Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAT IS APOCALYPTIEK?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT IS APOCALYPTIEK?

43 minuten leestijd

H.J. de Bie

1. Verkenning

In de vorige eeuw overheerste in de Westerse cultuur het geloof in de vooruitgang. De evolutietheorie was toen net zo gemeengoed als de relativiteitstheorie nu. In dat geestelijk klimaat had men maar weinig aandacht over voor de apocalyptiek. De Tweede Wereldoorlog heeft daarin verandering gebracht. Althans in het Angelsaksische taalgebied. In 1942 voert Rowley een krachtig pleidooi voor de erkenning van haar betekenis.' Hij kon daarbij terugvallen op een reeds bestaande wetenschappelijke traditie. Daaraan was vooral de naam van R.H. Charles verbonden. Op het Europese continent lag dat anders. Karakteristiek is de nog in 1961 gedane uitspraak van G. Ebeling: 'Nach der herrschenden kirchlichen und theologischen Tradition, gerade auch der Reformation, ist Apokalyptik... zumindest ein verdachtiges Symptom haretischer Tendenz'.^ In het na-oorlogse

Duitsland had Bultmann zijn duizenden verslagen. Hij beschouwde de apocalyptische voorstellingen in het Nieuwe Testament als de verpakking van het evangelie van Jezus van Nazaret. Het evangelie - wilde het werkelijk door de mensen van vandaag worden begrepen - moest van die verpakking worden ontdaan. Ziedaar zijn program van Entmythologisierung.' Toch werd de kentering van het tij al zichtbaar. De koude oorlog deed bij steeds meer mensen het besef doorbreken dat wij apocalyptische tijden beleven. De angst voor een niet meer te beheersen nucleair conflict sloeg toe. De plaatsing van kruisvluchtwapens leidde alom tot massale protestdemonstraties. Inmiddels is die vrees weggeëbd als gevolg van de ontspanning tussen Oost en West. Nu is de bezorgdheid voor ons milieu algemeen geworden. Terecht. De wereld vervuilt. Wij vervuilen de wereld. Ook dat roept weer apocalyptische beelden op. Het water verandert in bloed in die zin dat het je niet meer verfrist en verkwikt. Je kunt het niet meer drinken. Het draagt in zich de dood. De lucht kan zo maar veranderen in smog. En waar is de bodem niet vergiftigd? Nog andere factoren spelen een rol. Hebben wij in de terugkeer van Israël naar het land van belofte en in de steeds sneller om zich heen grijpende secularisatie niet de tekenen der tijden te zien waarover gesproken wordt in de apocalyptische stukken van de Schrift? En dan is er ook de vraag naar de Christian origins. Daar wordt thans veel onderzoek naar gedaan." Pannenberg zoekt in de apocalyptiek de wortels van het christelijk geloof.' Hoe actueel is ons onderwerp. Maar kan van het begrip 'apocalyptiek' nu ook een precieze omschrijving worden gegeven? Hierover bestaat tot dusver geen eenstemmigheid.^ Globaal genomen

kan het woord in verband gebracht worden met:

- een reeks geschriften van Daniël tot Ezra 4, dus met literatuur; - theologische voorstellingen: apocalyptiek als een vorm van eschatologie; - stromingen in het Jodendom, die meer visionair dan legalistisch zijn ingesteld; - een literaire vorm: de schrijver geeft zijn boodschap als een 'geheimenis' dat nu wordt onthuld.

Op elk van deze antwoorden willen wij nader ingaan.

1.1 Geschriften

Russell noemt in zijn bekende boek The Method and Message of Jewish Apocalyptic^ zeventien apocalyptische boeken uit de periode 200 v.Chr. tot 100

n.Chr.:

* Daniël * De vijf boeken van 1 Henoch * Jubileeën * Het derde boek van de Sibbyllijnse orakels * De Testamenten van de Twaalf Patriarchen * De Psalmen van Salomo * De Hemelvaart van Mozes * Het Martelaarschap van Jesaja * Het Leven van Adam en Eva, ook wel genoemd de Apocalypse van Mozes * De Apocalypse van Abraham * Het Testament van Abraham * 2 Henoch * Het vierde boek van de Sibyllijnse orakels * 2 Esdras (= 4 Ezra) * 2 Baruch, ook wel genoemd de Apocalypse van Baruch * 3 Baruch * Het vijfde boek van de Sibyllijnse orakels

Gedeelten uit de Dode-Zeerollen moeten daar, volgens Russell, nog aan worden toegevoegd, bijv. uit de Regel van de oorloge

Het eerste deel van het nieuwe standaardwerk The Old Testament Pseudepigra-

pha geeft in Engelse vertaling dertig apocalypsen, waarbij de Sibyllijnse orakels tellen als één titel.' In de nieuwe Schürer zoekt men tevergeefs een lijst van apocalyptische geschriften, omdat daar de teksten worden ingedeeld volgens andere criteria, nl. de taal waarin zij geschreven zijn en het literaire genre.'" Daarentegen bespreekt Stone in het desbetreffende deel uit de Compendia Rerum ludaicarum ad Novum Testamentum slechts negen apocalypsen.'' Rowland noemt in zijn boek The Open Heaven ook nog de Openbaring aan Johannes en de Herder van Hermas.'^

Uit dit overzicht is wel een bepaalde trend af te leiden, maar van eensluidendheid is geen sprake. Zo rekent Rowland de Regel van de oorlog (IQM), niet tot de apocalyptiek. De bereidheid om deel te nemen aan de gewapende strijd in het eschaton treft men in de andere teksten niet aan. Rowland heeft daarin gelijk. De Regel van de oorlog geeft de zonen van het licht onderricht in de halacha voor de eindstrijd. Zij is in dat opzicht te vergelijken met de Regel van de gemeente in de eindtijd (IQSa). Verder blijkt, volgens Rowland, nergens uit de Regel van de oorlog dat de bepalingen voor de halacha van de eindstrijd identiek zijn aan de geheimenissen van God." Elders schrijft hij dat in de apocalyptiek vorm en inhoud bijeen horen'", maar terecht maakt Morris de opmerking dat de als apocalyptisch bekend staande geschriften ook niet-apocalyptische elementen bevatten." Het boek Daniël bestaat uit geschiedenissen en gezichten. Toch vormt het duidelijk een eenheid want de gezichten knopen aan bij de geschiedenissen. Reeds vaak is gewezen op de samenhang tussen enerzijds de vier wereldrijken en de

komst van het Koninkrijk van God uit de droom van Nebukadnezar in Daniël 2 en anderzijds het visioen van de vier dieren en de verschijning van de Zoon des mensen op de wolken des hemels in Daniël 7.'* In de Openbaring aan Johannes staan ook de brieven aan de zeven gemeenten in Klein-Azië.'^ De zaak wordt pas echt gecompliceerd als de vraag van de canon wordt gesteld. Wat is canoniek? En wat betekent dat voor onze visie op het apocalyptisch karakter van een als canoniek te aanvaarden geschrift? We hoorden Russell in ander verband al zeggen dat vorm en inhoud niet van elkaar zijn te scheiden. Een extra complicatie is dat de deutero-canonieke boeken van het Oude Testament volgens de katholieke traditie voor apocriefen worden gehouden door de kerken van de reformatie en wat rooms-katholieken apocriefen noemen, door protestanten ooit zijn gekwalificeerd als pseudepigrafen'*, een inmiddels gangbaar geworden term, hoewel toch niet algemeen geaccepteerd. Verscheen in 1983 het eerste deel van The Old Testament Pseudepigrapha, in 1984 kwam een vertaling van de belangrijkste apocalyptische geschriften uit, onder de titel The Apocryphal Old Testament}^

1.2 Theologische voorstellingen

Voor Bousset-Gressmann is apocalyptiek een complex van theologische voorstellingen.^" Zij brengen daarbij de volgende onderwerpen ter sprake:

* deze wereld staat tegenover de komende wereld; * de indeling van de wereldgeschiedenis in perioden; * de messiaanse weeën; * een dualistische wereldbeschouwing: God staat tegenover satan;

* het jongste gericht; * de verschijning van een transcendente Messias: de Zoon des mensen; * de prae-existentie van de transcendente Messias; * de opstanding der doden; * wereldbrand en wereldvemieuwing; * het paradijs en het hemelse Jeruzalem; * Hades en Gehenna; * het tussenrijk.

