel telkens tegenkomen (het is er werkelijk „schering en inslag"), van zonde en genade, teleurstelling en aanvaarding, strijd en vrede.

Ook onze tekst heeft die achtergrond. Christus is naar het vlees voortgekomen uit het huwelijk van Jakob met Lea, d.w.z. uit een huwelijk, dat op een slinkse manier tot stand is gekomen door de hebzucht van Laban. Om een goedkope werkkracht langer te kunnen houden dan afgesproken was, geeft hij onder een dichte sluier Lea, die door Jakob niet begeerd werd, in plaats van Rachel, voor wie hij Laban zeven jaren gediend had, tot vrouw.

Natuurlijk kunnen we zeggen: Jakob krijgt zijn trekken thuis, want zoals hij nu bedrogen wordt, heeft hij zelf zijn vader bedrogen. Hij had indertijd gedaan alsof hij Ezau was — en zie het was Jakob. Lea heeft op vaders bevel gedaan alsof ze Rachel was — en zie het was Lea. De bedrieger was dus bedrogen. Maar het is toch wel verschrikkelijk om tegen zijn wil verbonden te worden aan een vrouw, voor wie men geen liefde kan opbrengen. Het kwaad, dat Laban uit hebzucht hier bedrijft, is gruwelijk. Hij waagt er het geluk van zijn kinderen en van Jakob aan en hij stort een zee van verdriet over hen uit. Daar kan geen zegen op rusten, zeggen we dan. Daar móét God van gruwen.

Nu, Laban heeft wel ondervonden, dat God er van gruwde. Voor hem persoonlijk rustte er geen zegen op, want als Jakob na twintig jaren weggaat, blijft hij armer achter dan hij was toen deze kwam. En dat was voor Laban een vreselijk ding: armer worden.

Maar al heeft Laban dan wel ondervonden, dat Gods zegen er niet op

rustte en dat het voor God maar niet hetzelfde is wat we doen, toch staan we voor het wondere feit, dat God zijn bedrog gebruikt heeft voor de komst van Christus in het vlees. Want niet uit het huwelijk met Rachel is de zoon geboren, van wie Jakob op zijn sterfbed zal zeggen: de schepter zal van Juda niet wijken, noch de heerserstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, maar uit het huwelijk met Lea, want Juda, naar wie Christus straks genoemd wordt: de Leeuw uit Juda, is Lea's zoon.

Hier staan we voor het onbegrijpelijke van Gods wegen. We zijn geneigd om te vragen: moet dat nu zo? Waarom gebruikt God voor de komst van Zijn Zoon niet de oprechte liefde van Jakob voor Rachel, maar wèl het gemene bedrog van Laban? Waarom gebruikt God nu déze schering voor Zijn inslag? We kunnen daar niet bij en we denken dat zoiets toch wel een unicum in de Bijbel zal zijn.

Maar als we dan in onze gedachten de Bijbel doorgaan, dan treffen we dat telkens aan. 't Is zelfs „schering en inslag". Denk maar aan de geschiedenis van Juda met Thamar, aan Rachab, aan David met Bathseba. Ja, dat laatste spant de kroon. Daar komt zelfs nog moord bij te pas. En uitgerekend gaat ook weer door dat huwelijk het geslachtsregister van Christus verder.

Het is zo: „Zie, het was Lea", was maar niet een incident in de komst van Christus in het vlees, maar het is een telkens weer terugkerend patroon. En de Bijbel doet niet eens moeite om het te verbergen. Integendeel, hij vestigt er zelfs de aandacht op, want in het geslachtsregister van Christus neemt Mattheüs naar oosterse gewoonte geen vrouwennamen op, behalve . . . Thamar, Rachab, Bathseba en Ruth!

Maar dan moet er ook iets anders aan de hand zijn dan dat het doel de middelen zou heiligen. Inderdaad, dit is er aan de hand, dat Christus niet gekomen is als vrucht van onze deugdzaamheid en voortreffelijkheid, maar alleen als vrucht van Gods genade. God gebruikt voor Zijn inslag onze slechtste schering, opdat geen vlees zal roemen voor Hem. Hier spreekt alles van souvereine genade en kunnen wij ons alleen maar verootmoedigen vanwege onze zonde en onze machteloosheid inzake onze verlossing.

Toch ligt hier ook een rijke troost. Niet in die zin, dat we er de conclusie uit zouden mogen trekken dat het met ons doen en laten zo nauw niet luistert. Wanneer we dat denken, loopt het mis, getuige Laban. Maar hier ligt wèl troost voor iemand die zit met de brokken die hij gemaakt heeft en er geen raad meer mee weet. Er is er Eén, die er nog wel raad mee weet en die machtig is om zelfs de duivel voor Zijn genadewagen te spannen en hem te laten werken voor ons heil.

