Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PASTORAAT EN STUDIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PASTORAAT EN STUDIE

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SPANNING TUSSEN GEMEENTEWERK EN STUDEERKAMER *

T. Brienen

Probleemstelling

In zijn dissertatie De pastor en zijn identiteit in het geding' stelt T. Kruijne, dat de pastor vandaag met verschillende problemen in het professionele vlak te worstelen heeft. Hier en daar kunnen deze problemen zelfs tot frustraties uitgroeien, die samenhangen met en hun invloeden laten merken in de meest fundamentele relatie die er voor de pastor is, namelijk die met zijn eigen gemeente. Deze problemen, eventueel frustraties, liggen dan volgens Kruijne op het vlak van zijn autoriteit, zijn leiderschap en... zijn omgaan met de tijd.*

Over het laatste vlak zegt hij dan het volgende: 'Een pastor heeft een vrij beroep. Hij kan zijn tijd grotendeels zelf indelen, kan gaan en staan waar hij wil en krijgt weinig sociale controle. Hoeveel outsiders begrijpen eigenlijk wel welke spanning dit voor de pastor met zich meebrengt? Op het werkterrein waar zijn autoriteit niet meer op de oude wijze functioneert, waar een leiderschap gevraagd wordt dat zo nadrukkelijk een heel kwetsbare en open opstelling vereist, liggen de conflicten in de structurering van de tijd vlakbij. In de huidige gemeente-organisatie waarin de pastor nog steeds vele taken zelf uitvoert, is hij een overvraagd mens. Het appèl van de gemeenteleden is groot en vaak legitiem. Hij zou er op in willen gaan, maar hij komt er niet aan toe... Het valt de meeste pastores uiterst moeilijk om een zakelijke houding te leren vinden ten aanzien van de tijd. Het vraagt een grote dosis geestelijke gezondheid''. Vooral voor de pastores met een sterk plichtsgevoel en ambtsbesef. Ook zit de neiging tot perfectionisme vele pastores ingebakken. Ze menen overal bij te moeten zijn en alles zelf te moeten regelen. Maar soms doet

de overgrote activiteit van de pastor meer denken aan een dwanghandeling vanuit een stuk eerzucht en zelfhandhaving of angstgevoel van terzijde geschoven te worden dan aan evenwichtige bewogenheid vanuit het Evangelie van Jezus Christus. Ook kan de overmatige duik in het vele pastorale werk een vlucht zijn. En deze vlucht kan verschillend geladen en geaard zijn. Het kan een vlucht betekenen voor zichzelf of voor eigen onmacht en betrekkelijkheid. Maar het kan ook inhouden een vlucht voor een stuk bezinning op zichzelf en zijn opstelling ten aanzien van het pastoraat, welke bezinning kan tot stand komen in een met (her)oriëntering gevuld verblijf op zijn studeerkamer.

De pastor moet in plaats van een allesverslindende kwantificering van de beschikbare tijd een gekwalificeerde tijd trachten te vinden. Dat is niet eenvoudig, maar wel noodzakelijk en de moeite waard. Want dat kan ons bevrijdend doen erkennen zowel de eigen beperkingen als ook de eigen speciale mogelijkheden, ook en in het bijzonder waar het het pastoraat en de studie betreft of met andere woorden: waar de pendel tussen gemeentewerk en studeerkameractiviteiten in geding is.* Want deze beide blijken bij vele pastores in een spanningsvolle verhouding tot elkaar te staan. Wil deze niet tot doorbranden of uitslaande vlam komen, dan is bezinning uiterst noodzakelijk. 'Dit klemt temeer, wanneer blijkt dat veel pastores in de praktijk door het onbehaaglijk gevoel bekropen worden dat hun theologische studie en hun werk als pastor betrekkelijk weinig met elkaar te maken hebben'". De directe verbinding tussen de huiskamer van een gezin uit de gemeente of het flatje waar de student verblijft of de zaal van een stadsziekenhuis waar een gemeentelid het zorgelijk bericht van de behandelende arts krijgt te verwerken èn een stuk wetenschappelijk-theologische arbeid op de studeerkamer wordt door menig pastor niet gevoeld en evenmin aangebracht en vastgehouden, terwijl ze toch alles met elkaar te maken moesten hebben.

Zo staan we midden in een eigen-aard-ige problematiek.

Twee uitersten

In het veld van deze problematiek zoekt of baant de pastor zich een weg en dat vaak ieder voor zich. Dat is niet ongevaarlijk. Want het is zeer wel mogelijk in uitersten te vervallen. Die willen we achtereenvolgens nader bezien,

a. Alle accent op de studie

Men kan als pastor alle aandacht en ambtelijke potentie gaan steken in de studie. Ik ken collega's voor wie de studeerkamer hun 'home', hun alles, is. Moet men ze hebben, dan zijn ze daar te vinden. Hier zijn ze in hun element en op hun gemak.

