DE ZALVING TE BETHANIË
H. Veldhuizen
'Voorwaar zeg Ik u: lwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld, daar zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van hetgeen zij gedaan heeft.' (Mare. 14 : 9)
Het is veelzeggend, dat Jezus na de zalving te Bethanië bovenstaande woorden zegt. Dat wil op zijn minst zeggen, dat Maria's daad, een offer van dankbaarheid en van liefde, in de prediking aan de orde heeft te komen. Jezus luidt Zijn woorden zelfs in met: voorwaar!
Maria's daad is namelijk een offer van dankbaarheid. In grote liefde zalft ze haar Meester, vlak voor diens sterven. Dat de vrouw Maria, de zuster van Martha en Lazarus, is, kunnen we lezen in Joh. 12 : 2-3.
Simon, de melaatse, in wiens huis de maaltijd wordt gehouden, kan (door Jezus? ) van zijn melaatsheid zijn genezen. Het is ook mogelijk, dat hij reeds is gestorven, maar dat zijn naam nog steeds voortleeft in het huis waar hij heeft gewoond. Verondersteld is wel, dat hij de vader van Maria, Martha en Lazarus was. We doen er echter goed aan niet meer te willen weten dan de Schrift ons openbaart.
Maria brengt haar Meester een offer. Uit liefde! Ze heeft aan Jezus' voeten gezeten, van Hem onderwijs ontvangen (Luc. 10:39). Ze wordt wel genoemd de Johannes-natuur onder de vrouwen. Ze wil haar liefde aan Hem kwijt: Liefde kan evenmin verborgen blijven als hoesten' (Russisch spreekwoord).
Het is geen plotselinge opwelling of ondoordachte daad van Maria. Het griekse woord bij Mattheüs (Matth. 26 : 7) duidt op haar bewust komen.
En de zalf is van hoge waarde! Onvervalste nardus, van grote prijs (vers 3). Nardus is bijzonder welriekend en kostbaar. Johannes vermeldt (Joh. 12:3): en pond zalf van onvervalste, zeer kostbare nardus. Een pond is 327 gram. (Bauers Wörterbuch Neuen Testaments). Het beste is Maria dus niet goed genoeg.
Ook de albasten fles is van hoge waarde. Men stelle zich een dergelijke fles voor van schone vorm, met een zeer nauwe hals, om de zalfolie eruit te kunnen doen druppelen.
En hóe zalft Maria Hem! Op onstuimige wijze! Maria breekt de fles stuk, d.w.z. de hals eraf. Een paar druppels is Maria veel te karig. Druppel voor druppel gaat haar veel te langzaam. Ze zalft Hem eigenlijk niet. Ze giet de zalf uit, over Zijn hoofd. Johannes vermeldt, dat zij ook Zijn voeten zalfde en met
haar haren afdroogde. Het edelste dat een vrouw heeft (haar haren) gebruikt zij om het minste van Jezus (Zijn voeten) af te drogen.
Over deze daad van Maria zal dus gesproken worden, overal waar het Evangelie in de gehele wereld gepredikt zal worden, zegt Jezus.
Het leven der dankbaarheid kome dus in de prediking aan de orde. En dat niet op karige wijze. De gemeente heeft een Maria-gemeente te zijn, het leven der dankbaarheid te kennen. Hier openen zich vele perspectieven. De liefde is nooit half, altijd heel. De liefde vraagt niet en rekent niet. De liefde is onstuimig; ze neemt een fles kostbare nardus, breekt de hals van de fles en offert èn de fles èn de nardus.
De daad van Maria vindt haar wortel in Jezus' liefde tot haar. 'Jezus nu had Maria en haar zuster Martha en Lazarus lief' (Joh. 11 : 5). Deze liefde wekt wederliefde (1 Joh. 4:19). Vele wateren zullen deze liefde niet kunnen uitblussen (Hoogl. 8 : 7).
Wie werden gezalfd? Profeten, priesters en koningen. Het is niet onjuist om te zeggen: in Maria's daad zit een belijdenis: Here, U bent mijn Profeet; ik heb zo dikwijls aan Uw voeten gezeten. U bent mijn Priester; U kent zo veel barmhartigheid. U bent mijn Koning; ik wil U gaarne dienen.
Zo heeft de gemeente Christus te belijden als haar Profeet, Priester en Koning (antw. 31 Heid. Cat.). De gemeente heeft ook het leven der dankbaarheid te kennen. Zijn Naam profetisch te belijden, zichzelf priesterlijk Hem te offeren en koninklijk tegen de zonde en de duivel te strijden (antw. 32 Heid. Cat.).
Tegenover Maria's daad staat het onbegrip van de discipelen. Judas zal hebben ingezet (Joh. 12 : 4), sommigen der discipelen zijn Judas bijgevallen (Mare. 14:4). Mattheüs zegt heel algemeen: è discipelen (Matth. 26 : 8). Marcus zegt bovendien: e vergrimden tegen haar (vers 5).
Men lette op hun argument: deze zalf had boven de driehonderd penningen verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden (vers 5). Het klinkt medemenselijk. Maar het mist de ware wortel. Medemenselijkheid zonder de ware wortel is wet, harde wet.
