HET PIËTISME IN OOSTFRIESLAND
W. Balke
Oostfriesland en de Reformatie
Oostfriesland is in het verleden niet alleen vanwege de geografische ligging door vele banden met de Nederlanden verbonden geweesti'. Vooral veel contact v^ras er met het naburige Groningen. Predikanten veerden over en weer beroepen. Tot in het midden van de 18e eeuw was het Nederlands de omgangstaal in Oostfriesland. Tot in het midden van de 18e eeuw is er in het Nederlands gepreekt. Daarna volgens de wens van de overheid in het Duits. De predikanten werden meestal aan Nederlandse universiteiten opgeleid. Op de meeste kansels in Oostfriesland en in de Grafschaft Bentheim bevonden zich dan ook Hollandse Statenbijbels op de kansel. In de Franse tijd werd Oostfriesland opgenomen in het Koninkrijk Holland onder Lodewijk Napoleon. In 1810 werd het bij Frankrijk ingelijfd tot 1813. Vooral het feit dat het gereformeerd protestantisme in Oostfriesland grote invloed gehad heeft in tegenstelling tot het lutheranisme dat in de meeste Duitse landen en staten het kerkelijk gezicht bepaalde, is bij deze contacten van het grootste gewicht.
Al vroeg kwam het hier tot invoering van de Reformatie. Aanvankelijk was men zeer tolerant. Later drongen de luthersen meer op en ook Graaf Enno II (1528—1540) koerste in lutherse richting. Onder Gravin Anna kwam Johannes a Lasco naar Emden. Hij werd er in 1543 superintendent. Nu kreeg het gereformeerde element (aanvankelijk zwingliaans, later meer calvijns) de leiding, al bleef ook geruime tijd de dopers-radicale beweging zich roeren.
Door A Lasco kwam het tot instelling van een consistorium met het oog op de handhaving van de kerkelijke tucht. Vervolgens, genoopt door ervaringen die hij opdeed tijdens zijn visitatie-reizen, organiseerde hij de zogenaamde Coetus, de vereniging van predikanten te Emden en omliggende plaatsen, die elke maandagmorgen bijeenkwam. In de derde plaats zorgde hij voor de invoering van een catechismus (met 250 vragen en ant-
woorden) in 1546. Door deze maatregelen werd de kerk van Emden gebouwd en werden de ogen van alle reformatorisch-gezinden met verwachting op Emden gericht. Ook Calvijn sloeg met belangstelling en sympathie de ontwikkelingen in Emden gade. Hij heeft zelfs zijn Catechismus van 1545 aan de predikanten van Oostfriesland opgedragen.
Calvijn blijkt goed op de hoogte van de situatie, hij is zich bewust van de sterke lutherse en zwingliaanse stroming daar. Hij voert een pleidooi voor een goede oecumenische verstandhouding. De eenheid van het geloof moet schitteren. Daarvoor is het nodig te komen tot een 'consensus in pietatis doctrina' en ook tot 'una catechismi forma'. De 'in docendi modo varietas' moet de eenheid in Christus en in de Geest dienen. Anders wordt er ernstige schade aan de 'pietas' en een verderfelijke wond aan de kerk toegebracht. Als de weinige verstrooide kerken niet wederzijds een 'sanctae coniunctionis symbolum' aanvaarden, wat zal er dan van het nageslacht worden? Er is geen 'illustrior documentum' waardoor de kerken de 'doctrinae concordia' onderhouden dan een catechismus.
Calvijn betuigt zijn sympathie aan de leden van de Coetus en dankt hen van zijn kant daarvoor. 'De Here vermeerdere U meer en meer tot in lengte van dagen door de Geest der wijsheid, voorzichtigheid, ijver en kracht tot de opbouw van Zijn kerk'2.
Emden werd genoemd het Geneve van het Noorden. De betekenis van de Synode van Emden in 1571 kan niet licht worden overschat^'. In deze bloeiperiode was Emden een centrum van protestantse activiteit in West-Europa en een veilige toevlucht voor de vele vluchtelingen om des geloofs wille uit de Nederlanden. Naast Emden zijn de voornaamste plaatsen: Aurich, Leer en Norden. In Norden is Marten Micron* predikant geweest van 1554—1559.
Hier was Ubbo Emmius^ rector van de latijnse school van 1579—1587 toen hij door de lutheranen werd gedwongen te vertrekken. Daarna bekleedde hij tot 1594 dezelfde positie in Leer. Van 1594—1614 was hij rector te Groningen. Na de stichting van de Groningse universiteit werd hij de
eerste rector magnificus. In Groningen richtte hij in 1598 het verzoek aan de overheid, ook eens geld te besteden voor boeken. Zonder omwegen begon hij: 'Dwaas en bedroevend is het, Edelachtbare Heren, dat deze stad van bijkans alle koopwaren overvloeit, maar alleen aan boeken groot gebrek heeft'. Dit was schade voor de wetenschap en een schande voor de provincie. Emmius schaamde zich vanwege dit materialisme voor de vreemdelingen.
Ubbo Emmius was een geleerd man, een man van innerlijke beschaving. Zijn liefde voor de gereformeerde leer was mede gegrond op een diepe vroomheid. Hij troostte een vriend die weduwnaar was geworden eerst met redenen van het verstand, dan met die van de vroomheid. 'Wat beveelt de vroomheid, die van veel groter gewicht is, ons te doen? ' Men moet God gehoorzamen wiens wegen ondoorgrondelijk zijn. Zo weet Emmius op een eigen wijze calvinisme en humanisme, wetenschap en vroomheid te verbinden. Oostfriesland, 'patria mea', bleef Emmius levenslang ter harte gaan. Ongetvidjfeld heeft hij er een diepgaande invloed uitgeoefend, ook vanuit Groningen.
In Oostfriesland hebben de gereformeerden zich kunnen handhaven tot op de huidige dag ondanks het opdringende lutheranisme. De spanningen tussen gereformeerden en lutheranen duurden tot in de 18e eeuw en hebben de ontwikkeling van Emden verder in de weg gestaan. De spanningen 2djn wel ontstaan doordat de stad Emden de gereformeerde religie was toegedaan, maar de landstreek rondom Aurich en Norden overwegend luthers was en bleef. Ook het feit dat het vorstenhuis luthers bleef speelde een grote rol.
Het Piëtisme
Na de eeuw van de Reformatie volgt de tijd van de Nadere Reformatie en het piëtisme. Tegen het onvermijdelijke niveau-verlies dat in de na-tijd van de Reformatie optreedt, komt een piëtistische reactie in verzet. Een protest tegen de vervlakking in de officiële kerk en een aandringen op persoonlijke vroomheid en levensheiliging, die door bekering heengaat en in de vrucht blijkt, die dus diepgang en gestalte heeft.
Er zijn onmiskenbare verschillen tussen het lutherse en het gereformeerde piëtisme. Het piëtisme heeft al vele onderzoekers beziggehouden. Om slechts enkelen te noemen: H. Heppe^, A. RitschF, W. Goeters^, A. LangS,
F. E. Stoefflerio, M. Schmidti'i'. Een adaequate en congeniale beschrijving van de Nadere Reformatie en van het gereformeerde piëtisme laat nog steeds op zich wachten en vormt wel een dringend 'pium desideratum'.
Het Piëtisme in Oostfriesland
Tot nog toe heeft slechts het lutherse piëtisme in Oostfriesland de aandacht van de onderzoekers gehad. August de Boer heeft daarover uitvoerig berichti2. Interessant is wat hij opmerkt over het eigen karakter van het lutherse piëtisme in Oostfriesland. Terwijl in de overige lutherse landen men zich afwijzend tegenover het piëtisme opstelde, werd het in Oostfriesland door de overheid begunstigd en vond het een open deur bij het toenmalige vorstenhuis. Zo kreeg het piëtisme hier vaste voet. Verder treedt hier als begeleidend verschijnsel Avondmaalsmijding op, een verschijnsel dat het lutheranisme verder vreemd isi3'.
Dat de piëtistische beweging de Hervormden in Oostfriesland niet onberoerd heeft gelaten, is de meeste lutherse onderzoekers ontgaan. Onno Klopp verklaart zelfs: 'Es ist merkwürdig, dasz sich der Pietismus und sein Streit mit der Orthodoxie auf die lutherischen Gemeinden beschrankt, und dasz die Reformierten davon wenig oder gar nicht berührt wurden'i"*. Merkwaardig eigenlijk dat nog niet eerder een kerkhistoricus zich over dit braakliggende terrein heeft ontfermd, want het blijkt dat het piëtisme een zeer invloedrijke beweging geweest is met name in de Hervormde gemeenten.