Dit kan bij hen zo zijn vanuit verschillende motieven:

- Ze zijn nu eenmaal naar hun aard en instelling zogenaamd studie-minded. Ze vinden studeren, onderzoeken, nasnuffelen en nieuwe velden van kennis aanboren, iets magnifieks. Ze leven ervan en sterven ermee. Echte studeerkamerdominees. Het licht van hun studeerkamer brandt tot diep in de nacht. Hier liggen hun ambitie en kracht. Graag hebben ze hiervoor alle ruimte.

- Deze studeerkamer-geconcentreerdheid kan ook plaats vinden uit pure noodzaak, namelijk wanneer pastores een bijbaan hebben - en dat schijnt in onze tijd veel meer voor te komen dan vroeger - die op het gebied ligt van het vergaren en overdragen van kennis. Naast het gemeentewerk vervullen ze een aantal lesuren aan een of ander opleidingsinstituut of onderwijsinstelling of ze zijn tot wetenschappelijk medewerker benoemd aan een theologische hogeschool of faculteit. Dat alles nu vereist vóórstudie en permanente kennisname van wat op het betreffende vakgebied verschijnt en dat verplicht hen, een aantal uren intensief werkend op hun studeerkamer door te brengen.

- Het is ook mogelijk, dat de studeerkamer een soort toevluchtsoord betekent voor de pastor, misschien wel een alibi, vanwege zijn kopschuwheid voor het praktische werk en pastoraat, voor het directe contact met en het concreet helpen van mensen in hun geestelijke nood en met hun religieuze vragen, op welk terrein hij naar eigen zeggen nooit recht uit de voeten kan komen.

Nu heeft het vertoeven op de studeerkamer, niet bedoeld om er te luieren maar te werken, zijn duidelijke voordelen. De pastor blijft op deze manier bij en op de hoogte omtrent de nieuwe ontwikkelingen en ontdekkingen in de theologische wetenschappen en speciaal inzake het terrein waarop hij zijn aandacht bijzonder heeft toegespitst, het vak van zijn liefde. In de tweede plaats kan de predikant-theoloog door wetenschappelijk bij te blijven zijn overige werk, zoals preken, catechiseren, godsdienstonderwijs geven, pastoraat beoefenen en leiding geven enz., beter, dat is; meer wetenschappelijk verantwoord verrichten. Men onderbouwt het direct-praktische werk met een voortdurende theologische bezinning en doordenking. In verband met zijn oordeel, dat de preken - 'leerredenen', zoals men ze toen noemde - in zijn dagen zo mager en mat zijn, heeft Claus Harms, één van de grootste pastoraaltheologen uit de vorige eeuw, als reden daarvan aangegeven, dat de predikers 'te weinig weten, het geleerde te veel vergeten hebben, en in het dagelijksch vermeerderen van onze kennis niet vlijtig genoeg zijn'". Als derde pluspunt van het werk op de studeerkamer moet het feit worden vermeld, dat men hierdoor mogelijkheden heeft mede productief te zijn voor en te bouwen aan een verdere theologische wetenschapsbeoefening en - ontwikkeling. Ten dienste daarvan kan men vanuit zijn studeerkamerwerk van tijd tot tijd wellicht het een en ander publiceren, zodat dit werk zelfs ten nutte kan komen van een breder vlak dan alleen de plaatselijke eigen gemeente.

Maar er kleven ook aanwijsbare nadelen aan het te sterk benadrukken van en het te veel tijd steken in de studie. Allereerst dreigt hier het gevaar van de zogenaamde studeerkamergeleerdheid en het aankweken van een boeken-mentaliteit. In de tweede plaats kan het minder georiënteerd zijn op de praktijk en het direct omgaan met mensen erdoor toenemen en zo de vervreemding vergroten.

Op de hierboven geschetste wijze kunnen heel gemakkelijk de twee aspecten van de ambtelijke identiteit van de pastor, de studie en het pastoraat, uiteengroeien en zelfs van elkaar worden gescheiden, zodat ieder een zelfstandig leven begint te leiden, terwijl ze toch beide geïntegreerd behoren op te trekken. Een fors doorslaan van de weeg-en werkschaal van de pastor naar de studeerkamer kan verwaarlozing door hem meebrengen van de gemeente en het gemeentelid in zijn situatie, die om hulp, troost, bijbelse vorming en geestelijke leiding roepen,

b. Alle accent op het pastoraat

Ook het andere uiterste doet zich voor. De pastor-theoloog kan zich volledig gaan werpen in het uitgestrekte en boeiende praktijkveld en dus op de concrete uitoefening van het veelzijdige pastoraat.

