Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus voorgesteld in de tempel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus voorgesteld in de tempel

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lucas 2 : 22-24

J. Brons

In de verkondiging van het Kerst-evangelie neemt Lucas 2 een grote plaats in. Vrijwel alle verzen uit dit bekende hoofdstuk worden in de prediking over het heilsfeit van Christus' geboorte meer of minder regelmatig aan de orde gesteld. Naar mijn indruk vormen de bovengenoemde verzen hierop echter een uitzondering. Enerzijds is dit wel te begrijpen, omdat hier gesproken wordt over allerlei bepalingen uit de Oudtestamentische wetgeving, die de rijkdom van het door God in de komst van Christus geopenbaarde heil schijnbaar verduisteren en versluieren. En toch anderzijds wordt juist door deze verzen het doel van Christus' komst op bijzondere wijze ons aangewezen: ezus is de Zaligmaker, Die geworden uit een vrouw, ook geworden is onder de wet, opdat Hij degenen die onder de wet waren, verlossen zou en opdat wij de aanneming tot kinderen zouden verkrijgen (Gal. 4 : 4, 5).

Na op de achtste dag besneden te zijn, wordt Jezus veertig dagen na Zijn geboorte door Jozef en Maria gebracht naar de tempel in Jeruzalem.

Het komen van de Messias tot de tempel was door de profetie van het Oude Testament voorzegd als een komen in heerlijkheid (Mal. 3 : 1), als een komen waarbij de Heere vrede zou geven (Hag. 2 : 7).

Als Jozef en Maria Hem indragen in de tempel, gebeurt dit echter in stilte, onopvallend. Het binnentreden van de Gezalfde des Heeren in het heiligdom staat niet in het teken van macht en majesteit, maar juist in het teken van armoede en vernedering.

De lijn van Zijn nederige geboorte in Bethlehem, in de stad van Zijn aardse vader David, wordt in de wijze waarop Hij hier in de stad en in de tempel van Zijn hemelse Vader binnenkomt, voortgezet. Nog dieper buigt deze lijn zich neer. Het is toch naar de wet, en zo tot het volbrengen van Zijn borgwerk, dat dit komen van Jezus nodig is.

Naar de wet, die de Heere door Mozes aan Israël gaf, was een vrouw in Israël, wanneer zij een zoon had doen geboren worden, eerst 7 dagen in strikte zin, en daarna nog eens 33 dagen in minder strikte zin, dus in totaal 40 dagen onrein. Was het kind dat zij deed geboren worden een dochter, dan duurde de tijd van haar onreinheid nog eens zo lang: eerst 2 maal 7 en daarna 2 maal 33, in totaal dus 80 dagen (Lev. 12).

Door deze reinigingswet ten aanzien van de kraamvrouw wilde de Heere Israël en wil de Heere niet minder ook ons doen verstaan, dat er met de wijze waarop wij geboren worden, wat aan de hand is; niet dat deze geboorte op zichzelf zondig is, maar wel dat deze, vanwege de verdorvenheid van onze menselijke natuur, staat onder de macht en de beheersing van de zonde.

Het gedurende 40 of 80 dagen onrein en daardoor buitengesloten zijn van het beleven van de verbondsgemeenschap met de Heere, wijst op het oordeel van God over dit in zonde ontvangen en geboren zijn. (In het doopsformulier aangeduid als het 'aan allerhande ellendigheid, ja aan de verdoemenis zelf onderworpen zijn' van ons kind.)

Wanneer het kind Jezus door Jozef en Maria op zijn veertigste levensdag in de tempel de Heere wordt voorgesteld, wordt daarmee de bovengenoemde reinigingswet als ook op Zijn geboorte betrekking hebbend, van toepassing geacht (gelezen moet worden 'als de dagen van hun reiniging vervuld waren'). Hoewel Gabriel tot Maria gesproken had: 'daarom dat Heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden', wordt hier de werkelijkheid van ons in zonde ontvangen en geboren zijn, met al wat daaraan verbonden is, door God Zelf aan het reine en heilige Kind Jezus toegerekend.

Niet slechts door Jozef en Maria, maar vooral ook door Jezus Zelf wordt dit aanvaard. Hij toch laat op Zijn veertigste levensdag Zich indragen in de tempel. Hij laat de onreinheid en de verdorvenheid van onze geboorte, Zich toerekenen (vgl. H.C. zondag 14, vr. en antw. 36). Dat biedt troost aan mensen, die Psalm 51 verstaan. In Jezus ontvangen wij van God de Middelaar, Die ook van de diepste wortels van de zonde verlost.

