DANIËL COLONIUS
I. Hoek, DANIËL COLONIUS (1566-1635). Theoloog tussen reformatie en orthodoxie. With a summary in english; avec un résumé en fran? ais. 223 biz. Drukkerij-Uitgeverij I. Bout en zonen. Huizen N.H.
De titelpagina laat reeds zien waar naar de gedachte van de auteur de betekenis moet worden gezocht van Colonius. Hij is een theoloog onder weg. Hij bevindt zich tussen reformatie en orthodoxie. Hij is daarin een voorbeeld van de positie van veel theologen uit zijn naaste omgeving en tegelijk een voorbeeld van de ontwikkeling van de gereformeerde theologie zelf. Klaarblijkelijk ligt hier voor de auteur zelf ook het zwaartepunt van dit boek. De kwestie die in het geding is wordt vooral duidelijk gemaakt aan de hand van de verwerking van Calvijn of liever gezegd zij wordt toegelicht in het onderzoek naar de vraag hoe de Calvijnreceptie plaats vond in het begin van de zeventiende eeuw. Naar mijn gedachte is er dan eigenlijk al weinig sprake meer van een onderweg-situatie. Er heeft reeds enige vorm van consolidatie plaats gevonden. De reformatorische theologie is gegoten in de vorm van het Aristotelisme. Men behoeft daaromtrent zeker met betrekking tot Colonius geen illusies te koesteren. Het blijkt duidelijk genoeg uit de bijdrage die, blijkens het onderzoek van Dr. Hoek, Colonius leverde aan de
doorvoering van Calvijns gedachten in een andere toonaard.
Maar gelijk gezegd, daarop loopt het onderzoek van Dr. Hoek uit. Met recht heeft hij in zijn slotbeschouwing daaraan brede aandacht geschonken. Dit wil niet zeggen dat de eerste 125 bladzijden van deze studie niet zouden tellen. Integendeel, ook hier is sprake van een nauwgezet historisch onderzoek, waardoor de levensloop van Colonius getekend kon worden. Maar de levensloop is minder interessant dan het levensdoel. ' En dit laatste denken we in termen van theologie. Hier komt zijn theologische positie naar voren.
Dr. Hoek wil niet gaarne spreken van een 'waalse theologie'. Indien deze al zou hebben bestaan, teiuninste. Colonius wilde calvinist zijn, vertegenwoordiger van de gereformeerde theologie, zoals deze het meest sprekend door Calvijn was verwoord. Hier nu treedt het begrip scholastiek naar voren. Weliswaar vragenderwijs: 'De vraag rijst nu of hij wellicht een vroeg-scholastieke theoloog mag worden genoemd'. Dr. Hoek geeft toe, dat het moeilijk is om een definitie te geven van wat scholastiek is. Met behulp van B. Armstrong komt hij tot het vaststellen van een vijftal scholastieke tendenzen: uitgaan van basisprincipes die logisch te verdedigen zijn, afhankelijkheid van Aristoteles; equivalentie van rede en openbaring; speculatieve probleemstelling; doctrinaire opvatting van de Schrift; minimalisering van het geloof. Hoek besluit dat Colonius slechts in geringe mate aan deze kenmerken voldoet. En dat hij derhalve geen orthodox godgeleerde mag worden genoemd, in de zin die de theologiegeschiedenis hecht aan dit begrip. Zijn gematigdheid weerhield hem van excessen met betrekking tot de predestinatie, de afhankelijkheid van Aristoteles blijft binnen redelijke grenzen. 'De theologie moest gebruik maken van een weten schappelijk organon, een methodisch instrumentarium, om in rapport te blijven staan met de andere faculteiten en zich niet over te geven aan een onvruchtbaar isolement. Wat de rol van de rede betreft, ook het onderwijs in het college was niet vrij van een zekere overwoekering door wijsgerig bepaalde vooronderstellingen. Zo werd de Schrift gelezen door een bril waarvan de glazen geslepen waren door Aristoteles. Maar dat neemt niet weg, dat de Schrift gelezen werd en dat deze met zijn verkondiging telkens de kaders van een aristotelisch beïnvloede hermeneutiek doorbrak'. Zo reduceert Hoek de invloed van Aristoteles bij Colonius. Bovendien weet hij Colonius te typeren als een confessioneel theoloog en via de confessie bleef er een directe oriëntatie op de reformatie en via de Institutie bleef er een directe oriëntatie op Calvijn.