Ook dit kan weer gebeuren vanuit verschillende motieven:

- Men kan als pastor naar aard en ambitie nu eenmaal niet zo geporteerd zijn voor het studeren. Men zag de jaren van blokken en ploeteren tijdens de theologische opleiding voor het ambt van predikant al als een noodzakelijk kwaad. Men heeft dat niet ondergaan als een vreugdevol bedrijf. Eigenlijk zat men toen al te popelen om aan de slag te gaan. Men wist en ervoer bij zichzelf: mijn kracht, mijn charisma, ligt in het direct omgaan met mensen in nood. Ik wil wat doen! Ik acht de daad meer dan het letters eten. Aan deze ontdekking bij zichzelf wil men nu trouw blijven. Men zet alle energie in voor het pastoraat.

- Het is vervolgens ook mogelijk, dat een jonge pastor in zijn eerste verkenningen door de gemeente op zoveel nood stuit en zich zo bewogen voelt worden over de hulpbehoevenden, dat dit hem tot de keuze brengt van de prioriteit van het pastoraat. Hij ontdekt daarin ook zoveel mogelijkheden voor een ander tot zegen te zijn en krijgt meteen zoveel werk naar zich toegeschoven, dat hij geen tijd meer overhoudt voor een blijven studeren. Op deze wijze kan de pastor het studeren ook verleren! Vanuit de vermelde mentaliteitstoespitsing op het daadwerkelijk handelen en op de mensen in hun noden groeit hij al meer van zijn studeerkamer weg en komt er al minder.

- Er zijn ook pastores, die zich na langere of kortere inwerkperiode en/of ervaring in het kerkelijk bedrijf bewust tot nadere overweging zetten en zich daarbij fundamenteel gaan afvragen: waar ligt mijn wezenlijke opdracht en mijn eerste verantwoordelijkheid voor God en de gemeente? Ze komen in hun overwegingen, soms zelfs op grond van bijbelse aanzetten, tot de conclusie, dat deze tijd en dat de huidige stand van het kerkelijk leven geen studerenden.

geen leraars, maar practiserenden, herders vereisen.' De gemeente heeft vooral nu herders nodig.

Ook aan deze opstelling, deze uitgesproken voorkeur voor het practiserende pastoraat zijn bepaalde pluspunten te onderkennen. Onze tijd en de huidige situatie, waarin de gemeente van de Here God verkeert, roepen inderdaad om herders, om goede en bewogen, trouwe en invoelende herders, die niet op afstand, vanuit hun wat hoog boven de begane grond gelegen studeerkamers laag neerzien op de schare, de kudde die de wet niet weet en toch maar laïcaal blijft, maar zulke herders die temidden van de schapen hun leven en krachten verteren en die de noden èn vreugden van hun confidenten kennen aan levenden lijve en vanuit een directe relatie met hen. En vervolgens kan men als pastor-met-ter-daad door zich op het concrete pastorale pad te begeven het genoegen smaken, dat men nog eens wat doet, presteert en dat men zo toch werkelijk dient.

Toch zijn er naast de pluspunten ook minpunten te ontdekken aan deze opstelling. De eenzijdig praktisch-gerichte pastor gaat op den duur lijden aan inhoudsverlies wat zijn werken betreft. Want zijn accu's raken opgebrand en zijn reserves lopen leeg. Het worden gauw platgereden paadjes die hij opstevent en routine-communicaties die hij afwerkt. De originaliteit vermindert, omdat de creativiteit en inventiviteit niet automatisch blijven meegroeien maar eigen grenzen blijken te hebben. Een goed pastor, wil hij goed blijven, kan niet zonder een niet-aflatend studeren, een permanent zich op de hoogte stellen van de theologische ontwikkelingen - en dat niet alleen op het gebied van het pastoraat - en zonder een voortgaande theologische, dat is bijbelse bezinning en doordenking, ook en juist met het oog op het directe, daad-werkelijke pastoraat.

Zowel het een als het ander

We gaan van de overtuiging uit, dat voor de predikant en zijn veelzijdige opdracht zowel de studie als het pastoraat wezenlijk en legitiem zijn. Hij behoort leraar en herder te zijn. Hij kan niet zonder voortdurende studie en een zich meer en meer ingraven in de heilsopenbaring Gods om zijn spreken te verstaan en te kunnen doorgeven aan anderen.' Hij kan ook niet zonder pastoraat, in welke vorm ook, omdat voor hem de opdracht geldt toe te zien op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest hem gesteld heeft tot opziener om de gemeente Gods te weiden en naar zijn wil de kudde Gods te hoeden.'

