Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe zullen wij overleven?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe zullen wij overleven?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. J. Zoutendijk

'Want zo zegt de Heere tot het huis Israels: Zoekt Mij en leeft. Maar zoekt Bethel toch niet en komt niet naar Gilgal en trekt niet naar Berseba. . Want Gilgal wordt onherroepelijk weggevoerd en Bethel gaat teniet. (...) Zoekt het goede en niet het kwade, opdat gij leeft en aldus de Heere, de God der heerscharen, met u zij, gelijk gij zegt. Haat het kwade en hebt het goede lief en houdt het recht hoog in de poort; misschien zal de Heere, de God der heerscharen. Jozefs rest genadig zijn.' Amos 5 vers 4, 5 en 14, 15

In een kring van predikanten legde een Kenyaanse collega de opmerking ter tafel: een kerk die niet groeit, leeft niet. Dat is een zwaarwegend woord, zeker in onze, Westeuropese, context. Groeien? Hèt grote thema lijkt eerder 'overleven' te zijn. Ook in een brede maatschappelijke zin geldt dit. Een recent hoofdartikel in het Duitse weekblad Der Spiegel voorspelt een spoedige verdwijning van de species mens ten gevolge van ecologische catastrofes en vraagt zich af of er nog wel overlevingskansen zijn. Het blijkt overigens dat de ernst van de situatie slechts zeer langzaam doordringt in het collectieve bewustzijn. In de gevestigde kerken van het westen is overleven een thema geworden. Kerkverlating, gevoelens van onveiligheid en verwarring, het vastlopen van de geloofsoverdracht aan jongeren: het zijn signalen van een regelrechte ramp die zich bezig is te voltrekken. Wie blijft over? Is het tij te keren?

Of zouden we het thema nog heel anders moeten formuleren, b.v. overleven of herleven? Dat zou betekenen dat het hoog tijd is voor een geestelijk ontwaken, waarbij de beklemmende vragen bedolven worden onder de doorstroming van de Heilige Geest.

Wanneer wordt de vraag naar het overleven acuut? Als de kerk op haar retour is en het christelijk karakter van ons volk bezwijkt? De Schrift kan ons hier anders leren. In Israël wordt het thema van het overleven niet gesteld door de omstandigheden, maar door God Zelf. Met name door het woord der

profeten. Zij spreken veelvuldig over een 'rest', een overblijfsel dat aan de ondergang ontkomt.

Amos is een echte profeet, een ziener. Hij ziet werkelijkheden voor zich waaraan het volk nog lang niet toe is en die collectief verdrongen worden uit het bewustzijn. Terwijl er sprake is van algemene welvaart ziet Amos een volk dat ten dode is opgeschreven (5:1, 2). Terwijl de drommen nog opgaan naar de aloude heiligdommen, spreekt hij over een rest en dat de Heere deze rest 'misschien' genadig zal zijn.

Het leger zal van volle sterkte teruggeslagen worden tot één tiende deel (5 : 3), volmaakt weerloos tegenover iedere bedreiging. De rest - waren dat niet de getrouwen in het land, de blijvers, de onverzettelijken? Had Elia niet gehoord over de zevenduizend die de knie voor Baal niet bogen? Amos slaat een andere toon aan, ruig en realistisch. Er zal een storm opsteken, ongekend, er zullen oorlogen uitbreken, zo verwoestend dat het zal gaan om zijn of niet zijn, leven of sterven. Wie zal het kunnen navertellen? Een schamel hoopje dat nog nabeeft vanwege de oordelen Gods.

Vanwaar deze vernietigende toorn des Heeren? De profetie laat er geen misverstand over bestaan: vanwege het schrijnende onrecht, tussen rijken en armen. Of, om het voor ons wat herkenbaarder te zeggen, tussen mensen die goed zorgen dat zij niets tekort komen en de kansarmen. Naaste-loosheid, die afspiegeling is van een fundamentele God-loosheid. Amos is onverzettelijk in zijn aanklacht en schuwt niet het allerbitterste einde in het vooruitzicht te stellen.

Of een profeet gehoor vindt? Het gericht van God over ons leven te aanvaarden, er hartgrondig ja op te zeggen, is een heel ding. Maar daaraan vooraf gaat dat we het horen, dat we tot ons laten doordringen wat God op ons tegen heeft. Er zijn ook dovemansoren, die al bij voorbaat toegestopt zijn. Daar ligt de confrontatie van Amos met zijn volk. Israël slaagt erin zich op een vrome wijze af te sluiten voor de laatste ernst. Met een beroep op... Gods beloften en godsdienstige instellingen.