Het argument van de discipelen is ons niet vreemd. Het is ook in onze tijd te horen. De arme gaat boven Jezus of Jezus gaat op in de arme en in de medemens. 'We kennen deze redenering tegenwoordig ook. Er zijn bijvoorbeeld mensen, die naar aanleiding van de kerkbouwactie Antwoord '64 zeiden: dat moeten we niet doen, we moeten geen Godshuizen bouwen, laten we liever gymnastiekzalen bouwen voor de jonge mensen of het geld geven voor de opbouw in de onderontwikkelde gebieden. Bij zo'n gedachtengang staat men niet alleen paf, maar altijd ook een beetje machteloos. Net als die weerloze vrouw in dat huis van Simon te Bethanië' (Van Ruler in Marcus 14).
We zullen ons van de arme niet mogen afmaken. 'Gij zult uw hand mild opendoen' (Deut. 15 : 7-8). Zie de vele wetten voor de armen in het O.T. Men
denke ook aan Jezus' rede over het laatste oordeel (Matth. 25 : 35-46). De armen hebben we immers altijd bij ons (vers 7). 'Willen wij ons geld aan ware offeranden besteden, laat ons het onder de armen uitdelen, want Christus zegt, dat Hij niet bij ons is, zodat wij Hem door geen uitwendige praal kunnen dienen (...). Het hoofddenkbeeld, dat in deze plaats is uitgedrukt, is, dat, al beveelt de Here ons onszelf en al het onze aan Hem te wijden. Hij toch voor zichzelf geen andere dan een geestelijke dienst eist, die ons geen kosten veroorzaakt' (Calvijn; commentaar op Marcus 14 : 7).
Het denken aan de armen moet namelijk niet worden losgemaakt van de liefde tot de grote Arme, Jezus Christus. Hij zal nameloos arm worden. Hoe arm? Men zal Hem zalf van driehonderd penningen (= driehonderd daglonen) niet gunnen en Hij zal voor dertig zilverlingen (= 120 daglonen; Grosheide, commentaar op Matth. 26 : 15) worden verraden. De prijs van een slaaf! Hij zal nameloos arm aan het kruis worden geslagen. Het is niet voor niets, dat de geschiedenis van deze zalving in staat tussen de vijandschap van de overpriesters en Schriftgeleerden en het verraad van Judas (vers 1 en 10).
Het kan in de christelijke gemeente niet zijn de mond vol van de arme in de wereld en het hart niet vol van de liefde tot de Here. Dat is slechts harde wet, die rekent: boven driehonderd penningen. De liefde rekent niet. Vanuit het geloof in en de liefde tot Hem krijgt de naaste-en armenliefde zijn diepste glans. In dat licht moeten we ook onze gaven zien. Bij wie zal een arme liever aankloppen, bij Maria of bij de discipelen? Bij Maria. Want een hart, dat zo vol is van liefde tot de Here, heeft ook een hart voor de arme en de naaste.
Zo zal over Maria's daad worden gesproken, overal waar het Evangelie in de gehele wereld gepredikt zal worden.
Maria's daad wordt door Jezus een goed werk genoemd (vers 6). En goede werken heeft de gemeente te kennen. Naar de regel: 'Goede vrome werken maken geen goede vrome mensen, maar goede vrome mensen maken wel goede vrome werken' (M. Luther).
Jezus noemt Maria's daad vooral: een voorbereiding tot Mijn begrafenis (vers 8). Of Maria dat zo bedoeld heeft, doet er hier niet toe. Veel belangrijker is, dat Jezus haar daad daarop duidt.
Zo spreekt Jezus bij deze zalving openlijk over Zijn begraven-worden. En dat terwijl Hij in Bethanië Maria's broeder. Lazarus, opwekte uit het graf. Zelf gaat Hij het graf in. Wat is het graf? Het graf is doodsheid, dorheid, het graf is somber; het lichaam onderworpen aan de wetten der ontbinding. Een mens huivert ervoor. Jezus spreekt erover. Meer nog: Hij duidt Maria's daad erop. Zo wijst Hij tijdens deze zalving Zijn graf al zelf aan en slaat de weg naar Zijn begraven-worden in.
Zo zien we Maria's daad in het rechte licht. Een daad van liefde, gedaan aan Hem, Die arm zal worden, opdat wij rijk zouden kunnen zijn. Een daad, die Jezus duidt op Zijn begrafenis. Straks, op de Goede Vrijdag, zal Hij niet
gezalfd kunnen worden. Dan is er geen tijd meer. De sabbat breekt aan. En op de Paasmorgen is het niet meer nodig. Dan willen de vrouwen Hem zalven. Maar dan is Hij al uit het graf.
Zo is Maria's daad ook een profetie. Hij is van tevoren gezalfd geworden, omdat het op de Goede Vrijdag niet meer kon en op de Paasmorgen niet meer hoefde. Hij zal lijden en sterven en nog vóórdat vrouwen Hem kunnen zalven uit het graf weer opstaan.
'Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld, daar zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van hetgeen zij gedaan heeft.'
In deze lijdensweken zal worden gesproken en gepredikt over Christus' Middelaarswerk. Zijn bereidwilligheid daartoe en de plaatsvervangende betekenis van Zijn Middelaarswerk kome voluit aan de orde.
Maar het leven der dankbaarheid worde niet vergeten. 'De prediking van de christelijke kerk is kennelijk niet alleen Christus-prediking (...). Er staat iets naast Christus: de belijder, de getuige, de dienaar en de aanbidder. Daarvan zegt de tekst, dat er in de prediking ook over zal worden gesproken' (Van Ruler in Marcus 14).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1979
Theologia Reformata | 100 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1979
Theologia Reformata | 100 Pagina's