In de theologische waardering van deze gegevens worden verschillende accenten gelegd. Sommige auteurs onderstrepen het pessimisme in de apocalyptiek^' en noemen haar zelfs per definitie 'crisis-literatuur'.^^ Anderen accentueren het determinisme^^ en zien de apocalyptiek als een soort theodicee.^" Het lijden van de rechtvaardige is niet tevergeefs. Van belang is ook de constatering van Charles: apocalyptiek is - niet minder dan profetie - radicaal ethisch.^' De nieuwe Schürer vat de theologie van de apocalyptiek samen als 'messianisme'.^*

Aparte vermelding verdient de indeling die Rowland maakt:

* wat is boven? * wat is beneden? * wat is verleden? * wat is toekomst?

De vragende vorm vloeit voort uit zijn visie op de apocalyptiek als onthulling van de hemelse mysteries: de open hemel.^^

Ook hier is van eenstemmigheid geen sprake. Men kan net zo goed de nadruk leggen op het pessimisme in de apocalyptiek, als op de blijdschap dat eens God zal triumferen en dat Zijn rijk zal aanbreken.^^ In bewogen tijden houdt de apocalyptiek het perspectief van de theocratie open. Rowland majikt echter een

scherp onderscheid tussen apocalyptiek en eschatologie. De eerste handeh over de wil van God, de tweede over de Joodse toekomstverwachting. Zij vallen samen, voor zover gezocht wordt naar de wil van God met het oog op de toekomst van Israël.""

1.3 Stromingen in het Jodendom

Men kan bij de apocalyptiek ook denken aan kringen in het Joodse volk, bijv. de Chasidim. Zij zagen zichzelf als de rest, waar de profeten over spraken. Deze opvatting vinden wij bij Martin Hengel in zijn Judentum und Hellenismus? "

Alle pogingen echter om de 'apocalyptici' als een afzonderlijke stroming in het vroege Jodendom aan te wijzen naast de bekende haireseis, die Flavius Josephus noemt: de Farizeeën, Sadduceeën, Essenen en Zeloten", zijn althans tot dusver als mislukt te beschouwen.'^

1.4 Literaire vorm

Het probleem is scherp geformuleerd door Montgomery in zijn commentaar op het boek Daniël.'^ Hebben wij in de apocalyptiek te maken met echte visioenen of met literaire inkleding? Zelf ziet hij in de apocalyptiek primair een literaire vorm.

waarin de schrijver gebruik maakt van een uitgewerkte symboliek. Maar dat kan men ook zeggen van de werken van Dante of Bunyan. De apocalyptici hebben niet maar wat verzonnen, ze beschrijven echte ervaringen. Paulus werd voor zijn gevoel opgetrokken tot in de derde hemel. Zijn integriteit moet men niet in twijfel trekken. Een andere vraag is, hoe deze belevenis moet worden geïnterpreteerd. Maar voor het bewustzijn van de apostel was het zo. De uitleg van de apocalyptische geschriften vraagt dus een zekere congenialiteit. Aldus Montgomery. Apocalyptiek is géén 'pious fiction'^, géén 'persecution literature'^' Wat is het dan wel?

2. Profetie in code

Om aan alle gegevens recht te kunnen doen zou ik willen voorstellen, apocalyptiek te omschrijven als profetie in code, profetie die meestal betrekking heeft op de eindtijd. Immers, het eerste wat opvalt zijn allerlei vormen van beeldspraak: '*

- dierensymboliek:

Daniël 7: Ik zag in mijn gezicht bij nacht, en ziet, de vier winden des hemels braken los op de grote zee. En er klommen vier grote dieren op uit de zee, het ene van het andere te onderscheiden. Het eerste was als een leeuw en het had arendsvleugels... Daarna, ziet, het andere dier, het tweede, was gelijk een beer... Daarna zag ik, en ziet, er was een ander dier gelijk een luipaard, en het had vier vleugels van een vogel op zijn rug, ook had dat dier vier hoofden... Daarna zag ik in de nachtgezichten, en ziet, het vierde dier was schrikkelijk en gruwelijk, en zeer sterk, en het had grote ijzeren tanden... het was te onderscheiden van al de dieren die voor hem geweest waren; en het had tien hoornen. Ik nam acht op die hoornen, en ziet, een andere kleine hoorn kwam daartussen op... in die hoorn waren ogen als mensenogen, en een mond, grote dingen sprekende (vs. 2-8).

- bomensymboliek:

2 Baruch 36 en 37: Baruch ziet een groot bos in een dal. Tegenover dat bos groeit bij een bron een wijnstok. Uit de bron ontstaat plotseling een woeste stroom. Heel het bos wordt weggevaagd van de aardbodem. Slechts één ceder blijft staan. Ook die wordt geveld. Na zekere tijd groeit hij weer op om dan nog zwaarder gestraft te worden. Terwijl de ceder afbrandt, groeit de wijnstok. Om de wijnstok heen verschijnen nu in het dal allerlei bloemen die nooit meer zullen verwelken.

- sterrensymboliek:

Openbaring 12: En er werd een groot teken gezien in de hemel; namelijk een vrouw, bekleed met de zon; en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon met twaalf sterren... En er werd een ander teken gezien in de hemel; en ziet er was een grote rode draak, hebbende zeven hoofden en tien hoornen, en op zijn hoofden zeven koninklijke hoeden. En zijn staart trok het derde deel van de sterren van de hemel en wierp die op de aarde (vs. l-4a).

- getallensymboliek:

Openbaring 13: Hier is de wijsheid: die het verstand heeft, berekene het getal van het beest; want het is het getal van een mens, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig (vs. 18).

Het zijn codes, geheimenissen. Die geheimenissen moeten 'geopenbaard' worden. Baruch vraagt aan God wat het visioen van de wijnstok te betekenen heeft." Eén van de ouderlingen horen wij tot Johannes zeggen: Dezen, die bekleed zijn met de lange, witte klederen, wie zijn zij en van waar zijn zij gekomen? Johannes antwoordt; Heer, gij weet het. Dan geeft hij de verklaring: Dezen zijn het, die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed van het Lam.^*'

In de tweede plaats treft ons dat de apocalyptiek zich meestal concentreert op de eindtijd in relatie tot de tijd waarin de mensen nu leven. Dat is vaak een crisis-situatie. Zo moeten wij 2 Baruch zien tegen de achtergrond van de verwoesting van Jeruzalem in 70 n.Chr.'' Johannes is verbannen naar Patmos en daar ontvangt hij het visioen van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.'*" De nacht is gedaald. Maar Christus is de lichtende Morgenster."' Juist tot de gemeente onder het kruis zegt Hij: Ja, Ik kom haastiglijk."^

In de derde en voornaamste plaats is apocalyptiek een vorm \an profetie. Dat wil ze zijn en zo wil ze zich ook legitimeren. Dat geeft m.i. niet alleen een verklaring van het verschijnsel van de pseudonimiteit maar ook van het complex karakter van een apocalyps. Zoals we reeds gezien hebben bestaat een apocalyps literair gezien behalve uit openbaringen ook uit vermaningen, liederen en verhalen.