In dit voorjaar verscheen
Een nieuwe studie over het Piëtisme in Oostfriesland
en wel van de hand van dr. Walter Hollweg, die jarenlang predikant en later Landessuperintendent geweest is in de 'Evangelisch-reformierte Kirche in Nord-West Deutschland'. Posthuum verscheen dit belangwekkend boek getiteld Die Geschichte des alteren Pietismus in den reformierten Gemeinden Ostfrieslands von ihren Anfdngen bis zur grossen Erweckungsbewegung (um 1650-1750)^^. Dr. Hollweg heeft al eerder belangrijke studies geleverd, met
name over Bullingeris^ over de Heidelbergse Catechismusi'T en over de Rijksdag van Augsburgis. Tot op hoge leeftijd bleef hij zeer actief. Het verschijnen van dit boek, dat nog door hemzelf grotendeels persklaar werd gemaakt, heeft hij niet meer beleefd. Het 'Vorwort' dateert van Emden 1974. De schrijver zegt daarin: 'Obwohl ich im 91. Lebensjahr stehe habe ich diese oft recht mühsame Untersuchung aufgegriffen. Es ist eine Gabe an meine Kirche. Dasz sie auch Mangel aufweist, weisz ich am besten. Mochten jüngere Krafte diese Arbeit fortsetzen, für die ich einige Fundamente gelegt zu haben glaube' (S. 9). Dr. Heinz Ramm, Landschaftsdirektor, heeft het manuscript verder persklaar gemaakt.
Engelse invloeden
De eerste sporen van een opwekkingsbeweging vinden we in Engeland. De Reformatie was hier door de politieke omstandigheden in heel andere banen geleid dan op het vasteland. Hendrik VHI had de Paus wel vaarwel gezegd, maar dat betekende op zichzelf nog geen reformatie. Toen velen tijdens de regering van Maria de bloeddorstige de wijk namen naar het vasteland, leerden zij daar 'hervormde' gemeenten kennen. Toen zij na de dood van 'The bloody Mary' in Engeland terugkeerden, stond hun maar één doel voor ogen: ook in Engeland de kerk te hervormen naar hervormd program. Vernieuwing was nodig, hervorming, zuivering. Zo ontstond de beweging van het 'puritanisme'.
Men verbaast er zich telkens weer over, welke uitgebreide internationale betrekkingen er in die tijd werden onderhouden. Er was druk verkeer tussen Engeland en Emden. A Lasco was in 1550 naar Engeland gegaan om als superintendent daar de vluchtelingengemeenten te dienen. Toen in 1553 Maria Tudor aan het bewind kwam, ging hij weer naar Emden terug. Vele aanzienlijke reformatorisch-gezinde Engelsen kwamen als emigranten met hem mee. Later keerden de emigranten naar Engeland terug, maar de contacten bleven. Daarnaast was er druk handelsverkeer. Een tijdlang was dit verkeer zo intensief, dat er een Engelse gemeente te Emden werd georganiseerd met een predikant, 5 ouderlingen, 4 diakenen en 2 leraren. Elke morgen was er een kerkdienst. Daarnaast werden in de Emdense drukkerijen boeken in de Engelse taal gedrukt die van invloed waren voor het geestelijke leven in Engeland. Gezien al deze verbindingen is het te begrijpen dat de beweging van het puritanisme is overgekomen naar het vasteland en dat Emden eveneens door deze beweging is aangeraakt.
Vader en zoon Ancumanus
Hollweg geeft uitvoerig aandacht aan twee interessante figuren, Jodocus Ancumanus, predikant te Rorichum van 1590—1613 en diens zoon Bemhardus Nicaeus Ancumanus, van 1614—1666 predikant te Tergast.
De vader moet een zeer erudiet man zijn geweest. Hij was een uitnemend kenner van de Oosterse talen. Zijn eerste opleiding heeft hij te Emden gehad. Het volgende dat wij van hem weten is, dat hij ca. 1565 naar Sheffield in Yorkshire geroepen werd als 'praeceptor et ephorus' van Gilbert Talbot, de 7e graaf van Shrewsbury. Daar kwam hij in aanraking met het Engeland van Elisabeth, enerzijds vol wereldse vreugde en renaissance-uitbundigheid, anderzijds met puriteinse gestrengheid. Ancumanus heeft met zijn pupil niet alleen Engelse universiteiten bezocht, maar maakte met hem ook een tocht naar Padua, een toen wereldberoemd centrum van wetenschap en cultuur. Later treffen we Vader Ancumanus aan in de Nederlanden, waar hij predikant werd te Zierikzee. Daar was in die tijd een bloeiende latijnse school. Ook maakte de handel het stadje welvarend. Maar vooral was er een rijk geestelijk leven, belangrijk voor de beweging van de Nadere Reformatie, die in Zeeland zo'n grote rol speelde. Ca. 1590 werd hij naar Oostfriesland beroepen waar hij tot 1613 de gemeente Rorichum diende.
Levenslang heeft Jodocus Ancumanus een hartelijke en intieme relatie onderhouden met de Graaf van Shrewsbury. Deze stelde in rijke mate, 'liberalibus sumptibus' de middelen ter beschikking voor een vijfjarige studie van Jodocus' zoon. Van 1605-1610 was Bernhardus Nicaeus Ancumanus in Engeland. De zoon was stellig niet minder erudiet dan zijn vader. Toen de jonge Ancumanus in Engeland aankwam en in Cambridge ging studeren onder leiding van Jeremias Holt van het St. John's College, was William Perkins, de meest prominente theoloog in het Engeland van zijn tijd en de vader van het puritanisme, daar juist drie jaar tevoren gestorven^^. Daarnaast heeft Bernhardus grote invloed ondergaan van John Bois, een geleerde humanist en theoloog, met wie hij een blijvende vriendschap onderhield.
Stond Vader Ancumanus 23 jaar op een dorpje in Oostfriesland, zijn zoon stond er zelfs 52 jaar.
De geschriften van de jonge Ancumanus
Van de jonge Ancumanus zijn uit het laatst van zijn leven, sinds 1638, een aantal geschriften bekend. In de bibliotheek van de Grote Kerk te Emden bevindt zich een verzamelband van Ancumanische geschriften, die tot nofT toe nauwelijks aandacht getrokken hebben. Het gaat om een ge-
deelte van de geschriften van Bemhardus Nicaeus, die in drie groepen te onderscheiden zijn. In de eerste groep komt de jonge Ancumanus naar voren als een geleerde die gestempeld is door de geest van het humanisme en van de Renaissance. In de tweede groep is hij een religieuze dichter. In de derde groep ontmoeten w^ij hem als een verbreider van een nieuw vroomheidsideaal.
Merkwaardig is het feit dat deze drie groepen zo sterk van elkaar verschillen. Van de derde groep geschriften kennen wij niet de originelen, maar slechts de titels. Maar omdat het hoofdzakelijk gaat om vertalingen (bewerkingen) van puriteinse lectuur uit Engeland, is de inhoud ervan vast te stellen. De geschriften waren voor de vorming van het kerkelijke en geestelijke leven in Oostfriesland van groot belang. Door zijn zware ziekte was Ancumanus klaarblijkelijk een ander geworden. De ernst van het leven en van de dood was hem in schokkende duidelijkheid voor ogen gesteld. Nu kwamen de herinneringen aan de geestelijke wereld, die hij in Cambridge had leren kennen, met kracht naar boven en hij achtte het zijn heilige plicht om van de geestelijke zegen, die men in Engeland had ondervonden, ook tegenover zijn Oostfriese landgenoten te getuigen.
Ancumanus vertaalde en bewerkte geschriften van William Perkins, de Vader van het puritanisme; Pierre du Moulin, een voorvechter van het Franse protestantisme; Joseph Hall, bisschop te Exeter en Norwich, die deelnam aan de Dordtse Synode; William Tyndale, een Engelse bijbelvertaler en verbreider van geschriften van Luther. Tyndale stierf als martelaar op de brandstapel in 1536 te Brussel; John Bradford, een trouwe leerling en vertrouweling van Martin Bucer. Hij stierf op de brandstapel in 1555 te Smithfield bij Londen. Vooral de geschriften van Perkins^o hadden de aandacht van Ancumanus.