Wanneer Jezus in de tempel wordt voorgesteld is Hij niet zo maar één van de kinderen van het volk met wie dit gebeurt. Hij is een eerstgeborene, de Eerstgeborene met Wie dit geschiedt. Vers 23 verwijst ons in dit verband opnieuw naar de wet, die God onder het Oude Verbond door Mozes aan Israël gaf. Naar we lezen in Exodus 13 bepaalde de Heere dat uit dankbaarheid voor de verlossing uit Egypte waarbij de eerstgeborenen van Egypte door de verderfengel werden gedood, het leven van alle eerstgeborenen in Israël, die door het bloed van het lam behouden waren, in bijzondere zin aan Hem en Zijn dienst gewijd moest worden. Tot de priesterdienst in het heiligdom werden zij geroepen. Later werd dit zo geregeld, dat deze bijzondere dienst, waartoe de eerstgeborenen geroepen waren, verricht zou worden door de zonen uit de stam van Levi, echter ook dan moest voor elke eerstgeborene een losgeld worden betaald.

Naar Zijn herkomst als de eniggeboren Zoon van God de Vader behoort Jezus niet tot de eerstgeborenen van Israël, voor Wie het bloed van een lam, tot redding en behoud nodig was. Als zodanig was voor Hem ook geen losgeld nodig. Toch wordt Hij hier naar de wet tot de eerstgeborenen van Israël gerekend en dat op bijzondere wijze. Het voorstellen in de tempel, dat

Jozef en Maria hier met hun eerstgeborene doen, heeft in feite de betekenis van 'in dienst stellen'.

Ten diepste is Jezus hier niet een eerstgeborene, die lossing verkrijgt, maar de Eerstgeborene, die door de Heere naar Zijn wet wordt aangewezen om de dienst van de lossing te gaan vervullen. De stam van Levi mag dan tijdelijk de roeping van de eerstgeborenen onder Israël plaatsvervangend hebben overgenomen, hier keert de dienst van de stam van Levi tot Hem de Eerstgeborene weer terug. De eigenlijke dienst, die God van Israël vraagt, zal door Hem, de Zoon, als de Eerstgeborene van het volk, en daarmee in Hem, ook door heel het volk worden volbracht. Wat deze dienst inhield wordt in vers 24 nader aangeduid.

Terugkomend op wat in vers 22 ten aanzien van de wet der reiniging is meegedeeld, worden we in vers 24 gewezen op de offers, die tot het weer rein worden van de kraamvrouw, en daarmee tot het wegnemen van de menselijke zonde en onreinheid, naar de wet moesten worden gebracht. In plaats van een lam en een duif, zoals dit in feite behoorde, worden door Jozef en Maria, als het offer der armen, twee duiven ten offer gebracht.

Hij echter, in verband met Wiens geboorte dit offer wordt gebracht, zal de dienst van het offer gaan volbrengen. Immers niet door het offer van twee duiven, noch door het offer van een lam en een duif, kan de zonde en de schuld van onze onreinheid worden weggenomen en de weg tot God weer worden opengesteld, daartoe is nodig wat door de beide offers, als brand-en zondoffer, ten diepste wordt aangeduid. Dat zal Hij doen. Die hier in de tempel als de Eerstgeborene in de dienst van Zijn Vader wordt aangesteld.

Wanneer Hij, die nu als Kind in de tempel wordt ingedragen, groot geworden dat offer heeft volbracht, is ook de plaatsvervangende priesterdienst van Levi niet meer nodig. Als antwoord op Zijn 'het is volbracht' wordt door het scheuren van het voorhangsel de priesterdienst van Levi ontslag aangezegd.

Als vrucht van wat Hij, de Eerstgeboren Zoon heeft volbracht, vergadert Jezus Christus Zich Zijn gemeente, die als broeders en zusters en zo als zonen en dochteren van God de Vader, bij Hem behoren en die nu dank zij Hem niet meer leven bij de Oudtestamentische dienst van de Heere, maar door Hem het Nieuwtestamentische en daarmee tegelijk het eschatologische volk van God mogen zijn.

Omdat Jezus reeds als kind onder de wet werd gesteld, mogen wij nu met onze kinderen uit de rijkdom van Zijn door de doop bevestigd Evangelie leven. Door de kracht van Zijn Heilige Geest Hem als onze oudste Broeder erkennend, mogen we weten, dat Hij, de Eerstgeborene Zich gesteld heeft in onze plaats, en dat tot in de diepste diepte van onze verlorenheid toe, opdat wij, als bij Hem behorend, met Hem in Zijn heerlijkheid delen.

Dat is het wat ons met Anna van Hem doet getuigen en met Simeon ons doet heengaan in vrede.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

Theologia Reformata | 348 Pagina's

Jezus voorgesteld in de tempel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

Theologia Reformata | 348 Pagina's