Bij elk van deze drie aspecten staan wij nu een ogenblik stil.

2.1 Verborgenheden

Daniël zegt tot Nebukadnessar: De verborgenheid, die de koning eist, kunnen de wijzen, de sterrekijkers, de tovenaars, en de waarzeggers de koning niet te kennen geven; maar er is een God in de hemel, die verborgenheden openbaart, die heeft de koning Nebukadnessar bekend gemaakt, wat er geschieden zal in het laatste der dagen."^ De bekendmaking van deze verborgenheid is een daad van God. Zelf kan Daniël over deze kennis niet beschikken. Hij vraagt zijn vrienden of ze de Here willen bidden dat hij deze kennis mag ontvangen."^ Het gaat dus om verborgenheden die verborgen blijven, als de Here ze niet 'onthult', 'openbaart', 'verklaart'. Christus zegt tot Johannes: De verborgenheid der zeven sterren, die gij gezien hebt in Mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaren. De zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten; en de zeven kandelaren, die gij gezien hebt, zijn de zeven gemeenten."' De leraar uit de Dankliederen van Qumran verwondert zich erover dat hij verkeren mag in de gemeenschap met God en de heilige engelen in het paradijs. De kennis, die hij daar ontvangen heeft, mag hij nu doorgeven aan zijn leerlingen: Uw barmhartigheden zijn voor al de zonen van Uw welbehagen, want Gij hebt hen geleerd in de kring van Uw waarheid en in Uw wonderbare verborgenheden onderwezen."*

Als Gods verborgenheden niet worden geopenbaard, blijven wij in het duister tasten. Daarbij komt dat de ene 'verborgenheid' nog niet de andere is. De getallensymboliek van Daniël is een andere dan die van Jubileeën, en de dierensymboliek van Daniël weer een andere dan die van de droomgezichten uit het vierde boek van 1 Henoch. In dit opzicht bestaat - formeel gezien - geen onderscheid tussen de canonieke, apocriefe en pseudepigrafische apocalyptiek.

2.2 Eschatologie

Hèt thema van de apocalyptiek is de eschatologie. De vier 'gezichten' uit het boek Daniël tonen elk voor zich een aspect van de komst van het Koninkrijk van God: Maar het rijk, en de heerschappij, en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel, zal gegeven worden aan het volk van de heiligen der hoge plaatsen, welks Rijk een eeuwig Rijk zijn zal; en alle heerschappijen zullen Hem eren en

gehoorzamen.'*' De droomgezichten of het geschiedenisboek van 1 Henoch eindigt met het laatste oordeel, het nieuwe Jeruzalem en het nieuwe paradijs. In 2 Baruch wordt de wereldgeschiedenis gesymboliseerd door twaalf elkaar opvolgende wateren, zes zwarte en zes heldere. De zwarte wateren hebben betrekking op de donkere perioden uit de geschiedenis van Israël, de heldere wateren op de perioden dat Israël leefde naar Gods geboden. De laatste zeer zwarte wateren duiden op de rampen die aan de komst van de Messias voorafgaan. De Messias zelf wordt vergeleken met de bliksem.''* De Openbaring des Heren aan Johannes eindigt met het visioen van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde en het nieuwe Jeruzalem. Dan eerst is het nieuwe verbond volledig gerealiseerd: En ik hoorde een grote stem uit de hemel, zeggende: Ziet, de tabernakel Gods is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn, want de eerste dingen zijn weggegaan. En Die op de troon zat, zeide: Ziet, Ik maak alle dingen 49 nieuw.

De onderscheiding die Rowland maakt sluit niet aan op de behandelde stof. Als hij materiaal aandraagt om te illustreren 'wat boven is', 'wat beneden is' en 'wat verleden is' citeert hij uit geschriften die vooral gaan over de vraag 'wat is toekomst'.'"

Vaak wordt een tegenstelling gezien tussen de oudere, 'profetische' en de jongere 'apocalyptische' eschatologie. 'Speaking generally, the prophets foretold the future that should arise out of the present, while the apocalyptists foretold the future that should break into the present.'" Kan men hier echter wel van een tegenstelling spreken? Ook de oudere profeten belichten de toekomst van twéé kanten. Enerzijds komt het heden te staan in het perspectief van een gezegende toekomst als het volk leeft binnen het kader van het verbond. Evenzo gaat het z'n ondergang tegemoet wanneer het buiten dat kader treedt. Anderzijds is er het reddend of straffend ingrijpen door God van buiten af. Reeds bij een profeet als Amos heeft het heil zowel een 'diesseitig' als een 'jenseitig' aspect. 'Diesseitig' is de voorstelling van het wonen van de HERE op Sion: De HERE zal brullen uit Sion en Zijn stem verheffen uit Jeruzalem.'^ 'Jenseitig' is de voorstelling van de

Dag des HEREN.'^ Deze onderscheiding kan ook toegepast worden op de Christusverwachting in het Oude Testament. De Messias is niet alleen de Zoon van David maar ook Zijn Here.'" God geeft de troon van David aan Zijn eniggeboren Zoon.'' Zo worden de beide lijnen van de Christusverwachting doorgetrokken tot in het mysterie van de vleeswording van het Woord. Oók het ingrijpen van buiten af-van boven af-is van meet aan inherent aan de voorstelling van 'Hij-van-de Sinai' .'* Daarvan getuigen de theofanieën.'^ Debora zong ervan:

Van de hemel streden zij, de sterren uit haar banen streden tegen Sisera.'*

Reeds de uittocht uit Egypte en de verbondssluiting op de Sinaï staan - als men dit zo zou willen formuleren - in een apocalyptische setting. In de Openbaring aan Johannes worden de zeven oordelen van het eindgericht terminologisch geassocieerd aan de tien plagen van Egypte.'' Het machtige geluid 'als van een bazuin' plaatst de heerlijkheid van de verrezen Christus op één lijn met de heerlijkheid van God op de Sinaï.*" Zowel in Exodus 19 als in Openbaring 7 heeft het volk zijn klederen gewassen.*'

2.3 Profetie

Apocalyptiek is toch vooral profetie. Dat geldt in de eerste plaats voor de canonieke boeken Daniël en Openbaring. Jezus plaatst Daniël in de rij van de profeten.*'' Daar staat het boek dan nu: in het midden tussen de vier grote profeten

en de twaalf kleine profeten. De eerste en de laatste woorden van Jezus' prediking op aarde zijn aan dit boek ontleend: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabij gekomen.*' Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde.*^ Ook de Openbaring aan Johannes is profetie: Zalig hij die voorleest en zij die horen de woorden der profetie en bewaren hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij."