Wat is nu het nieuwe van deze puriteinse geschriften? Bij de orthodoxie ging het er om, de dogmatische zuiverheid te bewaren. De zuivere leer moest veilig worden gesteld tegen de heresie. Daarachter trad de aandacht en het verlangen naar persoonlijke godsvrucht terug, het vragen naar de wil van Gk)d voor het persoonlijke leven, kortom het christen-zijn in de praxis pietatis. Juist op deze praxis waren de geschriften van Perkins gericht. Op de persoonlijke, het geweten van de enkele mens aansprekende en op het diepst bewegende vraag naar het persoonlijke heil, naar de bekering uit de macht van de zonde tot de vrijheid van de kinderen Gods. Hoe de 'Wirkungsgeschichte' van deze geschriften van Perkins in de vertaling en bewerking van Ancumanus geweest is in Oostfriesland, laat zich niet meer nauwkeurig vaststellen. 'Neues geistliches Leben wachst in der Stille'. Dat ze van grote invloed zijn geweest is onmiskenbaar.
Emdense Predikanten
In Emden hebben een aantal zeer begaafde en energieke predikanten gewerkt, die zich hebben ingezet voor de Nadere Reformatie van het kerkelijk leven. Predikanten, die deels uit de Nederlanden afkomstig waren, deels uit Bremen. Zowel hier als daar waren reeds de gemeenten door de beweging van het piëtisme geraakt. In Oostfriesland vond deze beweging een vruchtbare bodem. In de tweede helft van de 17e eeuw werd Oostfriesland aanhoudend door rampen en katastrofen getroffen. Daarbij riep de zedelijke verwildering tengevolge van de aanhoudende oorlogen de vraag naar persoonlijke levensheiliging wakker.
In 1666 komt Johannes Alardin naar Emden. Hij was 27 jaar. Emden was en bleef zijn eerste gemeente, die hij meer dan twintig jaar trouw heeft gediend. Hij stamde uit een familie die tweemaal om des geloofs wille gevlucht was en in Bremen nauwe vriendschapsbanden had met de familie Lampe. De vader van Alardin was peetoom van Friedrich Adolf Lampe. Alardin studeerde in Groningen bij Alting en in Leiden bij Coccejus. Daar werd hij 'nach voraufgegangener Predigt mit Lob und auszerordentlicher Zufriedenheit zur Kanzel zugelassen'. Met hem kwam een man van 'ongemeene gaven en bekwaamheten' naar Emden, die niet alleen van grote betekenis werd voor Emden maar voor al de hervormde gemeenten van Oostfriesland vanwege de visitaties die hij verrichtte. Hij was namelijk 21 jaar lang praeses van de Coetus van Oostfriese gemeenten. Alardin heeft voor zover bekend, geen geschriften nagelaten. Het oordeel van zijn tijdgenoten is buitengewoon lovend. Eduard Meiners getuigt van hem: 'Wie er ein Mann war von schnellem Verstand, durchdringendem Urteil und tiefer Gelehrsamkeit, so zeichnete er sich besonders auch durch Beredsamkeit aus, die die Herzen seiner Zuhörer wunderbar erfaszte'; en Jacob Isebrand Harkenroht roemt zijn 'unvergleichlichen Gaben und seine Tüchtigkeit'. Daarbij was hij een volstrekt conciliante figuur. 'Er bestand nicht steif auf den Meinungen seiner Lehrer, konnte auch Unterschiede vertragen, de waarheit in liefde betrachtende. Dazu kam ein exemplarischer Wandel. Hy leerde gelyk hy leefde, en leefde gelyk hy leerde'. Hij stierf na een langdurig lijden in 1707. 'Wahrend seiner Krankheit gab er noch Erweise seiner ungefarbten Frömmigkeit'. Zijn grafschrift luidt:
'Vraagt gy, wie dat hier leidt in 't donkre Graf begraven? lek zeg u, dat het is die grote Alardin. Gelerde Hemels-Tolk, die voor Gods Ehr ging draven, En weide Christus Schaar, en maekte Zielgewdnn. Die Alardin die is't, die laas! ons is ontvallen, Wel oudt, doch veel te vroeg, tot droefheid van ons allen.
In 1686 kwam uit Bremen naar Emden als predikant Blasius Reuter. Hij studeerde theologie in Utrecht en in Leiden. In Bremen legde hij het examen peremptorium af 'cum applausu omnium'. Hij werkte korte tijd in Bremen.
'In ehrenhaftester Weise ging er von uns weg; er hinterliesz bei uns eine freundliche Erinnerung an ihn, mit denen er friedlich und brüderlich gelebt hatte'. Reuter was een waardig vertegenwoordiger van het piëtisme. 'Die ihn gekannt haben, bezeugen, dasz er ein Mann von lebhaftem Verstand war und eine ausgezeichnete Gabe des GJebetes hatte'. Bijzondere verdienste had Reuter door de zorg die hij besteedde aan de uitgave van de Katechesen op de Heidelbergse Catechismus van zijn leermeester Henricus Bemhardus Meijer te Bremen: 'Milch und Starcke Speise'.
Van 1688-1711 stond Ernst Wilhelm Buchfelder in Emden. Hij studeerde eerst rechten, maar door de prediking van Theodor Under-Eyck te Kassei kwam hij tot bekering en studeerde daarna theologie te Utrecht bij Voetius, Burmannus en Van Lodensteyn. In 1688 kwam hij naar Emden waar hij reeds eerder negen jaar had gewerkt als rector van de latijnse school en 'Medeprediker'. Elke zondag stond hij op de kansel. In de tussentijd was hij 'Kirchenrat, erster Pfarrer und Inspektor' te Büdingen, en stond hij een korte tijd te Mülheim. Buchfelder moet een man van buitengewone gaven zijn geweest. Hij was zeer bedreven in de talen, was thuis in de geschiedenis en beheerste de theologie. 'Daneben hatte er einen tiefen Durchblick in den Dingen, die das inwendige Christentum betreffen, weshalb er imstande war, schwache Christen zu starken, zweifelnde zu festigen, und bereits geförderte weiter zu führen, weshalb auch die Frommen hier und auswarts ihn hoch verehrten. Seine Predigten waren reich gefüllt mit Paradoxien. Der Verfall der Kirche und besonders dieser Gemeinde lag ihm sehr auf dem Herzen; manchmal kündigte er sowohl in der Öffentlichkeit, als im vertrauten Kreis Gottes nahende Gerichte an, und die Geschichte hat genugsam gelehrt, dasz er kein falscher Prophet gewesen ist. Sein Benehmen war sehr vorbildlich und er wandelte wie Henoch stets mit Gk> tt. . .'
In 1701 kwam Georg Christoph Rese naar Emden. Rese stamde uit de Pfalz. Hij studeerde in Heidelberg en besloot in Zurich te gaan studeren bij Heidegger. Toen hij in Frankfurt vertoefde bereikte hem het bericht van de inval van Lodewijk XIV in de Pfalz en zo reisde hij af naar het noorden in plaats van naar het zuiden en voltooide zijn studie te Bremen. Hij werd in Emden beroepen als 'hochdeutscher Prediger'. In die tijd was het Nederlands ingeburgerd in Oostfriesland. De magistraat wilde een Hoogduitse predikant maar de kerkeraad hield het tegen 'da das Hollandische een beter en soeter taal und das Hochdeutsche eine hertseer, also ein tiefer Schmerz sei'. De kerkeraad moest echter zoals zo vaak het geval was zwichten voor de magistraat. Men weet van Rese te berichten dat 'der Herr seinen Dienst gesegnet habe, besonders seine oefeningen en huiscatechisatien, und dasz er sich mit Eifer für die Wahrheit, für gute Ordnung in der Kirche, namentlich auch für die Übung kirchlicher Zucht eingesetzt habe'.
Door de arbeid van deze genoemde predikanten werd het kerkelijk leven in Oostfriesland in nieuwe banen geleid. Deze predikanten stamden voor het merendeel uit families die wisten van de vervolgingen en die om des ge-
loofs wille hun vaderland, hun 'Heimat' hadden verlaten. Zij waren allen door de opwekkingsprediking, door het puritanisme tot persoonlijk geloof gekomen. Zij hebben hun beste krachten ingezet voor de opbouw van het kerkelijk leven en in hartelijke saamhorigheid samengewerkt. Zij lieten geen paradijselijke toestanden achter, maar hebben het fundament gelegd waarop jongere krachten verder konden bouwen.