Zeker, Amos, zo zal de reactie geklonken hebben, er zijn zorgelijke ontwikkelingen, wij mogen de dreiging natuurlijk niet uit het oog verliezen. Maar: e Heere, de God der heerscharen, is toch met ons (5 : 14)? HIJ laat ons niet los? Is Hij niet de God van Bethel en Gilgal? Daar had de Heere Zich indertijd machtig bekend gemaakt aan Jacob (Bethel; Ik ben met u, (Gen. 28 : 15)) en aan het gehele volk bij de doortocht door de Jordaan (Gilgal; Jozua 4 : 20). Zijn dat geen monumentale blijken van Gods gunst? Deze plaatsen houden wij in ere, het zijn de brandpunten van het godsdienstige leven. Mogen wij niet geloven dat de Heere Dezelfde blijft? In Bethel en Gilgal horen wij: sraël gaat nooit verloren, wij zullen (als volk, als gemeente) overleven.

Amos werpt deze 'heilige huisjes' resoluut omver. Daarbij speelt óók mee de verwording van de cultus (de kalverendienst), maar dit treedt bij Amos niet op de voorgrond. Zijn profetische kritiek steekt dieper. Heiligdommen,

gestolde stukken traditie, plekken waar de Heilige op overmachtige wijze tegenwoordig was geweest - zulke plekken kunnen tot evenzovele belemmeringen worden om de Levende in het heden te zoeken en te vinden. De profeet ziet zich geconfronteerd met wat wij tegenwoordig een religieuze ideologie zouden noemen, d.w.z. waarheden die uiteindelijk moeten dienen ter ondersteuning van het eigen belang. Monumentale tradities, die houvast geven, een veilig gevoel, een stevige positie, maar die niet de levende God Zelf zijn.

Wij kunnen de situatie van de noordelijke stammen in de achtste eeuw voor Christus niet vlotweg gelijkschakelen met de crisis die wij beleven. Maar moeten wij niet met schaamte belijden, dat in onze verborgen kerkelijke agenda het streven naar veiligheid en het handhaven van onze positie hoog genoteerd staan? Dat onrust vermeden dient te worden met een beroep op de rijke traditie, dat we van deze traditie het heil verwachten en het overleven?

De vraag kan overigens gesteld worden: wat is erop tegen, dat men in tijden van verwarring en leegte zoekt naar veilige kaders? Is een dergelijke overlevingsstrategie bij voorbaat te veroordelen? Elk vlot en eenduidig antwoord is hier onmogelijk. Duidelijk moet zijn, dat de profetische kritiek zich hier richt tegen een vasthouden aan de traditie zonder openheid voor het actuele spreken Gods. Dan is er sprake van een ideologie: vroomheid en traditie als onderbouwing van eigen (vermeende geestelijke) belangen. En is dat gevaar onder ons denkbeeldig?

Maar: o overleven we niet! Zo komen we om, terwijl we menen veilig te zijn ("Wee de zorgelozen op Sion!", 6 : 1). Daarom: oekt de Heere en leeft! Wat dat betekent maakt Amos in enkele etappes duidelijk. Het betekent om te beginnen een concrete breuk met de bestaande heiligdommen. Amos stelt voor de absolute keus: iet meer Bethel opzoeken of Gilgal, maar de Heere Zelf. Want Gilgal gaat naar de galg en Bethel gaat te gronde: e hebben geen toekomst (5:5). Er is enkel (over)leven in het zoeken van de Heere. Wat is dan het verschil? Amos is hier duidelijk genoeg: od zoeken is het goede zoeken (5 : 14); het is: nderscheiden waarop het nu aankomt, waartoe Zijn gebod ons nü roept. Geen misverstand mogelijk: et is de Heere te doen om het zoeken van Zijn wil voor de concrete verhoudingen onderling en het daaraan gehoorzaam zijn.

Amos houdt geen beschouwing over overlevingspercentages of strategieën; hij roept tot ommekeer in de praktijk. "Houdt het recht hoog in de poort". Hoe het met God staat, blijkt uit de verhoudingen onderling. We kunnen hierbij denken aan de apostel Jacobus, die we gerust een geestelijke nazaat van Amos kunnen noemen. Kan het geloof ons behouden, zegt de apostel, als er geen werken mee gepaard gaan? Welke werken? Omzien naar wezen en weduwen in hun druk, armen van het nodige voorzien.

Zijn Amos' woorden niet van een aangrijpende actualiteit voor de kerk? De drang tot overleven is sterk, het beroep op de traditie idem. Maar bespeuren wij in de gemeente ook de waarachtige ommekeer, naar elkaar toe en zo naar God toe? Armen en rechtelozen, waar vinden wij die in ons mid-

den? Zijn er bij ons ook groepen die weggedrukt worden?