Wij trekken de lijn van de apostel Judas door wanneer wij ook de buiten-bijbelse apocalyptiek opvatten als profetie**, al heeft deze profetie 'niet zulk een kracht en vermogen dat men door enig getuigenis van deze enig stuk des geloofs of der Christelijke religie zou kunnen bevestigen'.*^ Met deze stellingname wijzen wij heel nadrukkelijk de opvatting van Bousset-Gressmann af. Zij zien de apocalyptiek als verlengstuk van het wetticisme. Volgens hen staat daarin de voorstelling van het gericht centraal. Dat is het logische gevolg van de ontaarding van het Jodendom, dat nu alle nadruk legt op de gehoorzaamheid aan de Tora en daarmee de religie van de profeten heeft verdrongen.** Deze opvatting is niet uit de lucht komen vallen. De schematisering van de geschiedenis van Israël, onder invloed van door Hegel geïnspireerde bijbelwetenschappers, had al tientallen jaren de bodem bereid. Dat schema was voor geen misverstand vatbaar: nomadenreligie - boerenreligie - profetische religie - nomisme. Bekend is de uitspraak van Wellhausen: 'Das Wasser, das in der Vergangenheit gequoUen war, faszten die Epigonen in Zistemen'.*' Dat geeft ook het denkklimaat aan, waarin het antisemitisme kon gedijen. Wij zeggen met schaamte dat pas achteraf - na de Holocaust - onze ogen voor deze verbanden zijn geopend.

Algemeen wordt de pseudonimiteit beschouwd als een kenmerk van de apocalyptiek.™ Het boek Daniël vormt daarop geen uitzondering. Men dateert dat omstreeks 165 v.Chr. Elders heb ik uiteengezet waarom ik dit standpunt niet deel.^' Daarom mag ik nu volstaan met één argument aan te voeren. Als men de

historiciteit van Daniël ontkent, is er geen andere, bekende profeet met die naam uit de zesde eeuw te vinden, waarachter dan een auteur uit de tweede eeuw zich zou kunnen verschuilen.

Vaak heeft men de pseudonimiteit in verband gebracht met de afsluiting van de canon van de profeten. Wie dan toch wilde spreken met het gezag van een profeet, moest zich wel verschuilen achter een beroemde naam uit het verleden. Deze voorstelling van zaken is in zijn algemeenheid onjuist. Na de afsluiting van de canon van de profeten is de profetie als verschijnsel binnen het Jodendom blijven bestaan. Als in Zach. 13 : 2 gezegd wordt dat de HERE ook de profeten en de onreine geest uit het land zal wegdoen, betekent dat niet het naderend einde van de profetie, maar de verwerping van alle valse profetie. De uitspraak over de terminering van de profetie in het eerste boek van de Makkabeeën is ingegeven door een politiek oogmerk: et veilig stellen van de benoeming van Simon tot hogepriester en aanvoerder in 141 v.Chr.'^ Daarentegen wijst de opname van de profeten als uitleggers van de Tora in de overlevering van de Tora, dat het synagogale Jodendom een geleidelijke overgang ziet tussen de profeten en de Chakamim.^^ In de gemeenschap van Qumran begint in 171 v.Chr. juist een nieuwe opleving van de profetie.'" Dat er nog steeds profeten optraden in Jezus' dagen blijkt uit Zijn woorden over Johannes de Doper: aar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan een profeet.''

Nog een bewijs dat de profetie in deze tijd bestond levert David Orton in zijn pas verschenen studie The understanding scribe. Hij doet daarin de suggestie dat de apocalyptici niets anders waren dan schriftgeleerden.'* Zo ziet hij met name de evangelist Matteüs." Inderdaad vinden wij bij Matteüs de overlevering van de woorden van Jezus: Daarom ziet. Ik zend tot u profeten en wijzen en schriftgeleer-

den, en uit hen zult gij sommigen doden en kruisigen, en sommigen uit hen zult gij geselen in uw synagogen, en zult hen vervolgen van stad tot stad, opdat op u komt al het rechtvaardige bloed, dat vergoten is op aarde, van het bloed van de rechtvaardige Abel af, tot op het bloed van Zacharia, de zoon van Barachia, welke gij gedood hebt tussen de tempel en het altaar.'* Hier worden de profeten, wijzen en schriftgeleerden, de nehi'im, chakamim en soferim op één lijn geplaatst. Het is één, ononderbroken traditie.

Als het verschijnsel van de profetie blijkbaar nog steeds bestond, hoe is dan de pseudonimiteit te verklaren? De identificatie met een heilige figuur uit het verleden - het zijn niet alléén profeten - is een erkenning van zijn vroomheid, misschien ook van de aard van zijn vroomheid. Illustratief in dit verband is het recente werk van Russell, The Old Testament PseudepigraphaJ'^ Hier passeren al de 'oude helden', van Adam tot Ezra, de revue, gezien door pseudepigrafische brillen. In het Evangelie identificeren mensen Jezus met Jeremia, of één van de profeten. Nu wordt duidelijk waarom Daniël geen pseudoniem kan zijn. Hij is geen profeet op grond van zijn vroomheid. God heeft hem daartoe geroepen. Van hieruit valt ook licht op het complex karakter van een apocalyptisch geschrift.

Evenals de profeten uit vroeger dagen sporen de apocalyptici de mensen aan trouw te blijven aan het verbond. Daarom sprak Charles niet zonder reden over de hoge ethische waarde van de apocalyptische geschriften.*" Opvallend is de grote plaats, die het slot van Deuteronomium inneemt bij de pseudepigrafen.*' In de crisis der tijden gaat het nu meer dan ooit om de vernieuwing van het verbond. De lijn van Deuteronomium 28-30 wordt doorgetrokken in de slothoofdstukken van de Openbaring aan Johannes. Zegen en vloek staan tegenover elkaar. Hoor wat de Here zegt: Die overwint, zal alles beërven, en Ik zal hem tot een God zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn. Maar de vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en de doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al de leugenaars, hun deel is in de poel, die daar brandt van vuur en sulfer, hetwelk is de tweede dood.*^ Daarmee wordt de apocalyptiek tot een laatste appèl: Weest getrouw tot de dood, zegt Christus, en Ik zal u geven de kroon des levens.*'

3. Het decoderen van apocalypsen

Wanneer apocalyptiek omschreven kan worden als profetie in code, dan is - om in stijl te blijven - de interpretatie van apocalypsen een kwestie van decoderen. Waar ligt de sleutel van de kennis? "* In de afkomst van het materiaal? In de voorstellingen die zij bieden? Of in de kringen waarin ze zijn overgeleverd?

3.1 Oorsprongen

Het kost niet veel moeite in de apocalyptiek elementen van Perzische afkomst aan te wijzen.*' Von Rad wil haar verklaren uit de wijsheidsliteratuur, waarin hij Egyptische invloeden werkzaam ziet.** Ook parallellen uit Babylonië zijn op te voeren.*' Maar daarmee is de oorsprong van de apocalyptiek nog niet verklaard. In de loop der eeuwen zijn tal van woorden, voorstellingen, cultische zaken, juridische bepalingen en liturgische formuleringen in gejahweiseerde vorm opgenomen in Israels godsdienst. Als het om het gebruik van de Godsnamen gaat, lopen er lijnen van Rasj Sjamra naar Qumran.** Maar niemand zal in ernst beweren dat het Essenisme daarom zijn oorsprong heeft in Ugarith. Wij kunnen niets anders zeggen dan dat de apocalyptiek een vorm is van profetie, die uit zichzelf moet worden verklaard.*' Over blijft echter de vraag: wat is hier profetie?