Een volgende generatie
Van deze jongere predikanten wordt met ere genoemd: Johannes Everhardi, die met veel zegen in Leer had gearbeid, voor hij naar Emden kwam. Met Kerstmis 1717 had Emden verschrikkelijk te lijden van een overstroming. Samen met een diaken trok Everhardi door de Nederlanden om broederlijke hulp te vragen. In de grote steden gingen de kansels voor hem open en naar aller oordeel waren zijn preken van apostolische kracht. Ook hield hij 'Erbauungsstunden' die door vooraanstaande personen werden bezocht. Zijn bibliotheek bevatte werken van Coccejus, Witsius, d'Outrein en Willem a Brakel. Van hem zijn verschillende brieven bewaard: 'Stichtelyke Brieven aan GJodsvruchtigen, Vrienden en Vriendinnen, zo buiten als binnen ons Landt wonende'. De zielzorg werd in de tijd van het piëtisme vaak door middel van correspondentie uitgeoefend.
Vervolgens zijn er de beide predikanten Swarte geweest: einrich Gerhard en zijn zoon Gerhard. Zij stammen uit een familie die generaties lang predikanten in Oostfriesland heeft opgeleverd. Beiden waren vertegenwoordigers van de sterk individualistisch gestempelde vroomheid met een neiging tot mystiek. In de schriftelijke nalatenschap van Vader Swarte vond men mededelingen over 'verbondsvemieuwingen'. Zo'n verbondsvernieuwing bestaat daarin 'dasz ein Glaubiger den Inhalt des Gnadenbundes sich klar vorstellt, sein Herz in eine angemessene Geestalt dabei zu bekommen sucht, den Bund ausdrücklich mit dem Herrn schlieszt und sein Leben recht einzurichten trachtet'. Zo'n verbondsvemieuwing kan met uitdrukkelijk uitgesproken woorden geschieden, maar ook schriftelijk. Als bijbeltekst hjialt men hiervoor aan Jesaja 44 : 5. Van Gerhard Tersteegen is ons een schriftelijke verbondsvemieuwing bekend, die hij met zijn eigen bloed had geschreven. Jonathan Edwards schreef in zijn dagboek dat hij zijn doopverbond had vernieuwd en zich opnieuw aan Gk)d had overgegeven^i. Philip Doddridge publiceerde verschillende formulieren voor verbondsvernieuwingen. 'Eine derartige Schematisierung nimmt der Sache auch den letzten Werf, aldus Hollweg (S. 94) terecht.
Eduard Meiners
Zeer bekend is de predikant en historicus Eduard Meiners wegens zijn Oostvrieschlandts kerkelyke geschiedenisse (2 Bde. Groningen 1738 en 1739). Daarin heeft hij ons op indringende wijze een indruk gegeven van de wereld van het gereformeerde piëtisme in Oostfriesland. Meiners studeerde in Leiden bij Van Til en diende verschillende gemeenten in Oostfriesland; zo stond hij te Weener als opvolger van Schortinghuis en kwam in 1723 naar Emden waar hij in 1752 stierf. Johann Heinrich Tjaden sprak de volgende laudatio over hem uit: 'Eduard Meiners war einer der gröszten reformierten Gottes-Gelehrten in Ostfriesland, einer guter Exeget, ein praktischer und feuriger Prediger, in der Geschichte seines Vaterlandes überaus erfahren, vorzüglich aber in der Kirchengeschichte und stehet in der glanzenden Reihe der vortrefflichen Manner Ostfrieslands, welche man der Nachwelt zur Verehrung, Dankbarkeit und Nachfolge darstellen kann'.
Interessant is dat in de bibliotheek van de Grote Kerk te Emden zich een catalogus bevindt van al de boeken van Eduard Meiners, die kort voor zijn dood is opgemaakt. In totaal zijn het 664 boekwerken, en dat is voor een geleerde van die tijd een enorm aantal. Vaak is door tegenstanders het piëtisme verbonden met bekrompenheid, met conventikeldom en onsympathieke vroomheid. De bibliotheek van Eduard Meiners leert ons wel anders. Wel is met het piëtisme een nieuw tijdperk in de kerkgeschiedenis aangebroken. De theologische belangstelling is volledig verschoven. De interesse in de theologie van de Reformatie is sterk verminderd. Slechts Luthers geschrift over de Galatenbrief en twee exemplaren van Calvijns Institutie bevinden zich in deze bibliotheek. De reform.atoren hebben toch nog heel wat meer achtergelaten wat de bibliotheek van iemand als Meiners gesierd zou hebben.
Overigens betekent dit niet dat de piëtistische theologen de principe's van de Reformatie hebben veracht of afgewezen. Integendeel, zij stonden op de bodem van de gereformeerde belijdenis. Maar de theologische belangstelling ging naar andere onderwerpen uit. Vooral binnen het gereformeerd protestantisme heeft men zijn beste krachten gegeven aan de bijbelse filologie en de oriëntalistiek. Hier wordt de lijn doorgetrokken van het humanisme en de Reformatie, waar de kennis van het Hebreeuws onmisbaar werd geacht voor het verstaan van het Oude Testament. Nu werd het hele gebied van de semietische talen daarbij getrokken. Er kwam grote belangstelling voor de rabbijnse wetenschap. De waarde van de kennis van het Arabisch werd hoog aangeslagen. Om van de prestaties van de Moslims voor de filosofie en de medicijnen maar te zwijgen. Er verschenen grammatica's van het Syrisch en Chaldeeuws. In deze toen bloeiende tak van wetenschap is Meiners blijkens zijn bibliotheek bijzonder thuis geweest. En hij heeft regelmatig zijn boekenschat aangevuld met de nieuwste commentaren en grammatica's. Deze streng wetenschappelijke exegetische arbeid betekende een belangrijke correctie op de piëtistische literatuur waardoor de Schriftstudie
in de stichtelijkheid dreigde onder te gaan. Overigens was zijn bibliotheek rijk voorzien van puriteinen als Bunyan, Baxter, Sibbs, Owen, Bowles. Ook de voormannen van de Nadere Reformatie ten onzent zijn goed vertegenwoordigd: Voetius, Coccejus, Teellinck, Brakel, Van Lodensteyn, Koelman, Wittewrongel en Schortinghuis. Geen enkel spoor van De Labadie en de zijnen. Meiners was een door en door kerkelijk man en dat gaf hem een reserve tegen alle anti-en buiten-kerkelijke piëtistische stromingen. Zijn bibliotheek tekent ons hem als een zeer erudiet man met brede interessen en een ruime blik. Het meest bekend is hij geworden door zijn kerkhistorische arbeid. Het wachten is nog steeds op een promovendus, die zijn leven en werken en zijn betekenis weet te schetsen.
Invloed van het Piëtisme op het leven van kerk en volk
Hollweg tekent breedvoerig de invloed die er van het piëtisme is uitgegaan op het leven van kerk en volk (S. 113 ff.).
Bekend is het dat het piëtisme veel nieuwe gezangen heeft opgeleverd. Kenmerkend voor deze liederen is dat de enkeling daarin telkens voor de persoonlijke geloofsbeslissing wordt gesteld. Vele exercitia pietatis ontstaan er, zoals bijv. het vasten en het godsdienstig waken. Men onthoudt zich de slaap 'um sich für fromme Übungen die Zeit zu nehmen und geschaftig zu halten'. Tegen theaterbezoek was men scherp gekant. De Emder kerkeraad heeft een zekere openheid ten aanzien van de sport, mits niet op zondag. Bijv. klootschieten en ballenspel is 'vor sich nicht unerlaubet, werm es mit Maszen geschiehet'. De kritiek zet in 'weil es gemeinlich aufs saufen auszulaufen pflege'. Schieten, ringwerpen, muziek en schaakspel zijn toegestaan voor een christen omdat ze voornamelijk de opscherping van het verstand en de oefening van het lichaam dienen. Alle kansspelen, waarbij het toeval regeert, worden radicaal verworpen zoals kaarten en loterijen. De kerkeraad zoekt contact met de burgemeester 'dat it doppelen und spolen up die marckten mugte verhindert werden als ein scandalose und verfohrlike sake'. De paardans achtte men een 'unerlaubte Erholung'.