Ook is er deze troost, dat niemand behoeft weg te blijven vanwege zijn zonden van die Zaligmaker, die zo diep in ons zondige leven is ingekomen als we hier bij dat bedrog van Laban aantreffen. Niemand kan te slecht zijn voor Hem, die door een poel van zonde is heengewaad om tot ons te komen.

Echter - ook nog in ander opzicht is de inslag van Gods genade ingegaan in de schering van mensehjke teleurstelling.

Het moet voor Jakob een ontnuchtering geweest zijn, toen hij merkte getrouwd te zijn met een vrouw, die hij niet kon liefhebben, terwijl zijn vrouw, die hij wel liefhad op dat ogenblik eenzaam in haar tent zat met een hart vol verdriet. We kunnen wel zeggen: dat heeft niet lang geduurd, want na een week gaf Laban aan Jakob ook Rachel tot vrouw, met de afspraak, dat Jakob hem voor nog andere zeven jaren zou dienen. Maar toen zat deze met Lea, van wie hij niet hield. Rachel was en bleef de geliefde en Lea de achtergestelde. Dat ging zelfs zó ver, dat Jakob ook van Rachels kinderen meer gehouden heeft dan van die van Lea. Denk maar aan de veelvervige rok voor Jozef en aan de plaats van Benjamin in zijn hart. Het heeft bij Jakob diep gezeten. Daardoor was de band aan Lea voor hem zo benauwend. En weer vragen we ons af, waarom God aan Jakob deze beproeving niet bespaard heeft. Jakobs liefde voor Rachel was toch niet zondig? Waarom wijst God Rachel dan af als stammoeder van Christus?

Inderdaad, hier staan we voor een gang van zaken, die we in Gods werk zo vaak tegenkomen: Hij verkiest het verachte. We zien dat telkens weer.

Isaak heeft twee zonen, Ezau en Jakob. Hij heeft Ezau het meeste lief en wil hem de eerstgeboortezegen geven. Maar God zegt: neen, niet Ezau inaar Jakob.

Jozef heeft twee zonen, Manasse en Efraïm. Wanneer ze door Jakob gezegend zullen worden, schikt Jozef het zo, dat Manasse (de oudste) door Jakobs rechterhand en Efraïm (de jongste) door Jakobs linkerhand gezegend zal worden. Zo hoorde het toch? Maar profetisch kruist Jakob zijn armen, want Efraïm moet de rijkste zegen ontvangen en Manasse de mindere.

Isaï heeft acht zonen, van wie hij er zeven geschikt acht om tot koning te worden gezalfd. De jongste, David, laat hij maar op het veld. Die kan het immers niet zijn. Maar hèm juist kiest God.

God keert de rollen telkens om. Dat is in Zijn handelen „schering en inslag". En wanneer we dan denken, dat dat hier bij Jakob goed uitkomt, omdat Jakob nu eens niet de oudste liefheeft maar de jongste, dan verkiest God de oudste boven de jongste om haar tot stammoeder van Christus t? maken. God kiest het verachte. Dat is de goddelijke inslag door de schering \'an onze verlangens.

En waar loopt dat op uit, dat telkens weer terugkerende: niet de verwachte maar de verachte? Dat loopt uit op een onaanzienlijk meisje in Nazareth, die natuurlijk ook viel onder het oordeel van haar tijdgenoten: kan er uit Nazareth iets goeds komen? Ja, het loopt uit op Hem, van wie Jesaja reeds profeteerde: Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht.

Zie, het was Lea. Dat typeert de lijn van Christus' komst in het vlees. En de teleurstelling van Jakob is in wezen de teleurstelling van ieder, die

in hetgeen hij liefheeft, nooit zal vinden wat hij behoeft en die zijn liefde zal moeten laten terugtreden voor Gods gave. Jakob heeft er zijn hele leven over gedaan om het te leren. Pas op zijn sterfbed geeft hij zijn tegenstand tegen Lea volkomen op als hij gezien heeft: Juda, gij zijt het. En wanneer hij dan schikkingen treft voor zijn begrafenis, dan wil hij niet bij Rachel - wat we verwacht zouden hebben - begraven worden, maar bij Lea.

Die les van Jakob zullen ook wij moeten leren, wanneer het om Christus gaat. Wij vinden van huis uit onze deugd en vroomheid veel mooier dan dat armelijke Kind in de kribbe en die Man van smarten aan het kruis. Ook wij vinden Christus alleen door de teleurstelling heen. Maar wanneer we leren het onze prijs te geven om niets te weten dan Christus alleen, dan vinden we de vrede, die alle verstand te boven gaat.

En dan is er nóg een aspect aan onze tekst.