3.2 Voorstellingen

Ligt de sleutel van de kennis in de voorstellingen? De vraag is in hoge mate actueel omdat het onderzoek naar de 'Christian origins' zich concentreert op de apocalyptiek. De uitspraak van Kiisemann uit 1960 is een gevleugeld woord geworden: 'Die Apokalyptik ist... die Mutter aller Christliche Theologie gewesen'.*" Gelet op het stijgend aantal publicaties wordt op dit terrein enorm veel onderzoek verricht. Het lijkt wel of een soort goudkoorts geleerden uit verschil-

lende theologische disciplines heeft bevangen. Dat is ook wel te begrijpen. In het geding is niet slechts 'de boodschap' van de apocalyptiek, maar veel meer nog de oorsprong van het christelijk geloof.

Toch vallen de resultaten tegen. Iets anders was ook niet te verwachten. Als voorbeeld nemen wij de voorstelling van de Zoon des mensen. Zowel in de Gelijkenissen van Henoch", als in de Evangeliën wordt daarbij aangeknoopt bij het eerste gezicht van Daniël. Toch zijn beide interpretaties ten opzichte van elkaar onherleidbaar. Niets wijst op een zeker 'moederschap' van de Gelijkenissen van Henoch. Integendeel. De identificatie van Henoch met de Zoon des mensen geschiedt op basis van zijn gerechtigheid, die uit de wet is. Als Jezus zich identificeert met de Zoon des mensen, dan geeft dat een tegengestelde richting aan: de Zoon des mensen is gekomen (uit de hemel) om te zoeken en zalig te maken wat verloren is.'^

3.3 Stromingen

De sleutel van de kennis ligt dus niet in de apocalyptische voorstellingen als zodanig, maar in de theologische opvattingen van elke stroming afzonderlijk. Farizeeën, Sadduceeën, Essenen, Christenen, en in mindere mate de Zeloten hebben hun eigen apocalyptiek, met voor een deel wel dezelfde voorstellingen, maar met hun eigen interpretaties. In dit opzicht is de apocalyptiek te vergelijken met de scholastiek. Zoals de apocalyptiek gebruik maakt van algemeen gangbare beelden, zo beschikt de scholastiek over een uitgebreid begrippen-arsenaal. Maar eenzelfde begrip staat in de thomistische scholastiek in een volstrekt ander kader dan in de latere gereformeerde scholastiek. De Farizeeën en de Essenen hebben een apocalyptiek, waarin de gerechtigheid die uit de wet is, domineert. Het verschil tussen die twee is, dat bij de Farizeeën onder de Wet de Sinaï-Tora wordt verstaan en bij de Essenen de Scheppings-Tora. Wij zien hier geen principieel verschil. Maar destijds hebben de Feirizeeën en Essenen elkaar uitgesloten.''

De strekking van de bijbelse apocalyptiek kan niet beter worden weergegeven dan door het woord, gesproken tot Johannes: Aanbid God! Want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie.''' Dat getuigenis van Jezus Christus is dus de sleutel.

4. De dingen die haast moeten geschieden

Tot slot nog enkele opmerkingen over de Nieuwtestamentische apocalyptiek in relatie tot Israël en tot onszelf, als christenen uit de heidenen. Ik realiseer me dat ik daardoor bij mijn Joodse medeburgers gevoelens van ergernis kan opwekken. Dat is inherent aan het Evangelie. Dat is immers een ergernis voor de Jood onder ons, net zoals het een dwaasheid is voor de heiden onder ons.'^

4.1 De verbondenheid met Israël

De Nieuwtestamentische apocalyptiek legt een onverbrekelijke band met Israel. De zaligheid is uit de Joden.'' En daarmee de eschatologie. Dus ook de profetie in code, met name die betrekking heeft op de eindtijd. Bousset-Gressmann zien die relatie niet. Daarom staan zij innerlijk vreemd tegenover de apocalyptiek. Hun meesterwerk is een heidens boek. Met Israël mogen wij ons verwonderen over Gods trouw, die de schepping verbindt met de voleinding. Daaraan mogen wij vasthouden, ook als de fundamenten van ons bestaan wankelen en onze wereld als een kaartenhuis in elkaar dreigt te storten.

Hier ligt een duidelijk verschil met de gnosis. In de gnosis ontbreekt de horizontale lijn tussen de schepping van hemel en aarde en de eschatologie. De verticale lijn tussen God en de ziel resteert. Die lijn moet zo snel mogelijk worden ingekort en liefst maar verdwijnen. Dan gaat de ziel op in God."

4.2 Het Lam dat staat als geslacht

Wat ons nog het meest verbindt met Israël is Jezus. De Openbaring aan Johannes is doortrokken van het getuigenis van Jezus. Hij wordt getekend als het Lam, dat staat als geslacht in het midden van de troon.'* Verzoening en overwinning zijn de beide aspecten van Zijn werk. Ze worden geduid met Oudtestamentische bewoordingen. Jezus neemt in Zijn Openbaring aan Johannes heel het Oude Testament mee. Nu wordt het ten volle duidelijk dat Hij niet gekomen is om de wet of de profeten te ontbinden, dat is om ze buiten werking te stellen, maar om ze verbindend te verklaren tot in de eeuwen der eeuwen."

4.3 Geen utopie

Daarom is de apocalyptiek van het Nieuwe Testament geen droom, geen

utopie. Dat is wel de conclusie, waartoe Rowland komt in zijn boek The Open Heaven. Volgens hem blijft de boodschap van Jezus gelden, maar heeft de apocalyptiek waarin deze boodschap is verpakt, haar betekenis voor ons verloren. Hij volgt daarmee - zoals hij zelf zegt - het voetspoor van Bultmann. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde kunnen we wel vergeten. Rowland snijdt de band met de toekomst van Jezus Christus door.'*

Van het woord 'utopie' wordt onder invloed van het neo-marxisme veel misbruik gemaakt. J.A. Visser, de vroeg overleden schrijver van de commentaar op de Openbaring aan Johannes, uit de serie De prediking van het Nieuwe Testament^°\ heeft daartegen op scherpe toon gewaarschuwd. Die waarschuwing is nog steeds van kracht.'"^

4.4 Volharding, verwachting, aanbidding

De openbaring des Heren aan Johannes roept ons op te volharden in het geloof. Want het Lam is waardig bevonden de boekrol van de geschiedenis te openen. Dat is de grond van ons bestaan, de zingeving van ons leven en onze verwachting voor de toekomst. Deze wereld en de wereld die komt, blijven ondanks alle vervolging en verdrukking met elkaar in verband. Want het Lam staat in het midden van de troon. Daarom wordt in geen apocalyptisch geschrift zo vaak en zo uitbundig gezongen als in de Openbaring aan Johcinnes: En alle schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en in de zee en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen:

Hem, die op de troon gezeten is en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheden.

En de vier dieren zeiden: Amen. En de oudsten wierpen zich neder en aanbaden.