Studie en pastoraat vormen als essentiële elementen mede de identiteit van de pastor.

Het vraagt een nader aftasten, of dit nog wel en zo ja, of het wel voldoende wordt ingezien en verdisconteerd door de predikanten in hun basisopstelling en werkuitvoering.

a. Studie een verplichte taak?

Niet ieder van de pastores is het er mee eens, dat studeren, blijven studeren en graven in de bronnen en schatten van het leven der kerk behoort tot de wezenlijke opdrachten van elke dienaar van de Here Christus in het gemeentelijke ambt. Scholten heeft enige jaren geleden een onderzoek ingesteld naar de 'vrijheid in het predikantswerk'". Met deze vrijheid wordt niet gedoeld op 'de mate van innerlijke onafhankelijkheid waarmee predikanten hun werk verrichten, maar op de mate waarin zij feitelijk vrij zijn om hun werktijden en de verdeling daarvan over de verschillende taakgebieden en werkzaamheden 'naar eigen believen' te bepalen' ".

Nu onderscheidt Schol ten bij predikanten verschillende werkzaamheden. Er zijn: verplichte vaste werkzaamheden, verplichte onverwachte werkzaamheden, half-verplichte niet-vaste werkzaamheden en vrije werkzaamheden. Onder de verplichte en half-verplichte activiteiten brengt Scholten nu allerlei werkzaamheden samen zoals gesprekken met pastorie-bezoekers, bezoeken aan gemeenteleden in verband met ernstige ziekte, sterfte, pastorale moeilijkheden, gesprekken in verband met kerkelijke doop, belijdenis, huwelijk, begrafenis." Onder de vrije activiteiten verstaat hij 'met het predikant-zijn samenhangende werkzaamheden, die geheel aan het eigen initiatief van de predikant worden overgelaten, zoals bijvoorbeeld het niet direct als voorbereiding op komende werkzaamheden dienende studeren en lezen (cursivering van mij, T.Br.). Ook hier zien wij soms pogingen van predikanten om deze vrije werkzaamheden, bijvoorbeeld door een vaste studieochtend of - middag, voor zichzelf een verplicht en vast karakter te geven'". In dit schema en naar deze visie valt de studie dus eigenlijk buiten de (vaste) plichten van de pastor. Het wordt aan zijn vrijheid overgelaten ook enige tijd op zijn studeerkamer door te brengen om er te studeren en te lezen!

b. Studeren een legitieme taak!

In het verzamelwerk Zielzorger in Nederland ontmoeten we echter een andere instelling. In dit boek wordt een verslag gegeven van een onderzoek naar de taak en de positie van de gereformeerde predikant en de rooms-katholieke

parochie-zielzorger. In 1966 en 1967 werden hiervoor interviews gehouden bij een 300 gereformeerde predikanten en rooms-katholieke pastoors en kapelaans in Nederland." Uit dit onderzoek is gebleken, dat pastoraat enerzijds en studeren, lezen en mediteren anderzijds vaste programmapunten zijn in de tijdsbesteding van de genoemde categorieën, waaraan respectievelijk 18, 5 en 12, 1 uren per week worden besteed door de desbetreffende predikanten en pastoors. Dit is dan de empirische realiteit in hun bestaan en werk. Ideaal echter vinden de onderzochten, als men 25, 4 % van de totale tijdsduur voor het pastoraat kon uittrekken en 23, 8 % aan het studeren, lezen en mediteren kon besteden. Zo ver is het evenwel nog niet, want 46 % van de ondervraagden wil wel meer aan studeren, lezen en mediteren doen (14 % minder!) en 21 % meer aan pastoraat (43 % minder!). Doch de gemeenten van deze predikanten en pastoors verwachten meer pastoraat en minder studie.''

In het verslag van dit onderzoek en in de uitkomsten ervan komen zowel pastoraat als studie voor als vaste onderdelen van het werk van de predikant en pastoor. Volgens de mening van deze ambtsdragers alsook in het verwachtingspatroon van de gemeenteleden zijn pastoraat en studeren legitiem en wezenlijk.

c. Studie en pastoraat essentieel

Terecht wordt gesteld dat zowel het leraarschap als het herderschap essentieel zijn voor de predikant. Het tous de poiménas kai didaskalous in Efeze 4:11 moge dan geen identificatie aanduiden en de onderscheiding tussen het herder-zijn en het leraar-zijn niet opheffen, het geeft wel de nauwe verbondenheid en de tendens tot integratie aan.'* Het herderschap kan niet tot ontplooiing en krachtige uitwerking komen zonder het leraarschap, wat inhoudt het leerlingschap om steeds goed leraar te kunnen zijn. Aan de andere kant moet worden gesteld, dat het leren, het studeren en mediteren altijd in zich de drijving en stuwing hebben om met het uit de bronnen der heilsopenbaring Gods gevondene de kudde van de Here Jezus Christus te verrijken en te voeden. Deze intentie wordt in Efeze 4 ook aan het herder-en leraarschap verbonden, als ze gesteld worden in het perspectief van het 'de heiligen toerusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus totdat allen de

eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben' (VS. 12, 13).