Ook bindt het piëtisme de strijd aan met oude roomse tradities. Vanaf de kansel wordt gepolemiseerd tegen de 'unordentlichen fastelavond'. Men besluit, de jeugd op de vastenavond in school te houden (1644). Eerst in 1711 wordt ' 't soo genaamde Paapze Drie Koningen Feest' volledig afgeschaft. De kerkgangers worden vermaand 'dat sie nie a pauselyke jae heidensche wyse den S.Martensz dach holden', 'dat na olden doch bösen gebruyk Martinus avont mit brasserie und sueperie nicht gevyret werde' (1615 en 1622). Ook keert de kerkeraad zich tegen 'dat falsche sanct Claesz f est' (1645). Koelman noemde dit feest 'schandelyke wortel van paapsche afgodery'. Ook tegenover de christelijke feestdagen stond men gereserveerd. De eigenlijke feestdag was de zondag. Merkwaardig is het verzoek 'om het Papegaay schieten af te schaffen, t' welk hier te lande zeer gemeen was, als uit het heidendom oorspronkelyk ter veragtinge des Heiligen Geestes, wes-
halven het Christelyk verzoek des Eerw. Coetus door de Overigheid ook wierde goed gekeurt, zoo dat die oude zondige gebruik wierde geheel afgeschaft'. De opvatting dat het vogelschieten zou zijn ontstaan uit haat tegen de triniteit, speciaal tegen de H. Cïeest, is natuuriijk dwaas. In Geneve was het jaariijkse vogelschieten het meest geliefde volksfeest. In 1552 moest het vanwege de pest geannuleerd worden. Calvijn heeft het niet verboden22.
De kracht van het piëtisme heeft o.m. daarin gelegen dat nieuwe vormen van geestelijke gemeenschap ontstonden. Het piëtisme bracht de huisgemeente voort, het zogenaamde conventikel of collegium pietatis, dat in het begin stellig niet de opzet had het kerkelijk leven te ondermijnen. Bovendien wisten de predikanten de piëtistische beweging in kerkelijke banen te leiden zodat deze strekte tot vernieuwing van de kerk.
In de zestiende eeuw is een tijd lang het 'exercitium prophetiae' in zwang geweest, zo te Zurich en te Londen. Zwingli en A Lasco hadden ervoor gepleit en er bepaalde regels voor gegeven. Ook te Emden heeft men deze profetie gekend. De kerkeraad besloot daartoe in 1558, om ieder gemeentelid de vrijheid te geven 's zondags na de catechismusprediking naar voren te brengen, wat hij naar aanleiding van de prediking wilde opmerken of vragen. Mamix van St. Aldegonde verbleef enige tijd in Emden en genoot gastvrijheid van de drost van Emden, Unico Manninga, op diens slot Lütetzburg. Daar werkte hij aan zijn beroemde Bijenkorf der H. Roomsche Kerk. Hij schreef vanuit Keulen op 14 juni 1569 een brief aan de kerkeraad van Emden waarin hij dankte voor alle bewezen liefde en hartelijkheid, ook alle geestelijke zegen door prediking en sacrament 'oock inzonderheyt in het heylich ende nuttelick ghebruyck der Profhecyen, in de welcken ick U.L. goeden en heylighen yver tot Godes waerheyt, Christelicke liefde onder eikanderen, ende oock met enen U goede genegentheyt tot my waart, menichmael hebbe vermerkt ende gespeurt'. Een grote plaats heeft de profetie in Emden niet gehad. Men was er voorzichtig mee. In 1560 werd besloten, dat men voortaan van te voren de predikanten zou in kennis stellen van de punten, die zouden worden te berde gebracht; maar ook werd het recht om vragen te stellen, van de gehele gemeente tot op een vier-of vijftal der verstandigste mannen beperkt.
Voetius schreef in zijn Politica Ecclesiastica een hoofdstuk over de profetie: De Prophetiis seu Collationibus scripturariis^^. Daarin voert Voetius een
pleidooi voor de bespreking van de preek in het gezin en in de school.
Op de synode van Dordrecht was naast de catechisatie door de predikant en door de ouders ook gevraagd om huiscatechisatie, een wekelijkse verzameling aan huis van volwassenen die onvoldoende onderricht hadden gehad en die tot verdieping en bevestiging van hun geloof bijeenkwamen. De eerste sporen van de vorming van conventikels te Emden verschijnen 1678. De kerkeraad spreekt over het bericht 'dat eenige jonge burszen collegien sulden houden, waer eenige niewichheden sulden verhandelt worden'. Ds. van Geulen krijgt opdracht de zaak te onderzoeken en 'na syn E. wysheit te reguleeren', vooral ook of men het collegium zal laten voortbestaan. Later blijken er allerlei moeilijkheden te ontstaan.
Eduard Meiners heeft een stuk geschreven Van de gemeinschaps-oejeningen der Heiligen met malkanderen. Hij noemt het conventikel een samenkomst van enkele gelovigen tot stichting, om met elkaar te bidden, te zingen en goddelijke waarheden te bespreken. Het moet op gezette tijden gebeuren en onder leiding van de begaafste. Het conventikel is niet alleen geoorloofd maar ook nodig omdat zij in het Woord Gods bevolen worden (Kol. 3 : 16; 1 Thess. 5:11). Zij zijn nuttig en heilzaam, zij dienen tot geestelijke wasdom, tot aansporing in de heiliging, tot opscherping van de broederlijke liefde en zo tot beoefening van de gemeenschap der heiligen. Maar zij moeten in orde worden gehouden, dat wil zeggen met voorkennis van de kerkeraad en de plaatselijke predikant en onder hun opzicht. Zij moeten op passende tijden worden gehouden, op tijden waarop geen preken of catechisaties worden gehouden. De leiders moeten eerlijke, vrome, wijze en ervaren mensen zijn, leden van de Hervormde kerk. Wie daartoe wordt toegelaten moet zijn 'zonder opspraak' en de gereformeerde geloofsbelijdenis afleggen. Er mag geen gelegenheid worden gegeven tot onnutte en ijdele strijdvragen. Komt het tot meningsverschillen, dan moeten die aan de kerkeraad en de predikanten ter beslissing voorgelegd worden. Lange redevoeringen die het karakter van preken hebben, moeten worden vermeden. Er mag geen schijn zijn alsof privé-personen in het ambt van predikant willen indringen. Komen ongehuwde mannen en vrouwen samen, dan moet dat overdag gebeuren, zodat niemand aanleiding wordt gegeven daarover kwaad te spreken.
Uitvoerig wijst Hollweg op de invloed van het piëtisme op de vorming van predikanten, op de prediking, de zondagsheiliging, de viering van de sacrEimenten, de uitgave van nieuwe catechismi, en Tenslotte op de nieuwe psalmen en gezangen.
Schortinghuis in Oostfriesland
Begin 1723 werd Wilhehnus Schortinghuis (1700—1750) als predikant
bevestigd te Weener in Oostfriesland^*. Hij trof daar als oudere collega aan Henricus Klugkist, een waardig vertegenwoordiger van het piëtisme, een geestverwant van de Emder predikanten Alardin en Buchfelder. Klugkist sprak het bevindelijke deel van de gemeente aan en de anderen, die niets van die 'fijnen' moesten hebben, hoopten in Schortinghuis hun man gevonden te hebben. En aanvankelijk beantwoordde hij aan hun verwachtingen door retoriek en geleerdheid, én door opzettelijk en openlijk van zijn vijandschap tegen innige godsvrucht te laten blijken. Klugkist besloot hem hierover te onderhouden en dit onderhoud werd voor Schortinghuis van beslissende betekenis. Klugkist wees hem op Ezechiël 13 : 22 en daardoor werd een nieuw stempel op zijn leven gezet. Toen hij zichzelf bij het 'insinken in de diepte van zijne elende en gandsche verlorene toestand' geheel verloor, toen nam Christus de Hem alleen toekomende plaats in. 'Ik werd', zo schrijft hij. 'so levendig ingeleyd in de heerlikheyd, dierbaarheyd, algenoegsaamheyd en bereydwilligheyd van den Heere Jezus', dat het mij onmogelijk was, mijn hart een ogenblik langer te houden, 'het wierd my ontnomen en ik bewillipjde het met soveel gulheyd an den Heere Jezus', dat al had ik 'er duisend zielen en lichamen gehad, ik hadde ze geeme weggegeven'.
De verhouding tussen beide collega's werd nu ook geheel anders. Door nieuwe banden waren ze aan elkaar verbonden. Ze werkten samen in de grootste eensgezindheid. Schortinghuis gunde nu graag aan Klugkist, als de oudste, de voorrang zoals uit de kerkeraadsnotulen blijkt. Bij het toepassen van de tucht volgden zij dezelfde gedragslijn. Een uitspelen van de jonge predikant tegen zijn oudere collega door tegenstanders van de Nadere Reformatie was niet meer mogelijk. De tegenstanders verweten hun twee predikanten, dat zij 'alles wilden reformeren'.