' H.H. Rowley, The relevance of apocalyptic, A study of Jewish Apocalypses from Daniel to the Revelation, London 1944, 1963'. 'In times of crisis there is always a revival of interest in apocalyptic, and confident prophecies are made on the basis of some of the writings here treated', p. 8.'Instead of that meticulous attention to detail that has led astray successive generations of interpreters, we are able to concentrate on the broad features of the hope of these writers, and on the spiritual principles that underlay their work. We are able to realize that a truly prophetic purpose inspired them... Their purpose was essentially practical, to proclaim a great hope to men and to call them to a great loyalty and watchfulness. Instead, therefore, of casting aside these works in an age of tribulation that drives others with false presuppositions to them, we are able to find them speak a relevant word to us just because they spoke a relevant word to men in like days', p. 9. Over de betekenis van dit boek en de kritiek van James Barr, zijn opvolger aan de universiteit van Manchester, daarop, zie men D.S. Russell, Apocalyptic: Ancient and Modern, London 1978, p. 1-2. Voor een uitgebreid, goed gedocumenteerd overzicht van het wetenschappelijk onderzoek van de apocalyptiek raadplege men J.M. Schmidt, Die jüdische Apokalyptiek, Die Geschichte ihrer Erforschung von den Anfangen bis zu den Textfunden von Qumran, Neukirchen-Vluyn 1969, 1976^. Jammer genoeg is de aandacht in deze studie zozeer op het 'continent' gericht dat de angelsaksische traditie in de schaduw blijft. Een vermaard geleerde als R.H. Charles wordt slechts summier behandeld (driemaal genoemd in de tekst en vijfmaal in voetnoten). Voor een overzicht voor de periode van 1944 tot 1979 zie men E.W. Nicholson, 'Apocalyptic', Tradition and interpretation (ed. G.W. Anderson), Oxford 1979, p. 189-213, en P.R. Davies, 'The social world of apocalyptic writings. The world of Ancient Israel ('id. R.E. Clements), Cambridge 1989, p. 251-271.

^Geciteerd door J.M. Schmidt, o.c, p. 1. Een positieve waardering van de apocalyptiek treft men aan bij E. Stauffer, Die Theologie des neuen Testaments, Gütersloh 1941, 1948'. Hij onderscheid daarin, das ungeschichtliche, das antagonistische, das endgeschichtliche und das allgeschichtliche Prinzip', p. 4.

•* H. de Vos, Nieuwe Testament en mythe, Nijkerk 1953. H.W. de Knijf, Sleutel en slot, Kampen 1980, p. 116-134.

•* Zie mijn artikel 'Een mijlpaal - ook een kruispunt? ', Theol. Ref. 28 (1985), p. 295.

' W. Pannenberg, Grundzüge der Christologie, Gütersloh 1964, 1972''. D.S. Russell, o.c, p. 4, 23, 30, 69v. C. Rowland, The open heaven, A study of apocalyptic and early Christia nity, London 1982, p. 1 en 449 n. 2. Zoals de ondertitel van de studie van Russell aangeeft, legt hij voortdurend verband tussen de apocalyptiek en hedendaagse ontwikkelingen in de theologie en de samenleving, b.v. de apartheid, p. 17, de theologie van de hoop, J. Moltmann, O.E. Costas, p. 23v., 31, 35, 69, en de theologie van de bevrijding, G. Gutierrez, p. 27, 30.

* A.S. van der Woude, 'Geschiedenis en godsdienst van het palestijnse Jodendom vanaf Alexander de Grote tot aan de komst van de Romeinen', Bijbels Handboek (red. A.S. van der Woude), Il B, Kampen 1983, p. 69: 'Het globale gebruik van de term "apocalyptiek" wreekt zich, zodra primaire vragen gesteld worden'. T.W. Willet, Eschatology in the theodicies of 2 Baruch and 4 Ezra, Journal for the Study of the Pseudepigrapha Supplement Series 4, Sheffield 1989, p. 35, volgt de definities die werden voorgesteld tijdens een in 1977 gehouden 'seminar' van The Society of Biblical Literature. Zij kunnen echter niet voldoen. Niet alleen formeel: voor de ene definitie wordt terugverwezen naar de andere. Maar ook materieel: de zaak waar het om gaat blijft on-gedefinieerd: 'Apocalyptic will be used to refer to the general phenomenon encompassing all three of the following specialized terms and the thought world reflected in the apocalypses. Apocalypse will be used to

refer to the literary works produces by apocalypticism. Apocalypticism will be used to refer to the religious-social phenomenon which produced the apocalypses. Apocalyptic eschatology will be used to refer to that particular type of eschatology which speaks of the consummation of history, as opposed to the prophetic concept of the coming new action of God within history'. Willet laat de onduidelijkheid alleen nog maar toenemen wanneer hij de aandacht erop vestigt dat ook over de term 'eschatologie' verschil van mening bestaat, p. 132, n. 2. Zie ook J. Carmignac, 'Qu'est-ce que c'est l'apocalyptique? Son emploi è Qumran', Revue de Qumran 10 (1979), p. 7.

' D.S. RusseU, The method and message of Jewish apocalyptic, London 1964, p. 37-38.

* D.S. Russell, o.c, p. 39.

' The Old Testament Pseudepigrapha, ed. J.H. Charlesworth, vol. l; Apocalyptic Literature and Testaments, London 1983, vol. 2; Expansions of the 'Old Testament' and Legends, Wisdom and Philosophical Literature, Prayers, Psalms and Odes, Fragments of Lost Judeo-Hellenistic Works, London 1985.

'" E. Schürer, The history of the Jewish people in the age of Jesus Christ (175 B.C-A.D. 135), a new English version revised and edited by G. Vermes, F. Millar, P. Vermes and M. Black, vol. 1, Edinburgh 1973, vol. 2, 1979, vol 3/1, 1986, vol. 3/2, 1987.

" M.E. Stone, 'Apocalyptic literature', Jewish Writings of the Second Temple period, ed. M.E. Stone, Compendia Rerum ludaicarum ad Novum Testamentum 2/3, Assen/Philadelphia 1984, p. 383-441. Stone noemt:

1 Henoch, 2 Henoch, 2 Baruch, 3 Baruch, 4 Ezra, De Apocalypse van Abraham, Het Testament van Mozes, Het Testament van Abraham, De Sibyllijnse orakels. Hij voegt daar nog een aantal apocalyptische teksten uit de geschriften van Qumran aan toe.

'^ Rowland, o.c, p. 15.

'3 Rowland, o.c, p, 40-42

'" Rowland, o.c, p. 71: 'Although content and form should not in the fu-st instance be the bases for a definition of apocalyptic, it cannot be denied that apocalyptic frequently finds expression in a particular literary genre'.

'' L. Morris, Apocalyptic, London 1972, p. 24: 'Many ancient books are partly apocalyptic and partly something else. Some students will accordingly stress the apocalyptic features and regard a given book as on the whole apocalyptic. Others stress the differences and classify it differently'.

" H.J. de Bie, Daniël, Tekst voor tekst, red. J. van der Graaf, 's-Gravenhage 1987^, p. 551v.

" Op. 2 en 3.

'* J.T. Nelis, 'De pseudepigrafische literatuur', Bijbels Handboek II B, p. 141 v.

" The apocryphal Old Testament, ed. H.F.D. Sparks, Oxford 1984.