Wie als rechte pastor in zijn studeren, lezen en mediteren nieuwe bronnen van het levend water en nieuwe voorraden van het levende brood in het Woord van God en in het belijden der kerk ontdekt, nieuwe weidevelden vanuit de heilsopenbaring van de drieënige God ziet oplichten, ontvangt deze ontdekkingen niet voor zichzelf alleen maar vooral ten bate van de kudde en hij zal ze daarom zijn gemeente niet mogen onthouden, niet willen onthouden. En wie de noden, de eetlust en de vreugde over verzadiging in zijn gemeente op het spoor komt van dichtbij, in een direct en concreet pastoraat, weet zich steeds weer gedrongen, nieuwe schatten en mogelijkheden uit de theologische mijnboringen te voorschijn te halen. Dan neemt de herder ook de vragen van zijn gemeenteleden mee naar het Woord van de Here God en het spreken van onze aller Zieleherder om samen met zijn schapen, die in hun vragen en noden present zijn op zijn studeerkamer, het antwoord en de weg van de Here te zoeken. G. Heitink schreef daarom terecht, dat er aan de identiteit van de pastor niet alleen een persoonlijk element zit, namelijk die van een groei en ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid, maar ook een theologische kant. 'Hij moet een theologische verantwoording van zijn werk kunnen geven'".

Enige aanzetten tot concretiseringen

Na deze tot nu toe overwegende theoretische opmerkingen en uiteenzettingen, komen we tot de praktijk van het leven en werken van de pastores. Ik wD proberen enige aanzetten tot concretiseringen te geven. Meer dan dit wil het niet zijn en moet u niet verwachten. De bedoeling ervan is, andere pastores mee aan het denken en realiseren te zetten. Ons remt daarbij het feit, dat er op dit terrein nog weirrig bezinning is, laat staan een doortrekken van de lijnen naar de dagelijkse praktijk. Mijn pogingen daartoe mogen niet in het kader getrokken worden van 'zo moet het', maar worden gegeven in de geest van 'zo zou het kunnen'.

Voorop staat, dat een verantwoord pastoraat in deze tijd roept om permanent studeren, lezen en mediteren van de pastores. Daarbij wordt de stem van de gemeente al luider en dringender, waar ze roept om nog verdere aanboring van de Schriften tot verrijking van het geloofsleven en tot het aanwijzen van de richting die men moet gaan in de huidige, brandende vragen waarmee men wordt overspoeld. Vervolgens hebben we gezien, dat een verdiept inzicht in het heil Gods in Jezus Christus verkregen door studie de pastores stuwt, ja moet stuwen tot uitdeling ervan in de gemeente naar al zijn mogelijkheden.

Dit alles vormt het uitgangspunt voor onze pogingen tot concretiseringen. Hoe moeten we beide, pastoraat en studie, naar wordt vereist en op verantwoorde wijze behartigen? Hoe kunnen we dit concreet realiseren?

a. Variatie naar situatie

De concretisering zal verschillen naar gemeente, situatie en pastor. De meer praktisch aangelegde pastor passé steeds op voor verwaarlozing van de noodzakelijke theologische bezinning, doorlichting en doordenking. De meer op studeren aangelegde pastor hoede zich voor de verwaarlozing van zijn plicht om de tijdens zijn studie gevonden schatten des heils handen en voeten te geven in zijn gemeente; hij bedenke dat het heil nooit een categorie 'an sich' is, maar een categorie van het pro-nobis-karakter, van het 'für dich und mlch', zoals Luther het zou zeggen.'^

Verder moet worden gezegd, dat het recht doen aan de eenheid, integratie of coöperatie van studie en pastoraat nooit kan worden afgedaan met een inder-minne-geschikte boedelscheiding in de vorm van een algemeen geldende en erkende tijdsindeling. Want de éne pastor kan nu eenmaal in dezelfde tijd op één van de twee terreinen of op allebei meer presteren dan de ander. Ook zal de ene gemeente meer aandacht vereisen hetzij van het studeren en lezen hetzij van het verrichten van het pastoraat.