Schortinghuis uitte zich in gedichten over zijn bekering. Volgens Kromsigt zijn al zijn gedichten te Weener geschreven. Zijn Geestelike Gesangen 'tot Ontdekkinge, Overtuiginge, Bestieringe, en opwekkinge van AUerley Soorten van Menschen, so Onbekeerde, als ook Bekeerde, Als mede Enige Beknopte Glesangen over de Voornaamste Goddelyke Waarheden. Waar agter nog gevoegt is een Lyk-Gedigt Over den Doot van den Eerw. Godz. Heer Sicco Tjaden' zijn geapprobeerd door de Coetus van Emden. Zijn tweede bundel is getiteld: 'Bevindelike Gesangen vertonende een uitverkoren Zondaar I In syne Natuirstaat. II An sig selfs Ontdekt, en III Geheyligt'.
Het meest bekend en omstreden is Schortinghuis door zijn Het innige Christendom tot overtuiginge van onbegenadigde. bestieringe en opwekkin-
ge van begenadigde sielen, in desselfs allerinnigste en wesentlikste deelen gestaltelik en bevindelik voorgestelt in t'Zamenspraken'. Het centrale 'Anliegen' van Schortinghuis is zijn strijd tegen de veruitwending van de geloofskennis en de verkondiging. Dit loopt bij hem uit op een complete verinnerlijking. Van Lodesteyn had gedicht:
O Heer! bewaar ons voor de letter, Die duisenden vermoord; of set 'er Den stempel op van Uwen Geest!
Zo komt Schortinghuis op voor bevindelijke kennis tegenover letterkennis. De waarheid kan alleen verstaan worden door innerlijke ervaring, die God door het Woord schenkt in de Heilige Geest. Hij wil op de bodem van de Reformatie staan en zegt duidelijk: 'een ervaring buiten en zonder het Woord Gods ken ik niet'. Bekend zijn de 'vijf dierbare nieten': 'ik wil niet, ik kan niet, ik weet niet, ik heb niet, ik deug niet'. Dit tekent de negatieve, haast moedeloze wijze waarop Schortinghuis theologiseert. Prof. de Vrijer heeft Schortinghuis tegen onbillijke aantijgingen van zijn tegenstanders in bescherming genomen. Schortinghuis probeert voortdurend op Christus te wijzen. Toch blijft het negatieve overheersen.
Prof. de Vrijer heeft voorgangers gehad in de Emder predikanten. Toen ds. Hartman uit Zwolle en ds. Stegnerus uit Noordbroek een heftige strijd tegen Schortinghuis ontketenden, kwamen vier van de vijf predikanten uit Emden: H. G. Swarte, G. Swarte, E. Meiners en J. C. Brucherus voor hem in het geweer. Zij publiceerden Zedige voorsprake voor de regtzinnige waarheit, uitgegeven 'Tot verdediginge van waarheit en Godsvrugt, als mede tot herstellinge en bewaringe van Vrede en Enigheit, door zommige Predikanten van Embden, Met betrekkinge op de Schriften van de Eerwaarde Heeren D. N. Hartman en D. H. Stegnerus ... tegen het Boek van den Eerw. Hr. Schortinghuis, Pred. te Midwolda, genaamt Het innige Christendom, onder de namen van Nader Anmerkinge en gemoedelyke vragen van bezwaamis in het licht gegeven. Te Embden, By de Weduw. H. van Senden en A. van Senden, en J. Brantgum, Boekdrukkers dezer Stadt, 1742'. Ook ds. E. C. Gravemeijer Cjzn. kreeg met het conflict te maken^s. Hij las
Schortinghuis' boek 'met verheuginge' en verwonderde zich dat men er zo tegen tekeer ging. Want voor hem bevatte het boek 'de zuiverste leer der waarheid, doordien de H. Creest het werk der zaligheid in de ziel aanvangt, voortzet en voltooit. Er is waarlijk onderscheid tussen letterlijke en Geestelijke kennis... En wie zou de bevinding durven wraken, voor des Heren kinderen zo troostelijk, zo bemoedigend? ... Moge de twist der broederen geblust worden en het wapenrumoer eindigen, opdat zij met één hart en één Geest voor de Here zijn, het zondenrijk bestrijden en met een geheiligde wdjsheid zielen tot de Here brengen, toegebrachten naar hun zielsgestalten behandelen, opdat zo Christus' naam heerlijk mag zijn op de aarde en men gedurig horen mag: die en die is aldaar geboren, en heiligheid Gods huis sierlijk mag zijn tot in lengte van dagen.
'Welke bezwaren men, terecht of ten onrechte, tegen deze piëtistische bevindelijkheid meent te moeten inbrengen, de dienaar des Woords zal haiar altijd ernstig behoren te nemen en het als zijn taak zien haar in goede banen te leiden. Zich houdende aan de door hem bij zijn bevestiging in het ambt gedane belofte, zal hij tegenover zijn gemeente tonen, dat voor hem de Schriften van het Oude en Nieuwe Testament als het enige Woord van God en de volkomen leer der zaligheid gelden, en zal hij alle leringen, die daartegen strijden, verwerpen. Dat betekent dan voor hem dat hij de bevinding onder de controle van het Woord zal stellen', aldus Dr. Kalmijn terecht.
Schortinghuis vond niet alleen erkenning. Er kwamen ook bedenkingen naar voren:
' 1. dasz es eine neue Lehre ist, die vorher in der Kirche nicht gehort wurde,
2. dasz diese Lehre das Christentum allzusehr einschranke,
3. dasz es die Menschen finster und traumerisch macht, ja, wohl diese und jene völlig narrisch und unsinnig macht'.
Wat vooral een schaduw geworpen heeft op de invloed die er van Schortinghuis is uitgegaan, is de Avondmaalsmijding. Hollweg geeft daarvoor enige documentatie uit Böhmerwold. Hier was predikant Samuel Knottnerus wiens vader Johann H. Knottnerus predikant geweest was in Groothusen en Bunde.
Samuel Knottnerus kwam in de publiciteit toen hij een preek wilde publiceren 'Wider zwei Brandstifter'. De brandstichters waren de dweper Römling en ds. E. Eissonius, predikant te Bunde, waar Römling was binnengedrongen en kans gezien had de plaatselijke predikant tot een aanbidder van zijn dweperij te maken. Toen Samuel Knottnerus een preek over Mattheüs 7 : 15 'Wacht u voor de valse profeten, die in schapenvacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven' aan de Coetus te Emden voorlegde ter approbatie, werd deze hem geweigerd. Niet iedereen was geschikt om de dwaling 'gründlich und erbaulich' te weerleggen. In 1732 werd Samuel Knottnerus gegrepen door de prediking van
Schortinghuis. Hij doorleefde een bekering die radicaal zijn opvattingen en zdjn gemeentearbeid veranderde. Schortinghuis' opvattingen over letter en bevinding zijn nu ook voor hem maatgevend. Vanaf de kansel verkondigt hij dat het Avondmaal alleen is voor wedergeborenen. Zelf tekent hij aan in het Avondmaalsregister: 'Darauf blieben meine Kommunikanten zum groszen Teil weg und neue kamen nicht hinzu'. Er bleven nog 3 avondmaalsgangers over. Zijn gemeente telde 150 lidmaten.
De ervaringstheologie van Schortinghuis heeft in Oostfriesland sterk de Avondmaalsmijding doen toenemen. Aan het begin van de 18e eeuw kwamen in Manslagt 187 gasten tot de Tafel, in Groothusen 171, in Pilsum 277. Aan het einde van deze eeuw waren het in Manslagt 10, in Groothusen 7 en in Pilsum 10.
Merkwaardig is de grafsteen van Samuel Knottnerus. De gestorvene heeft een vermaning voor zijn opvolgers daarop laten beitelen, waaruit wel heel duidelijk blijkt hoezeer hij door de theologie van Schortinghuis was gegrepen :
'O Lehrer, die mir folgen: Sucht stets statt des Buchstaben, s den Geist, bringt Satans List ans Licht und seid dann ohne Furcht'.
Schatze die nicht veralten
Het piëtisme heeft diepe sporen getrokken in het geestelijke en kerkelijke leven26 die tot op onze tijd doorwerken. Een interessant blijk daarvan vinden we in het in 1977 verschenen boek Schatze, die nicht veralten'^"^. 'Erinnerungen und Zeugnisse gottseliger Vorfahren aus der Stammesgeschichte der Familie Hesse-Springmann im alten 'Holtsteck' zu Weener. Auf Grund mündlicher Überlieferungen, noch vorhandener Tagebücher und alter Briefe, insonderheit von der Hand unserer seligen Mutter, gesammelt und aufgezeichnet von Pastor im Ruhestand Daniel Theodor Hesse in Weener'. Pastor Hesse (1868—1945), die verschillende gemeenten in Oostfriesland heeft gediend, stamde uit een familie, die diepgaand in het piëtisme was geworteld. Hij schreef zijn boek niet uit persoonsverheerlijking, hij wilde bij zijn begrafenis ook geen mensverheerlijking, 'sondern dasz nur Gott verherrlicht wird'. Zijn laatste woord was: 'ffier kommt ein armer Sunder her, der gem ums Losgeld selig war'.