^^ W. Bousset, Die Religion des Judenturns im spathellenistischen Zeitalter, herausgegeben von H. Gressmann, Tubingen 1926', herdruk 1966, p. 242-289. Aan 'voorstellingen' denken ook P.D. Hanson, 'Jewish apocalyptic against its Near Eastern Environment', Revue Biblique 78 (1971), p. 35: 'Apocalyptic we define as the disclosure (usually esoteric in nature) to the elect of the prophetic vision of Yahweh's sovereignty (including his future dealing's with his people, the inner secrets of the cosmos, etc.) which vision the visionaries have cease to translate into the terms of plain history, real politics and human instrumentality...' en M.E. Stone, o.c, p. 394: '"apocalyptic" of "apocalypticism" should be regarded as a pattern of thought, primarily eschatological in character, typifying some apocalypses and also a number of works belonging to other genres of literature of the period of the Second Temple, such as some of the Qumran pesharim, The Testament (Assumption) of Moses, or The Testaments of the Twelve Patriarchs'. Hier worden de 'voorstellingen' en het 'literaire genre'met elkaar verbonden èn door elkaar bepaald. Dit werkt de onduidelijkheid in de begripsvorming in de hand. Dezelfde combinatie treft men aan bij J. Carmignac, o.c, p. 20: 'Ainsi l'on pourrait proposer comme definition de l'apocalyptique: genre littéraire qui présente, a travers des symboles typiques, des revelations soit sur Dieu, soit sur les anges ou les demons, soit sur leurs partisans, soit sur les instruments de leur action'.

^' L. Morris, o.c, p. 39-43, C. Rowland, o.c, p. 23.

^^ D.N. Freedman, geciteerd door L. Morris, o.c, p. 39.

^' D.E. Gowan, Bridge between the Testaments, A reappraisal of Judaism from the Exile to the birth of Christianity, Pittsburgh, Pennsylvania 1980^, p. 457, L. Morris, o.c., p. 47-49. Men vergelijke verder: Theodicy in the Old Testament, ed. J.L. Crenshaw, Issues in religion and theology 4, Philadelphia/London 1983.

2" T.W. Willet, o.c, p. 65-72, 95-112, 121-125.

^' R.H. Charles, o.c, p. ix-xi.

2* E. Schürer, o.c, vol. 2, p. 488-554.

^^ C. Rowland, o.c, p. 14: 'To speak of apocalyptic, therefore, is to concentrate on the theme of the direct communication of the heavenly mysteries in their diversity'.

^* L. Morris, o.c, p. '^'iAl. Hij citeert in dit verband C.F.D. Moule: 'Apocalypse - the anticipatory raising of the curtain to display the final scene - is a way of conveying, pictorially and in symbol, the conviction of the ultimate victory of God'.

^' C. Rowland, o.c, p. 47-48: 'Our study of the relationship between apocalyptic and eschatology had indicated that we are dealing with two separated issues in Jewish religion. The first concerns of a way of apprehending the divine will and the second the character of Jewish hopes for the future'. Uit deze onderscheiding trekt Rowland verregaande theologische consequenties. Zie verder aant. 100.

'" M. Hengel, Judentum und Hellenismus, Wissenschaftliche Untersuchungen zum Neuen Testament 10, Tubingen, p. 319-394. F.M. Cross Jr., The ancient library of Qumran, London 1958, p. 147, zocht de oorsprong van de apocalyptiek bij de Essenen (in de Duitse, door Cross zelf bijgewerkte uitgave, Die antike Bibliothek von Qumran und die moderne biblische Wissenschaft, Neukirchen-Vluyn 1967, p. 181). O. Plöger, Theokratie und Eschatologie, Wissenschaftliche Monographien zum alten und neuen Testament 2, Neukirchen-Vluyn 1968', p. 142, dacht aan 'eschatologische kringen'. Onlangs nog zag H. Maccoby, Judaism in the first century, London 1989, p. 22-24, in tal van 'apocalyptic sects' de bakermat van de apocalyptiek.

" Flavius Josephus, De & e//oy«da/co, 2, 119, Antiquitates 13, 171.

'^ De belangrijkste argumenten:

1. Nergens wordt in de bronnen naast de Farizeeën, Sadduceeën, Essenen en Zeloten over een afzonderlijke 'apocalyptische beweging' gesproken.

2. Apocalyptische voorstellingen komen voor bij verschillende stromingen: Farizeeën (2 Baruch en 4 Ezra), Essenen (1 Henoch, Jubileeën, de Testamenten van de twaalf patriarchen, het Testament van Mozes, het Martelaarschap van Jesaja en het leven van Adam en Eva), de gemeenschap van Qumran (de Regel van de Oorlog (IQM), enz.), het synagogale Jodendom (esoterische elementen bij Jochanan ben Zakkaj en Akiba, zie C. Rowland, The Open Heaven, p. 269-348) en de christelijke gemeente in het N.T. (Mat. 24 en par., de Openbaring aan Johannes). Van de Zeloten is weinig invloed in de apocalyptische literatuur te bespeuren, C. Rowland, o.c, p. 41.

'' J. A. Montgomery, A critical and exegetical commentary on the book of Daniel, The international critical commentary, Edinburgh 1927, repr. 1972, p. 103.

'^ L. Morris, o.c, p. 55.

" D.E. Gowan, o.c, p. 451.

'* J. Schreiner, Alttestamentlich-jüdische Apokalyptik, München 1969, p. 90-98, L. Morris, o.c. p. 36-39, en C. Rowland, o.c, p. 58-61: 'Apocalyptic Imagery'.

" 2 Baruch 38.

3* Op. 7:13v.

3* Op. 7:13v. '' M. de Goeij, Jozef en Aseneth, Apokalyps van Baruch, vertaald, ingeleid en toegelicht. De pseudepigrafen 2, Kampen 1981, p. 63, 69-71.

""Op. 21 : 1.

"' Op. 22 : 16.

"2 Op. 22 : 20.

"^ Dan. 2 : 27. Het Aramese woord voor 'verborgenheid' of 'geheimenis' is raz, het Griekse mustèrion. Jezus gebruikt dit woord in verband met de gelijkenissen van het Koninkrijk van God, Mat. 13 : 11; Mar. 4:11. Zowel in het boek Daniël als in de Evangeliën is het Koninkrijk van God een geheimenis dat slechts in het geloof kan worden verstaan.

^ Dan. 2 : 17v.

« Op. 1 : 20.

"MQHXI.QV.

*'' Dan. 7 : 27. NBG: et volk van de heiligen des AUerhoogsten.

•»» 2 Baruch 53-75.

"'Op. 21 : 3-5a.

50 C. Rowland, o.c, p. 73-189.

5' H.H. Rowley, o.c, p. 38.

'^ Amos 1 : 2.

"Amos5:18.

^ Mar. 12 : 35-37. Mede met het oog op de strijd over de vraag: hristologie 'van boven* of 'van beneden' lijkt het mij belangrijk opnieuw kennis te nemen van het resultaat van het onderzoek van A.H. Edelkoort, De Christusverwachting in het Oude Testament, Wageningen 1941: Wie de woorden der profeten verstaat, weet, dat dezen de komende Christus nooit hebben voorgesteld als de vrucht van deze aarde, het voortbrengsel van deze wereld, de bloem van deze mensheid, doch als een goddelijk wezen, dat in de eindtijd van boven zou komen als gave Gods... De godheid van de Christus ligt reeds uitgedrukt in de paradijsbelofte. Gen. 3 : 15, en Jesaja schroomt niet Hem de eretitel te geven van de sterke God, Jes. 9 : 5... Aan het goddelijk wezen van de komende Christus heeft het Oude Testament steeds alle ere gegeven...', p. 516.

" Luc. 1 : 32.

'* Zo vertaalt Th.C. Vriezen, De godsdienst van Israël, Zeist/Amhem/Antwerpen 1963, p. 104, zè Sinai, Richt. 5 : 5 en Ps. 68 : 9.

" Deut. 33 : 2; Richt. 5 : 4v; Ps. 50 : 2v.; 68 : 8v.; 97 : 1-6; Hab. 3 : 3-15.

5* Richt. 5 : 20.