Zo zal iedere pastor te rade mogen gaan met eigen mogelijkheden, zwakke en sterke kanten, met de situatie van zijn gemeente en daar middenin komen tot een voor hem juiste tijdsindeling, zodat hij zowel een trouw vertoever blijft op zijn studeerkamer als eveneens een trouw bezoeker van zijn gemeente. Dat zal wel altijd een vertoeven en bezoeken in spanning zijn, daar de beide terreinen telkens zullen proberen elkaar te overtroeven of te overvragen, maar deze spanning zorgt ook steeds voor spankracht.

b. Situatie van jonge pastores

Het is mij verschillende keren overkomen, dat ik bij jonge predikanten kwam, zo in het tweede of derde jaar dat ze in de pastorie zaten. Ik vroeg hun dan in het verloop van het gesprek, of ze in de voorbije jaren nog wat aan hun studie hadden gedaan en na hun theologische opleiding nog weleens een flink theologisch boekwerk hadden doorgenomen buiten hun exegetisch werk voor de preken en hun voorbereidingen voor de catechisaties. Het antwoord was meestal stereotiep: ik kom daar niet meer aan toe! Men had zich met alle ijver in de gemeente en het pastoraat gestort, zodat dit hen geheel had opgeëist en alle tijd had verslonden.

Ook bij die afgestudeerden, die bijna klaar waren voor hun doctoraal op een enkel tentamen of op een werkstuk, de scriptie, na doch alvast de pastorie waren ingetogen, bleek mij dat ze soms nog jaren moesten doen over de laatste loodjes omdat ze er de tijd niet meer voor konden vrijmaken en overladen werden met gemeentelijke of/en kerkelijke arbeid.

Er is ook geen instantie die pastores in hun pastorieën tot studeren aanzet en

in hun studeren, lezen en mediteren begeleidt. Uit kerkeraden en gemeenten komen daartoe slechts zelden stimulansen. Een uitzondering maakte ik zelf mee in mijn eerste gemeente in het Groningerland, waar een ouderling trouw één keer per kwartaal op mijn studeerkamer kwam informeren naar de voortgang in en eventuele moeilijkheden van mijn studie. Maar ik dacht dat dit werkelijk tot de uitzonderingen behoort.

c. Prioriteit van de Schriftstudie

Het eerste studiewerk in de pastorie is en blijft zonder meer Schriftstudie, een zich bezig houden met het Woord van God, een graven daarin en een samengroeien daarmee. Een collega uit de Vrijgemaakte Kerken buiten verband deelde mij mee dat hij regelmatig elke morgen een uur aan Schriftstudie op zijn studeerkamer besteedt. Deze Schriftstudie, in welke vorm ook - meer strikt exegetisch of meer direct praktisch gericht - en op welke tijden ook - elke dag een uur of een morgen, een middag óf een hele dag in de week - komt niet alleen het preek-en catechiseerwerk ten goede maar ook het pastoraat. In dit veelzijdige pastoraat van vandaag komen we immers met vragen in aanraking als de volgende: wat zegt de kerk, en dat is: de Bijbel, ja wat is Gods heilige wil inzake liefde, huwelijk, echtscheiding en verzoening, homofilie en homosexualiteit, " inzake sexualiteit als zodanig, abortus en euthanasie, samenwonen, kinderbeperking of geboorteregeling, pilgebruik, inzake oorlog en vrede, atoombewapening, rassendiscriminatie en antisemitisme, inzake studeren en vrijetijdsbesteding, werk en werkeloosheid, inzake natuurbeheersing en struktuurverandering, milieubescherming en sociale en internationale hulpverlening, inzake lijden en schuld, twijfel en vertrouwen, rechtvaardiging en geloofszekerheid, zondenontdekking en geloofsbevinding, inzake doopsbediening en avondmaalsviering enz. Door dogmatische, kerkhistorische, diaconiologische toespitsing van onze exegetische of meer praktisch-medidatieve Schriftstudie ontdekken we samen met anderen, met al de heiligen, die via hun boeken op onze studeerkamer aanwezig zijn en nog spreken nadat ze gestorven zijn, de boodschap van de Here God inzake deze en dergelijke vragen en probleemgebieden.

d. Specialisatie in studieopzet

Naast deze primaire studiegerichtheid ten dienste van en in nauwe samenhang met het pastoraat is er ook een specialisatie in de studieopzet mogelijk, zelfs wenselijk en soms ook geboden. Het lijkt mij onhaalbaar, dat iedere pastor op zijn eentje het hele terrein van de theologie vermag te overzien en in zijn studie vermag te bestrijken. Daarom is specialisatie noodzakelijk.