We merken immers op, dat Lea en Rachel in hun huwelijk beiden een strijd hebben gevoerd. Lea om de liefde van haar man. Rachel om kinderen van haar man. Beiden hebben in die strijd hulp gezicht bij God, maar beiden hebben ze geen ander oogmerk gehad dan alleen om het van de ander te winnen.

We kunnen dat aflezen uit de namen, die ze aan hun kinderen geven.

Lea noemt haar oudste zoon Ruben, en ze zegt dan: Voorwaar, de Here heeft mijn ellende aangezien, nu zal mijn man mij liefhebben. Haar tweede zoon noemt ze Simeon, en ze zegt: Voorwaar, de Here heeft gehoord, dat ik niet bemind ben, en heeft mij ook deze geschonken. Haar derde zoon noemt ze Levi, en zegt dan: Nu zal mijn man zich aan mij hechten, omdat ik hem drie zonen gebaard heb.

We horen het: Lea worstelt om de liefde van haar man en ze hoopt het van Rachel te winnen door haar kinderen. Doordat Rachel vooralsnog kinderloos bUjft, is dit voor Lea de kans om bij Jakob in de gunst te komen. En Rachel ziet in, dat Lea op die manier een kans krijgt. Vandaar op een gegeven ogenblik haar wanhoopskreet tot Jakob: Geef mij kinderen, of ik sterf.

Eindelijk krijgt ook zij een zoon. Ze noemt hem Jozef en zegt: God heeft mijn smaad weggenomen. Moge de Here mij er nog een andere zoon bijgeven.

We zien het: dit is gewoon een concurrentiestrijd. En wanneer we de namen lezen van al de kinderen, die aan Lea en Rachel rechtstreeks of via een slavin geboren zijn met de motivering van de naamgeving erbij, dan ontdekken we, dat de moeders in al die gevallen wèl God als de Gever noemen, maar niet opgaan in dankbaarheid jegens Hem. Ze hebben het te druk met naar elkaar te kijken. Wie zal het winnen? Dat is, om zo te zeggen, de schering van hun strijd.

Maar nu komt ook hier doorheen de inslag van Gods genade. Er is namelijk één kind, waarbij de moeder (zie, het was Lea!) niet naar de

ander kijkt maar alleen God dankt, en dat ene kind is Juda. Wanneer die geboren wordt, zegt Lea alleen: Ditmaal zal ik de Here loven. Lea ziet bij de geboorte van Juda alleen maar God, en niet God met ook Rachel. Niet Rachel, maar Lea stijgt tot de hoogte van het echte danken.

Was Lea van zichzelf dan beter dan Rachel? Neen, want bij haar eerste drie zonen heeft ze net zo gesproken als zij. Is ze dan van lieverlede tot deze hoogte geklommen? Ook niet, want bij de zonen, die haar na Juda geboren worden, kijkt ze weer naar Rachel. Vanuit haarzelf is de uitspraak bij de geboorte van Juda niet te verklaren. Al krijgen we wel de indruk, dat ze dieper leefde dan Rachel (niet zij, maar Rachel stal later de terafim!), toch weten we te weinig van haar af om iets over hïiar geestelijk leven te zeggen.

Maar wat zit er dan achter, dat ze bij de geboorte van Juda alleen maar naar boven ziet en niet ook naar haar zuster? Is dit toevallig, of . . . zou dit de goddelijke inslag zijn door de schering van haar strijd? Het is ons immers als horen we hier reeds de eerste tonen van het Magnificat: Mijn ziel maakt groot de Here en mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker. Zouden wij, die er achter staan, het niet zo mogen zeggen: hier is de Geest van Christus, die Lea stuwt tot de hoogte van het: Gij zijt mijn God, U zal ik loven?

In elk geval is het opmerkelijk, dat we bij alle wissels, die God omtrekt om de komst van Christus in het vlees voor te bereiden, de triomf der genade ontwaren, die vooruit wijst naar het „Ere zij God" van de Engelen. Voor ons, die de vervulling der beloften kennen, betekent dit, dat we pas dan God restloos danken en aanbidden, wanneer we Hem vinden in Zijn Zoon. Buiten Christus om willen we Hem telkens weer voor óns gebruiken; slechts in Christus verliezen we onszelf aan Hèm. Wie in Christus zijn Zaligmaker vindt, ziet zijn buurman niet meer en ziet zijn vijand niet meer - hij ziet alleen maar Gkxl, die hem zo nameloos heeft rijk gemaakt.

Zo gezien is Lea's uitspraak bij de geboorte van Juda profetisch. Goddelijke inslag door menselijke schering. En vol verwondering, maar ook vol dankbaarheid, onderstrepen we de woorden: Zie, het was Lea!

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1972

Theologia Reformata | 87 Pagina's

Schering en inslag

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1972

Theologia Reformata | 87 Pagina's