We kunnen om deze beoordeling te toetsen het werk van Colonius zelf opslaan. Zijn parafraserende en analyserende disputaties over de Institutie stonden in dienst van het onderwijs, waarbij geen ander doel beoogd werd dan de kennis te verspreiden van Calvijns opvattingen. Maar het wordt wel duidelijk dat aan Calvijn vragen worden gesteld, die alleen konden opkomen na de synode van Dordt, of die althans toen scherper geformuleerd werden. Daarvan vindt men de sporen in Colonius' samenvatting.
Ook de vorm is veranderd. In plaats van de vrijere uiteenzetting die bij Calvijn te vinden is, is alles ingekaderd in het systematische apparaat van het dispuut. Men zou dit alles nog kunnen afdoen met de beoordeling van formele aard: Colonius spreekt de taal van zijn tijd. Maar enkele wezenlijke verschuivingen laten zich niet ontkennen. Calvijn wordt gedoceerd.
Niemand zal de waarde daarvan ontkennen. Men zou willen, dat een dege-
lijke kennis van de Institutie gevonden werd bij alle theologische studenten. Maar kennis van Calvijn is nog wat anders dan kennis van de Schrift. Het object van de theologie is wel wat verschoven. En dit is te opmerkelijker, omdat men in de tijd van Colonius in geen enkel opzicht nog de verdeling hanteert tussen historische en dogmatische theologie. Dit betekent dat Calvijn niet als voorwerp van historisch onderzoek werd ingevoerd bij de studenten, maar als samenvatter van de bijbelse doctrina. De theologische methode wordt niet op de Schrift, maar op Calvijn toegepast. En hier lijkt het wel niet voor tegenspraak vatbaar: Colonius moge dan ten dienste van het onderwijs deze methode hebben aangegrepen, hij verwijdert zichzelf wel beslist van degene aan wie hij de eer bewees hem als een doctor ecclesiae te introduceren. Bij Calvijn zelf vinden we van deze methode geen spoor. Bij Luther nog minder. En geen van beiden bekommerden zich om de vraag of zij hun onderwijs in rapport zouden kunnen brengen met de pedagogiek van de andere faculteiten. Het staat overigens voor mij ook nog niet vast, of Colonius door dit motief zich liet leiden. Wél constateren we, dat Colonius, zoals zo velen van zijn tijd, veel dichter bij de scholastiek-gereformeerde orthodoxie staat dan bij de Reformatie in haar eigen kracht.
Mag men hem daarvan een verwijt maken?
Maar mag men iemand verwijten, dat hij een kind van zijn tijd is? Geen verwijt klinkt hier daarom, slechts een constatering, die echter belangrijk genoeg is. Men kan geen enkele methodiek hanteren als bloot formeel hulpmiddel, die niet eo ipso het gevaar meebrengt van verschuiving. Wiens taal men spreekt, diens brood men eet, zo zou men met een kleine verandering kunnen zeggen. De taal van de scholastiek voedt met brood, dat niet lang vers blijft. Deze verschuiving treedt reeds in de jaren zestig van de zestiende eeuw op, zij greep reeds plaats toen Aristoteles (de metafysische zowel als de ethische) terugkeerde, onzaligerwijs in de reformatorische theologie zowel in het Lutherse als in het gereformeerde kamp. Daarom zie ik Colonius niet zozeer tussen Reformatie en orthodoxie als wel veel meer als een vertegenwoordiger van de orthodoxie zelf.
Maar dit verandert niets aan het boek dat Dr. Hoek schreef en nog minder aan de waarde ervan. Het zou van betekenis kunnen zijn voor onze waardering van de orthodoxie, maar daarover gaat het hier niet. Van harte willen we onze dankbaarheid uitspreken voor het werk dat werd verricht. Dr. Hoek beweegt zich op menig terrein van de theologie. Hij zou deze thematiek niet moeten vergeten, maar er ter gelegenertijd eens weer naar moeten terugkeren, om ons nog meer te vertellen over déze periode van onze geschiedenis, en dan nog verder in gaan op de betekenis van de orthodoxie. Er is meer over te zeggen, dan Armstrong gedaan heeft. Ik denk in het bijzonder aan de bijdrage van Wilhelm Neuser in het nieuwe werk over dogmen-en theologiegeschiedenis.
A.
W.van'tS.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982
Theologia Reformata | 348 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982
Theologia Reformata | 348 Pagina's