Die specialisatie kan zich reeds inzetten tijdens de studentenperiode aan universiteit of hogeschool. Dan lijkt het mij zeer goed om in overleg met een

desbetreffende hoogleraar of wetenschappelijk medewerker na de afsluiting van genoemde periode zich verder op het terrein van zijn keuze in te werken en te bekwamen. Kan men daarvoor een plan opstellen voor een aantal jaren, dan kan dat het studeren in de pastorie in hoge mate stimuleren. Mogelijk kan in samenwerking met een aantal collega's, bijvoorbeeld in coetusverband of in een werkgroep, deze specialisatie nog meer inhoud en levensduur krijgen.

En ik zou geen theologiestudie weten, die niet ten goede zou komen aan een nog meer verantwoord pastoraat en aan een intensiever bedrijven van dit pastoraat!

e. Studieplanning

Uit eigen ervaring weet ik, dat een vaste planning en programmering van de studie in de pastorie onontkoombaar is. En dan is er met een druk bezet pastoraat toch nog heel wat te bereiken.

Om een voorbeeld te noemen, dat inderdaad realiseerbaar is? Wie iedere week een boek doorneemt - wat iets anders is dan het van a tot z te lezen - of wie iedere dag twee verzen nieuwtestamentisch grieks of oudtestamentisch hebreeuws leest, vertaalt en meer of minder exegetisch bekijkt, wie iedere dag na gedaan voorwerk één bladzijde van een publicatie schrijft, die ziet dat hij binnen een jaar van minstens veertig boeken op de hoogte is, een vijfhonderd teksten naging en een driehonderd bladzijden publicatie klaarmaakt.

Hans Martin Stückelberger zegt in zijn aan alle pastores zeer aan te bevelen boek Das Amt und die Gemeinde: 'Es ist mir darum zu tun, Dir zu beweisen, dasz man auch in einem anstrengenden Pfarramt durchaus zum lesen kommt, sofern man seine Zeit richtig auswertet. Wage mir nie zu behaupten, es sei Dir unmöglich, dicke Bücher durchzuarbeiten Sie werden sich reichlich an Deiner Verkiindigung in Kirche, Schule und Haus bezahlt machen und Dir mehr geben, als Du ihnen Zeit opferst' *".

f. Studie - meditatie - pastoraat

Aan het studeren en lezen moet steeds het mediteren zich paren. De studie moet omringd worden door meditatie. In het proces van studeren moet telkens worden overwogen: wat betekent dit, wat ik hier doorlees, wat ik nu bestudeer, voor mijzelf, voor de onderscheiden gemeenteleden en voor de opbouw van de gemeente in haar geheel. Het 'für dich und für mich' beheerse het hart van de studerende pastor dag en nacht. Dat behoort bij zijn ambt. De meditatie is essentieel voor de identiteit van de pastor. Deze meditatie onderhoudt het rapport tussen studie en pastoraat.

Dit mediteren nu is een zeer gecompliceerd proces. Het behoedt de studerende predikant voor 'Wirklichkeitsverlust'. Het in de bestudeerde Schriften gevonden kapitaal des heils moet door middel van de meditatie onder de gemeenteleden worden uitgedeeld in het voor hen gepaste kleingeld. Rudolf Bohren, die zich intensief met het mediteren heeft beziggehouden en daarvan in een brede uiteenzetting rekenschap aflegt, zegt samenvattend, dat in de meditatie 'das Wort, der Prediger und der Hörer miteinander ins Spiel (kommen)' 21.

g. Verantwoorde tijdsbesteding

Wanneer we ervan overtuigd zijn dat zowel studeren als pastoraat bedrijven wezenlijk zijn voor en legitiem behoren tot onze pastorale identiteit, dan behoeven we ons geen verwijten te maken over de uren, die we op de studeerkamer doorbrengen; dan zullen we ons ook hoeden voor verwaarlozing van het pastoraat èn voor een overaccentuering ervan. Het zal wijs beleid van kerkeraden en van kerkelijke leiding vereisen en kerkelijke voorlichting van de gemeenten vergen om duidelijk te maken, dat de predikant en de pastor niet zonder (blijvend) studeren kan en eveneens dat hij in het pastoraat niet mag worden overvraagd. Te weinig is onder ons nog doorgedrongen dat er ook een onderling pastoraat van de gemeenteleden behoort te zijn en dat de ouderlingen toch bijzonder met de dienst van toezicht op de leer en wandel der gemeenteleden en met de tucht belast zijn. Er zal een duidelijke - duidelijker dan tot nu toe - afbakening moeten komen tussen het pastorale werk van de predikanten, van de gemeenteleden en van de ouderlingen en van hieruit een juiste omschrijving van de aard en omvang van het pastoraat van de predikant.

h. Vervlochtenheid

Wat tenslotte studie en pastoraat verbindt, wat de draagkracht van beide is, wat hun diepste eenheid en noodzakelijkheid uitmaakt, ligt vervat in de rijkdom èn kracht van het Woord van God, in de verlichting èn de leiding van de Heilige Geest, in de beoefening van het geloof èn de dienstvaardigheid van de studerende pastor en van de pastorale leerling.