5' Op. 16 vergeleken met Ex. 7 : 14-12 : 42.

* Op. 1 : 10 vergeleken met Ex. 19 : 16.

*' Op. 7 : 14 vergeleken met Ex. 19 : 14.

«Mat. 24:15.

*^ Mar. 1:15 vergeleken met Dan. 7 : 22.

^ Mat. 28 : 18 vergeleken met Dan 7:14.

*' Op. 1 : 3.

^ Judas : 14. Hier wordt gesproken over het profeteren door Henoch. M. Black, The book of Enoch or I Henoch, Studia in Veteris Testamenti pseudepigrapha 7, Leiden 1985, p. 1, 13, 105, ]08v., 227 en 327.

" N.G.B. art. 6.

'* W. Bousset-H. Gressmann, o.c, p. 207: '...beginnt mit der spat-hellenistisch-jüdischen Eschatologie ein Phantasie ins Blaue hinein...', 242.

*'Zie mijn artikel 'Geen dogmatiek zonder aandacht voor de Judaïstiek', Theol. Ref 31 (1988), p. 122.

™ J. Schreiner, o.c, p. 74-79, L. Morris, o.c, p. 51-54, en C. Rowland, o.c, p. 61-70.

•" Tekst voor tekst, p. 551-554.

'^ I Makkabeeën 14 : 41. L. Morris, o.c, p. 26, wijst voor de terminering van de profetie op 2 Baruch 85 : 3 (de profeten zijn ontslapen). De tekst van 85 : 1-3 stelt ons echter voor vele vragen, zie M. de Goeij, o.c, p. 138.

'^ M. Abot I, 1. Sh. Safrai: 'Oral Tora'; The literature of the sages, ed. Sh. Safrai, Compendia Rerum ludaicarum ad Novum Testamentum, 2/3/1, Assen/Maastricht/Philadelphial987, p. 60.

'" CD (Codex van Damascus) I, 5v.

'5 Mat. 11 : 9.

'* D.E. Orton, The understanding scribe, Journal for the Study of the New Testament Supplement Series 25, Sheffield 1989, p. 77-133. A.J. Saldarini, Pharisees, Scribes and Sadducees in Palestinian Society, Edinburgh 1989, ziet de schriftgeleerden als een sociale functie in heel het antieke Nabije Oosten vanaf het derde millennium v.Chr., p. 242v. Zijn conclusie: 'They must not be treated as an autonomous group with its own power and continuous agenda. Scribes were varied in background and allegiance and were individuals filling a social role in different contexts rather than a unified political and religious force', p. 276. Daardoor komt zowel de positieve als de negatieve wijze waarop in het Nieuwe Testament over de schriftgeleerden wordt gesproken niet tot haar recht.

" D.E. Orton, o.c, p. 165-176.

'* Mat. 23 : 34v.

™ D.S. Russell, The Old Testament pseudepigrapha, Patriarchs and Prophets in early Judaism, London 1987.

*° Zie aant. 25.

*' G.W.E. Nickeisburg, Jewish literature between the Bible and the Mishnah, London 1981, Index of subjects, s.v. Deuteronomy, Deuteronomic theology.

*2 0p.21 : 7v.

" Op. 2 : 10.

*'' Over de sleutel van de kennis spreekt Jezus tot de wetgeleerden: ee u, gij wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen; gijzel? zijt niet ingegaan, en die ingingen hebt gij verhinderd, Luc. 11 : 52.

*' Voor de vragen die hier rijzen: M. Hengel, o.c, p. 330-394. 'Der Bogen der "inspirierten Gelehrsamkeit" gerade der frühen Apokalyptiker war weit gespannt', p. 377. L. Morris, cc, 30-32.

*' G. von Rad, Weisheit in Israel, Neukirchen-Vluyn 1979, p. 337-363, over 'Die göttliche Determination der Zeiten', zie vooral ook p. 343.

*' Bousset-Gressmann, o.c, p. 475-478.

** Het gebruik van de Godsnamen 'el en ^elyon.

*' H.H. Rowley, o.c, p. 15: 'That apocalyptic is the child of prophecy, yet diverse from prophecy, can hardly be disputed'.

'^ Het citaat luidt letterlijk: 'Die Apokalyptik ist - da man die Predigt Jesu nicht eigenthch als Theologie bezeichnen kann - die Mutter aller christlichen Theologie gewesen', 'Die Anfange christlicher Theologie', Zeitschrift für Theologie und Kirche 57 (1960), p. 180. Zie verder: J.M. Schmidt, o.c, p. 1-3.

" 1 Henoch 37-71.

'^ Luc. 19 : 10. Zie verder mijn artikel 'Geen dogmatiek zonder aandacht voor de Judaïstiek', Theol.Ref. 31 (1988), p. 128.

" Zie verder mijn artikel 'Achtergronden van de Dankliederen van Qumran (IQH)', Theol. /? e/. 30 (1987), p. 231-243.

'"Op. 19:10.

'5 1 Kor. 1 : 23.

'* Jezus' eigen woorden, Joh. 4 : 22!

'^E. Pagels, The gnostic Gospels, London 1979, Penguin Books, London 1982, p. 129-146: 'Gnosis: Self-Knowledge as knowledge of God'.

'8 Op. 5 : 6.

«'Mat. 5:17.

"*C. Rowland, o.c, p. 444: 'This study would seem to indicate that an approach to apocalyptic which concentrates its attention on the hope for the future and the distinctive elements in that message of hope inevitably omits some of its most important characteristics. The future is important in the apocalypses but precisely because the destiny of the individual and his world is always one of those imponderables whose obscurities man longs to penetrate'. HiJ ziet zijn positie nauw verwant aan die van R. Bultmann, Christian Origins, An account of the setting and character of the most important messianic sect of Judaism, London 1985, p. 310. In de epiloog van dit boek prijst Rowland Bultmann om de creatieve en provocerende wijze waarop hij exegese en theologie met elkaar wist te verbinden. Rowland gaat niet minder provocerend te werk wanneer hij spreekt over 'the Utopian dream of Jesus'. In zijn boek Radical Christianity, A reading of recovery, Cambridge 1988, ziet hij de boodschap van de apocalyptiek vertaald in het optreden van Thomas Munzer en Gerrard Winstanley (zij leefden in resp. de zestiende en zeventiende eeuw) en in de hedendaagse theologie van de bevrijding. Rowland heeft een vruchtbare pen. Hij schreef onlangs ook 'The inter-testamental literature', The history of christian theology, vol. 2, The study and use of the Bible, Basingtoke/Grand Rapids 1988, p. 164-225. Typerend zijn hier de aanwijzingen 'for further reading'. Van de vijf genoemde werken zijn er twee van A. Schweizer en een van Johannes Weiss, p. 225. Via Bultmann knoopt Rowland in zijn interpretatie van het Nieuwe Testament weer aan bij A. Schweizer.

"" A.J. Visser, De Openbaring van Johannes, De prediking van het Nieuwe Testament, Nijkerk 1965.

'"^ A.J. Visser, 'Twee gelovige Thomassen; de Kerk tussen Thomas More en Thomas Campanella', Kerk en Theologie, 24 (1973), p. 43-57, 'Eerherstel der Utopie? Iets naar aanleiding van een ergerlijk theologisch taalmisbruik'. Kerk en Theologie 25 (1974), p. 1-11.

Op.5.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

Theologia Reformata | 374 Pagina's

WAT IS APOCALYPTIEK?

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

Theologia Reformata | 374 Pagina's