Pastor Hesse bedoelt met zijn kroniek de godsvrucht van het voorgeslacht in levende herinnering te houden bij de nazaten. Hier is geen sprake
van datgene waartegen de apostel Paulus waarschuwt: zich bezig te houden met fabels en eindeloze geslachtsregisters, wat veeleer de aandacht vestigt op spitsvondigheden dan op leiding Gods in het geloof' (1 Timotheüs 1:4). Integendeel: esse wijst er op dat ook in de hemel een kroniek wordt geschreven. 'Wenn einmal diese Bücher aufgetan werden (Offenb. 20 : 12), möchte dann nur der Name Jesu an unserer Stim leuchten und unter der Chronik unseres Lebens als Doppelunterschrift das Wort zu lesen sein: Er offenbarte seine Herrlichkeit und seine Jünger glaubten an ihn' (Joh. 2 : 11)'.
'HEauptziel bleibt doch die lebensfrische, anschauliche Darstellung glaubensstarker, christlicher Persönlichkeiten aus der Ahnenreihe unserer Vorfahren, die uns durch ihr Leben und Sterben, durch Wort und Wandel den rechten Weg zeigen, wie man das Reich Gottes gewinnt'. Hieraan danken wij dit zeer interessante boek van bijna 500 bladzijden.
Vele levensgeschiedenissen worden ons in deze kroniek getekend. Deze piëtisten hebben een leven geleid van geloof en gebed. Hun godsvrucht werd gekenmerkt door een grote honger naar het Woord Gods en een besef van eigen armoede. Telkens treft bij alle ups en downs het blijmoedige getuigenis aangaande Christus. De pietas is nauw verbonden met de hele levenspraktijk. Vele generaties zijn erdoor gestempeld. En het is goed dat hun getuigenis door deze publicatie Schatze, die nicht veralten voor het nageslacht wordt bewaard. Men leert uit de brieven, dagboeken en anecdotes het piëtisme zeer intiem van binnenuit kennen.
In de aanhang heeft dr. Brunzema enige documentatie bijeengebracht over de strijd van de 'Bekennende Kirche', de jodenvervolging en de moeilijkheden waarin men geraakte wanneer men zijn kinderen aan de Hitler-Jugend onttrok. Ook in deze moderne tijd blijkt het piëtisme een grote geestelijke kracht te zijn geweest.
Het Piëtisme in Oostfriesland
De reeds eerder genoemde predikant en historicus Eduard Meiners heeft samenvattend zijn oordeel gegeven over de invloed van het piëtisme op het kerkelijk leven in Oostfriesland^S; 'Ik meine met waarheit te kunnen en te mogen zeggen, volgens alle historische narichten, dat de Oostvriesche Kerke ten platte lande nooit schoonder gedaante, soo naar den uitwendigen als naar den inwendigen staat gehadt hebbe, als tegenwoordig, niet alleen onder de gereformeerden, maar ook onder de Evangelisch Lutherschen. Belangende den uitwendigen staat, de Heere verwekt van beide soorten vele Geleerde, verstandige, Yverige en Godtsalige Predikanten, die het werk der Bedieninge ter harte nemen en alle neerstigheit anwenden in 't prediken, catechiseeren, bezoeken van de leden der gemeinte en in 't vervullen van
alle deelen hunner Heilige Bedieninge. Men bespeurt in vele G«meintes veel yver en wakkerheid in 't waarnemen van de middelen der genade, in 't bywonen van Predicatiën en Catechisatiën, waaruit het toenemen in de kennisse der goddelijke waarheden voortvloeyt. Men vindt bij zeer velen een overredinge van, een toestemminge an de noodtzakelijkheit der Wedergeboorte, des geloofs, der bekeeringe, en der innige en nauwe Godtsaligheit. Betreffende den inwendigen staat, in ons Oostvriesche Zion worden dagelijksch in vele gemeinten, so gereformeerde als Evangelisch Lutherschen, geestelijke kerkkinderen geboren, die van het inwendige genadewerk niet alleen eigenaartig kunnen spreken; maar ook in haar gedrag klare blyken geven, dat zy de zaken van welke zy gewagen, in het binnenste gewaar worden. Wanneer ik terugdenke aan den eersten tydt myner Bedieninge en den Oostvrieschen Kerkstaat in dien tijdt en dien tijdt en staat met den tegenwoordigen vergelijke^S, so doet sich tusschen beide zulk een verschil op, dat ik er verbaast moet over staan en in hartelyke dankseggingen moet uitbreken voor Gk)dts angesichte'.
Tenslotte
Dr. Hollweg heeft een zeer boeiend geschrift nagelaten en daarmee de aandacht op een aantal bronnen gevestigd, die nog lang niet uitgeput zijn en die voor onze kennis van de geschiedenis van de kerk in de belangrijke periode na de Reformatie van groot gewicht zijn. Zijn werk betekent daarbij op vele punten een wezenlijke aanvulling van Menno Smid's Ostfriesische Kirchengeschichte. Men dient daarom de werken van Walter Hollweg en Menno Smid naast elkaar te gebruiken.
Een breed veld van onderzoek valt voor ons open. Het vraagstuk van de verhouding van de Reformatie en het piëtisme zal daarbij als een belangrijk thema steeds aan de orde blijven. Heeft de Reformatie een aantal vragen opengelaten, die eerst door het piëtisme zijn beantwoord? *©. Of hebben we in de Reformatie, vooral bij Bucer, en via Bucer ook bij Calvijn, de oorsprongen van het piëtisme te zoeken ? Ging het in de zestiende eeuw om de reformatie van de leer en daarna om een tweede reformatie, die nu ook het leven vernieuwde? Ging het de hervormers, vooral de Straatsburgse en Geneefse, niet om rechtvaardiging èn heiliging? Vele vragen laten zich stellen en het is goed, dat ze aan de orde blijven. En bestudering van de Reformatie en van het piëtisme vanuit de bronnen in een zo congeniaal
mogelijke interpretatie en appreciatie blijft dringend geboden^i. Het is een schone taak: bij het licht van het Evangelie zich rekenschap te geven van het verleden der kerk en daarin Gods bewarende trouw te ontdekken. Maar wie met het verleden, hoe dit ook moge zijn, afrekent, snijdt zich van de wortel af en heeft dan ook geen toekomst.
1 A. Franz, Ostfriesland und die Niederlande zur Zeit der Regentschaft Albas 1567-1573, Emden 1895; A. A. van Schelven, De Nederduitsche Vluchtelingenkerken der 16de eeuw in Engeland en Duitschland in hunne beteekenis voor de Reformatie in de Nederlanden, 's-Gravenhage 1908. M. Smid, Ostfriesische Kirchengeschichte [Ostfriesland im Schutze des Deiches Bd. VI], im Selbstverlag Deichacht Krummhörn, 2974, Pewsum 1974. B. Kappelhoff, Die Reformation in Emden in Jahrbuch der Gesellschaft für bildende Kunst und Vaterldndische Altertümer zu Emden, 57 Bd. 1977, S. 64-143.
2 CO. 6, 5/6—7/8, loannes Calvinus, fidelibus Christi ministris, qui per Frisiam Orientalem puram evangelii doctrinam annunciant, Geneve 4 december 1545. Smid, a.a.O., S. 172.
3 B. van Meer, Be Synode te Emden 1571, 's-Gravenhage 1892. D. Nauta/J. P. van Dooren'/O. J. de Jong, De Synode van Emden, Oktober 1571. Een bundel opstellen ter gelegenheid van de vierhonderdjarige herdenking. Kampen 1971. 1571 Emder Synode 1971. Beitrdge zur Geschichte und zum 400-jdhrigen Jubilaum bearbeitet und redigiert von Elwin Lomberg. Neukirchen 1973. Smid (a.a.O., S. 197-201) merkt op: 'Für die auf dieser Synode vertretene Theologie war das presbyterialsynodale Prinzip grundlegend . Damit war ihre Grundhaltung so eindeutig calvinistisch, wie die protestantische Kirche in Emden und in Ostfriesland damals nicht war und auch nicht sein wollte'.
* J. H. Gerretsen, Micronius. Zijn leven, lijn geschriften, zijn geestesrichting, Nijmegen! 1895. Smid, a.a.O., S. 180 f.