Uiteindelijk geschieden èn studie èn pastoraat in gemeenschap met Jezus Christus en tot zegen van zijn gemeente!


* Het hier gebodene is een omwerking en hier en daar een uitwerking van een lezing die gehouden werd voor de coetus van predikanten in Kampen en geschikt geacht werd voor een bredere lezerskring.

* T. Kruijne, Een onderzoek naar de generativiteit van de pastor in verband met een crisis in zijn identiteit, 1977.

' zie a.w., blz. 11-14.

* a.w., blz. 14.

•• vgl. id., a.w., blz. 15.

' Aldus G. Heitink, Pastoraat als hulpverlening. Inleiding in de pastorale theologie en psychologie, Kampen 1977, blz. 17.

' Claus Harms, Over het wezen en het werk van den Evangeliedienaar (in vert. door W. Verwey), Haarlem 1845, blz. 324.

' Ik wijs hier op het boek van T. Siebesma met de prikkelende titel Herders worden schaars (Amsterdam 1974), waarin weliswaar geen afbreuk wordt gedaan aan het studeren van de predikanten, maar waarin toch een duidelijk accent valt op het herder zijn, op de herderlijke trouw en bewogenheid die juist nu van zoveel belang zijn voor de opbouw van de gemeente.

8 2Tim. 2: , 2; 3:14-4:5.

» Hand. 20 : 28 en 1 Petr. 5 : 2-4.

1» R. G. Scholten, Tijdsbesteding van predikanten. Onderzoek en zelfonderzoek, 's-Gravenhage 1976, blz. 58w.

" R. G. Scholten, a.w., blz. 58; vgl. W. Berger e.a., Zielzorger in Nederland. Een onderzoek naar positie, taak en ambt van de pastor, Meppel 1968, blz. 38.

'2 R. G. Scholten, a.w., blz. 60.

»3 R. G. Scholten, a.w., blz. 60v.

" W. Berger e.a., a.w., biz. 9; vgl. C. Boekestijn en J. B. Fabery de Jonge. Werkelijkheid, ideaal en verwachting. Een empirisch onderzoek in het krachtenveld tussen pastor en gemeente, Kampen 1967, blz. 5. Met gereformeerde predikanten zijn hier bedoeld: predikanten uit de gereformeerde kerken synodaal.

1' W. Berger e.a., Zielzorger in Nederland, blz. 19, 27, 34, 38, 40.

'• K. H. Rengstorf stelt in het Theologisches Wörterbuch des Neuen Testaments Bnd. II S. 161 dat de herders en leraars 'wegen des gemeinsamen Artikels identisch sind'. Onze gedachte gaat meer de kant uit van S. Greijdanus, De brief van den apostel Paulus aan de Epheziërs, ' Kampen 1949, blz. 91, die zegt dat door het ene lidwoord deze twee als één groep worden aangeduid. Het eerste woord (herders) is meer omvattend dan het tweede (leraars). Het leren of onderwijzen, leraar-zijn is van het herder-zijn een bepaalde openbaring of speciale uiting, het is de uitoefening ervan in een bepaald opzicht.

" G. Heitink, a.w., blz. 17.

" Zie hierover T. Brienen, De prediking van de Nadere Reformatie. Een onderzoek naar het gebruik van de klassifikatiemethode binnen de prediking van de Nadere Reformatie, Amsterdam 1974, blz. 184vv, 213w, 298v.

'» Onder homofilie versta ik het feit, dat men zo is en onder homosexualiteit dat men naar deze aanleg(? ) ook gaat handelen, gaat doen.

2» H, M. Stückelberger, Zurich, 1948, S.85. De ondertitel van het boek, die tegelijk de inhoud en strekking aangeeft, luidt: Ein Wegweiser durch das theologische Studium und eine praktische Hilfe im Pfarramt auf dem Land und in der Stadt - dargeboten in Briefen zur Vertiefung des gegenseitigen Verstandnisses von Pfarrer und Gemeinde.

21 R. Bohren, Predigtlehre, München 1972, S.347.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979

Theologia Reformata | 78 Pagina's

PASTORAAT EN STUDIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979

Theologia Reformata | 78 Pagina's