We zouden, om hier een antwoord te zoeken, Amos' profetie ook tegen het licht kunnen houden van het hedendaagse individualisme. Ieder voor zich: in dit modieuze jasje blijken veel kerkmensen wonderwel te passen. Ook collectief zijn er tendenzen: kerkgemeenschappen worden geslotener, meer 'onder ons'. Zou dat ook een reden kunnen zijn, dat b.v. jongeren zich afwenden? Omdat er geen waarachtige openheid is en geestelijke moed om hen tot hun recht te laten komen?

Het zit ons eigenlijk in het bloed liever de gebaande wegen naar Gilgal en Bethel te gaan dan opnieuw te zoeken naar de wil des Heeren. Gods wil horen en doen houdt risico's in. Het heeft te maken met grensoverschrijdingen naar anderen toe, met het prijsgeven van posities die ons een veilig gevoel geven (keurig binnen de paden der traditie). Dan kan in de kring van de gemeeente duidelijk worden wat voor een God wij hebben. Eén Die buitenstaanders tot gasten wil maken en vreemdelingen tot broeders.

Zullen wij overleven? Niet wanneer wij blijven investeren in dingen die geen toekomst (meer) hebben, in gerenommeerde namen als Bethel en Gilgal. Betekent dit dat de profeet de traditionele eredienst wegwerpt? Dat zou een misverstand zijn. Maar alles komt wel onder de hoge druk te staan van Gods oordelen die over de wereld gaan. Als we maar zien willen! Niet de traditie, maar wel het vluchten erin en het verabsoluteren ervan belemmert het waarachtige zoeken. "Zoekt de Heere; zoekt het goede!" Anders is er geen overleven. Goddank is de profetische oproep tegelijk een belofte: r is nooit tot het huis van Jacob gezegd 'Zoek Mij tevergeefs' (Jesaja 45 : 19). Wie zoekt die vindt, zegt onze hoogste Profeet en Leraar en Hij zegt het juist in het verband van de relatie tot onze naaste (Matth. 7 : 1 t/m 7)! Wie zoekt vindt het heilzame gebod en ontvangt de moed om het te doen.

Israël gaat nooit verloren, zong men in Amos' dagen. Soms weerklinkt dit lied nog. Dat de gestalte van het instituut "kerk" zou kunnen verdwijnen is iets dat in ons bewustzijn nog lang niet is doorgedrongen. Wij heben het toch nog goed? ! Er blijft altijd nog wel iets over... De trouw van God mag dienen om dit te ondersteunen. Maar de Heere is ook getrouw in Zijn bedreiging: zonder ommekeer is er geen overleven. Amos' profetie is maar al te zeer in vervulling gegaan, enkele decennia later werden de noordelijke stammen gedeporteerd. En hoe zat het toen met de "rest van Jozef"? Daarover horen we niets meer. Amos legt het laatste oordeel in de handen van God. Misschien zal de Heere...: dat is geen uiting van twijfel, maar het belijden van de vrijmacht Gods. Hij zal tenslotte recht doen aan ieders leven, naar dat wij gedaan hebben, hetzij goed, hetzij kwaad. We kunnen ook zeggen: naar dat wij gehoor hebben gegeven aan de stem der profetie.

Misschien ...: is het tenslotte toch misgelopen? Geen toekomst voor de stam van Jozef? Nee, niet via Gilgal en Bethel. Wel langs een andere weg, die van de

Heere Zelf. HIJ is de weg, in Christus Jezus is dat voorgoed waar geworden. 'Zoek Mij', betekent nu: Hoort Hem! De weg van God met Israël hield een belofte in. Door de dood van de ballingschap heen schiep Hij uit dorre beenderen een nieuw volk. Door de kruisdood van Zijn geliefde Zoon heen wordt het nieuwe leven aan het licht gebracht.

Overleven of niet? Dat ligt in Gods handen. Wel worden wij persoonlijk opgeroepen tot ommekeer. In de oproep van Amos, in de wekroep van Christus gaat het om een persoonlijke reactie van onze kant. Want dat er een rest zal zijn, naar de verkiezing der genade, is zeker. Ook een rest van Jozef, twaalfduizend verzegelden (Openbaring 7 : 8). Maar zullen wij daar dan bij zijn en onze kinderen? Tot onrust hierover en ommekeer wil de profetie ons wekken. Zoekt Mij en leeft! Wie oren heeft, die here.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1988

Theologia Reformata | 116 Pagina's

Hoe zullen wij overleven?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1988

Theologia Reformata | 116 Pagina's