5 J. J. Boer, Ubbo Emmius en Oostfriesland, Groningen 1935. Smid, a.a.O., S. 218, 225, 228, 268.
6 H. Heppe, Geschichte des Pietismus und der Mystik in der reformirten Kirche namentlich der Niederlande, Leiden 1879.
7 A. Ritschl, Geschichte des Pietismus, 3 Bd., Bonn 1880—1886; zie hierbij de interressante bijdrage van A. Lang, Albrecht Ritschl als Reformationshistoriker, in: Reformation und Gegenwart, Gesammelte Aufsatze vornehmlich lur Geschichte und zum Verstdndnis Calvins und der reformierten Kirche, Detmold 1918, S. 293-317.
8 W. Goeters, Die Vorbereitung des Pietismus in der reformierten Kirche der Niederlande bis zur labadistischen Krisis 1670, Leipzig 1911.
9 A. Lang, Puritanismus und Pietismus, Neukirchen 1941.
10 F. E. Stoeffler, The rise of evangelical Pietism, Leiden 1971; idem, German Pietism during the eighteenth century, Leiden 1973, [Studies in the History of Religions (Supplements to NVMEN) no. IX and XXIV].
11 M. Schmidt, Pietismus, Urban-Taschenbiicher no. 145, Stuttgart 1972.
12 A. de Boer, Der Pietismus in Ostfriesland am Ende des 17. und in der ersten Halfte des 18. Jahrhunderts wdhrend der Regierungszeit der drei letzten ostfriesischen Fürsten Christian Eberhard, Georg Albrecht und Karl Edzard, Aurich 1938. Smid, OM.O., S. 352-384.
13 De Boer, a.a.O., S. 1; A. F. N. Lekkerkerker, Mijding en verwaarlozing van het Avondmaal, in: De Tafel des Heren, Baam 1961, blz. 107—140.
11* O. Klopp, Geschichte Ostfrieslands, Bd. 2, Osnabrück 1856, S. 481.
15 Het werk verscheen als Band LVII in de serie: Abhandlungen und Vortrage zur Geschichte Ostfrieslands, hcrausgegeben von der Ostfriesischen Landschaft in Verbindung mit dem Niedersachsischen Staatsarchiv in Aurich, Aurich 1978.
16 W. HoUweg, Heinrich Bullingers Hausbuch. Eine Untersuchung über die Anfdnge der reformierten Predigtliteratur, Neukirchen 1956.
V7 W. HoUweg, Neue Untersuchungen zur Geschichte und Lehre des Heidelberger Katechismus, Neukirchen 1961; idem, Neue Untersuchungen zur Geschichte und Lehre des Heidelberger Katechismus. Zweite Folge, Neukirchen 1968.
U8 W. Hollweg, Der Augsburger Reichstag von 1566 und seine Bedeutung für die Entstehung der Reformierten Kirche und ihres Bekenntnisses, Neukirchen 1964.
w lan Breward, The significance of William Perkins, in: The Journal of Religious History IV (1966-'67), p. 113-128; Richard A. Muller, Perkins' A Golden Chaine: predestinarian System or schematized Ordo Salutis? in: The Sixteenth Century Journal IX (1978), p. 69-81.
20 J. J. van Baarsel, William Perkins, 's-Gravenhage 1912; A. Lang, Puritanismus und Pietismus, Neukirchen 1941.
21 Diary 12 Jan. 1723: 'I have been to God this morning, and told him, that I gave myself wholly to him'. J. Ridderbos, De Theologie van Jonathan Edwards, 's-Gravenhage 1907, biz. 39. Vgl. M. J. A. de Vrijer, Schortinghuis en zijn analogieën, Amsterdam 1942, biz. 214. Harold P. Simonson, Jonathan Edwards: Theologian of the Heart, Grand Rapids 1974, p. 19f.
22 W. Neuser, Calvin, Berlin 1971, S. 83. 'Calvins Grundsatz ist: Was ich für das Spiel wünsche, ist die Maszigung. Mogen die Spiele weder das Masz an Ausgaben noch an Haufigkeit überschreitenl'
23 Zie voor de profetie te Emden en de deelname van Mamix daaraan: G. Tjalma, Philips van Mamix, Heer van St. Aldegonde. Historisch-Dogmatische Studie, Amsterdam 1896, biz. 9 v.; A. A. van Schelven, a.w., biz. 122 v.; A. A. van Schelven, Mamix van Sint Aldegonde, Utrecht 1939, biz. 38 v. Zie voor Voetius: S. van der Linde, Gisbertus Voetius' gedachten over de prediking in Theologia Reformata 19 (1976) 266.
24 J. C. Krorasigt, Wilhelmus Schortinghuis, Eene bladzijde uit de geschiedenis van het piëtisme in de Gereformeerde Kerk van Nederland, Groningen 1904; M. J. A. de Vrijer, a.w.; Hollweg, a.a.O., wijdt een apart hoofdstuk aan hem 'Wilhelm Schortinghuis und seine Lehre vom inwendigen Christentum, sowie die Auswirkungen und Gedanken auf das geistliche Leben der reformierten Gemeinden, dargestellt am Beispiel der reformierten Gemeinde Böhmerwold', S. 168-178. Smid, a.a.O., S. 355.
25 Zie D. Kalmijn, Het geslacht Gravemeyer (XV artikelen) in: Kerkblaadje, Uitgave van de 'Kring van Vrienden van Kohlbru^e'. 64e jaargang (1973) no. 4 - 19. Dr. Kalmijn geeft veel interessante gegevens in deze artikelenserie uit een onuitgegeven familiekroniek van E. C. Gravemeijer CEz. Gedachtenis der gebeurtenissen mijner familien in derzelver geslachtlinien, wegens geboorte, huwelijk, levens en lotgevallen, als ook de dood zo van mijn grootouderlijk, ouderlijk en mijn geslacht. Bijeengezameld en verder bijeengevoegd, wat zich vooral onder de loop mijner Amtsbediening heeft toegedragen'. Wie het piëtisme in Oosttriesland nader wil bestuderen kan ook aan deze familiekroniek niet voorbijgaan. Zij is thans in het bezit van Joh. Meinders Jr., Pente über Bramsche, Krs. Bersenbrück, Deutschland. Een op rijkskosten vervaardigde micro-film van deze familiekroniek bevindt zich in de Utrechtse Universiteitsbibliotheek. Ds. D. van Heijst te Ommen maakte mij op deze kroniek attent. De bovengenoemde artikelen van dr. Kalmijn dienen in boekvorm te verschijnen.
26 Hollweg, a.a.O., geeft nog een belangwekkend hoofdstuk 'Der separatistische Pietismus' waarin hij de aberraties tekent, en achtereenvolgens behandelt: 'Der gemeindezerstörende Pietismus', 'Schriften von David Joris und Jacob Böhme. Das Buch "Die Silberne Arche". Hemme Hayen, der Bauer aus Upgant', 'Die Röralingschen Wirren', 'Der Labadismus', S. 179-209.
27 D. Th. Hesse, Schatze, die nicht veralten, Eine Familienchronik, herausgegeben und mit einem Anhang versehen von Dr. Friedrich Brunzema, Leer-Heisfelde, lm Selbstverlag 1977 (verkrijgbaar bij Dr. F. Brunzema, 2950 Leer-Heisfelde, Erlebachstrasze 11, tegen de prijs van DM 50.-).
28 E. Meiners, Oostvrieschlandts kerkelyke geschiedenisse, dl. II, Groningen 1739, blz. 537 V.
29 E. Meiners werd predikant in 1712 te Groothusen, in 1715 te Westerhusen, in 1717 te Weener en in 1723 te Emden waar hij bleef tot zijn dood in 1752.
30 Zie O. Weber, in: Die Stimme der Stillen. Ein Buch xur Besinnung aus dem Zeugnis von Pietismus und Erweckungsbewegung, herausgegeben von O. Weber und E. Beyreuther, Neukirchen 1959, S. 6 f. Zie vooral S. van der Linde Opgang en voortgang der Reformatie. Amsterdam 1975, passim.
31 Via de werken van Walter Hollweg en Menno Smid en de uitmuntende serie Jahrbücher (zie noot 1) vindt men de toegang tot de bronnen in Oostfriesland. De archieven bevatten een grote rijkdom aan materiaal, dat momenteel op microfische wordt overgebracht. Er valt hier voor toekomstige onderzoekers nog heel veel te doen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1978
Theologia Reformata | 88 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1978
Theologia Reformata | 88 Pagina's