Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SPREUKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SPREUKEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Recensie van Dr. H. Bout, persklaar gemaakt en aangevuld door Drs. H. J. de Bie:

L. A. Snijders, SPREUKEN, Een praktische bijbelverklaring. Tekst en Toelichting, 196 blz., ƒ28, 50; uitg. J. H. Kok, Kampen, 1984.

De naam Salomo is onafscheidelijk verbonden aan het boek Spreuken. De

Schrift zegt van Salomo, dat hij op zijn gebed een wijs en verstandig hart heeft ontvangen. Daarbij sluit ook aan wat in 1 Kon. 4 : 29vv. gezegd wordt over de plaats die Salomo innam in de oudoosterse wijsheid als geheel.

De auteur vat de uitdrukking 'Spreuken van Salomo' op als een aanduiding van de aard der Spreuken: e zijn koninklijk, salomonisch. Daarmee wordt aan een betrouwbare traditie m.i. te kort gedaan, een traditie die niet zonder meer kan worden afgevallen. Wel stelt menige tekst dan voor vragen, bijv. omdat verschillen in tijd en taal niet zo maar kunnen worden weggeveegd. Daarbij komt dat sommige woorden (Spr. 22:17-23 : 11) sterk herinneren aan het egyptisch spreukenboek van Amem-em-ope (wrsch, 1000 V. Chr.). Ook uit doubletten blijkt, dat wij in Spreuken te doen hebben met verzamelingen, die samengebundeld zijn. In h. 25 is sprake van 'spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia, koning van Juda hebben overgeschreven' (zo vertaalt Snijders); N.B.G. heeft 'bijeengebracht'. In mijn werkbijbel van het Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap las ik dit: andere spreuken van Salomo, verzameld in de tijd van Hizkia'. De S.V. heeft 'uitgeschreven'.

De theologie van de wijsheid is scheppingswijsheid. De dingen hebben hun laatste grond in God. Het boek Spreuken behoort tot de wijsheidsliteratuur van Israël. Het hart van een verstandig mens overdenkt spreuken, Jezus Sirach 3 : 29. Ook in de Psalmen en bij de profeten blijkt vele malen het grote geestelijke gezag van de wijzen. Maar wijsheid is de mens niet aangeboren, geen vrucht van een natuurlijke ontwikkeling. 2Sonde en dwaasheid zitten diep in het hart van de mens: Wie kan zeggen: k heb mijn hart (mijn denken) zuiver gehouden, ik ben rein van zonde? ', 20:9? Kennis en bedachtzaamheid moeten bijgebracht worden. De mens moet leren denken voordat hij handtelt. Stuurmanskunst (Ez. 27 : 8) is nodig en dat vraagt inzicht, 1:5. Men vergelijke hierbij 1 Kon. 12:28, waar dat inzicht juist ontbreekt. Wijsheid is een kostbaar goed, 3:15, 8:11, enz. Hoe heb ik de tucht (musar) kunnen haten, 5 : 12! Het pad der rechtvaardigen is een stralend licht, 4:18 (alliteratie in de hebr. tekst: orach-k'or). De leer van de wijze is een bron des levens, 13:14. Het woord discipline, dat hier met 'tucht' wordt weergegeven, kan ook wijzen op o.m. verbale terechtwijzing (p. 24).

De auteur heeft het boek der Spreuken in 49 afdelingen besproken. Het boek zelf bestaat uit zeven verzamelingen (10 : 1-22 : 6, 22 : 17-24 : 22, 24 : 23-34, 25 : 1-29 : 27, 30 : 1-33 (de woorden van Agur), 31:1-9 (de woorden van Lemuel) en 31:10-31 (de flinke vrouw), vooraf gegaan door een inleidend deel, 1 : 1-9:18, in totaal acht onderdelen. De letter chet, de eerste van chokma, 'wijsheid', heeft als getalswaarde acht (p. 8; een soortgelijk verschijnsel is misschien te constateren bij de Klaagliederen: aar is in de opbouw van het boek de maat van het klaaglied (3-2) te herkennen, zie Theol. Ref., jrg. 27 (1984), p. 143).

Er ligt autoriteit in de raadgever, autoriteit van het inzicht, niet dat van een gebiedende meester. Tegen Gods wijsheid is geen raad, 21:30. Zijn raad bestéat 19 : 21.

Op p. 18-20 geeft Snijders een overzicht van de verschillende, soms kritische manieren waarop men in de loop der tijden dit bijbelboek heeft benaderd. Aan rabbi José, de Galileeër, wordt de volgende uitspraak toegeschreven: Stel je een mand voor vol vruchten, maar er zit geen handvat aan (de tora). Hij is niet te tillen. Maar iemand maakt er een hengsel aan (Spreuken), zodat je die mand kunt oppakken. Rabbi ziet Spreuken dus als een handvat van de Tora

(p. 19). Maar omgekeerd mogen ook de Spreuken niet geabstraheerd worden van de Tora. Want de Schepper is de HERE en de vreze des HEREN is het beginsel der wijsheid. Ik vraag me af of Snijders dit aspect wel voldoende tot zijn recht laat komen, wanneer hij schrijft: 'Als de wijzen over God spreken, zien zij Hem niet als de Bevrijder, die uit het diensthuis uitleidde, als de Eeuwige die met zijn volk meetrekt, als de Barmhartige die zijn geboden gaf aan Israël. Hij is niet de God van Abraham, Isaak en Jakob of de Schepper van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (p. 14).

Zeer concrete waarschuwingen gaan uit: eders weg is recht in zijn ogen, maar de HERE toetst de harten, 21:2, de geesten, 16:2. Wie kent echte zelfkritiek? Ga naar de mier, luilak, 6 : 6! Nooit intrigeren, 12 : 2! De dwaas, zijn hart deugt niet, 15 : 7. Menselijke Godsvrucht heeft het stuur van Gods schip niet in handen, 25 : 2. Wat een waarschuwingen! En welk een tedere vorm: Dat doet men niet!'. Leugenlippen zijn de HERE een gruwel, 12 : 22, ook hoogmoedige ogen, 6:17, handen die onschuldig bloed vergieten, 6 : 17, een hart dat ongeluksplannen smeedt, 6:18, enz. Ook de vragen van huwelijks-en gezinsmoeilijkheden worden niet gepasseerd. Tegenover een kijfachtige vrouw (wat een prachtige weergave in de S.V. van querulante juffrouwen) anderzijds een prachtige tekening van een lieve vrouw die met wijsheid haar huis bouwt, 5 : 1-23; 31:10-31; 11:16. Een flinke vrouw, wie vindt haar, 31:10? Beter is het te wonen in woestijnzand, dan een twistzieke en lastige vrouw, 21:19.

De vertaling van nèfèsj met 'keel', soms 'nek' is weinig overtuigend. Als van iemand gezegd wordt: hij, die op zijn weg acht geeft, beschermt zijn keel', 16 : 17, roept dat bij ons heel andere gedachten op dan de weergave van nèfèsj met 'ziel' of 'leven', zeker als het buiten guur is. En wat te zeggen van de vertaling: van zeven heeft (Gods) keel een walging', 6:16? Klinkt hier nu werkelijk de letterlijke betekenis van nèfèsj mee (p. 54) en waarom bijv. niet in 13 : 8 (p. 91)? Een verwijzing naar het bekende artikel van Klaus Koch, 'Gibt es ein Vergeltungsdogma im Alten Testament? ' uit 1955 ontbreekt, zie: laus Koch, Um das Prinzip der Vergeltung in Religion und Recht des Alten Testaments, Darmstadt 1972. Steeds weer probeert Snijders ons de Spreuken naderbij te brengen, bijv. op p. 136: (20: 29a zou de slogan kunnen zijn van de Olympische Spelen!'.

Waar wordt in de kerk in deze tijd van geestelijke en zedelijke ontwrichting de betekenis van de Spreuken nog in het licht gesteld van 2 Tim. 3 : 16?

H.

Bt./H.d.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1985

Theologia Reformata | 81 Pagina's

SPREUKEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1985

Theologia Reformata | 81 Pagina's