reflexen
A. Noordegraaf
FEET conferentie 1990
In augustus nam ik deel aan de tweejaarlijkse conferentie, georganiseerd door de Fellowship of European Evangelical Theologians (afgekort FEET), in de zeventiger jaren opgericht op instigatie van de bekende Engelse Evangelical dr. John Stott als een platform voor gezamenlijke bezinning op kerkelijke en theologische themata ter stimulering van de theologie-beoefening onder Evangelicalen. In Nederland bestaat soms nog de neiging, zo is mijn ervaring, bij het woord 'evangelicaal' uitsluitend te denken aan allerlei evangelische groepen en bewegingen naast de officiële reformatorische kerken. Soms wordt 'evangelicaal' al snel vereenzelvigd met 'fundamentalistisch'. Maar in het buitenland heeft het woord een bredere betekenis. Evangelicalen treffen we niet alleen aan in de zgn. Pree Churches of Freikirchen, maar ook binnen de Church of England (een krachtige stroming die een gematigd calvinistisch stempel draagt), binnen de Lutherse kerken in Scandinavië, en binnen de Evangelische Kirche in Duitsland, met name in de Landeskirche van Württemberg.
Een organisatie als de FEET wordt enerzijds gekenmerkt door een grote diversiteit, maar tegelijk is er veel wat samenbindt en waarin we als gereformeerd-hervormden ons kunnen herkennen. Ik denk aan de eerbied voor de Schrift, de betekenis die gegeven wordt aan bijbelstudie en gebed, de nadruk op de persoonlijke geloofsband met Jezus Christus door het werk van de Geest, en last but not least het sterke accent op de missionaire roeping van de gemeente in de wereld.
Schakeringen
Dat geeft aan een evangelicale theologen-conferentie iets eigens. De theologische discussie wordt niet uit de weg gegaan, maar is wel ingebed in een praktisch kader, waarbij de missionaire dimensie speciale aandacht krijgt en bovendien de spirituele momenten van bijbelstudie, lied en gebed niet vergeten worden.
Zowel in geografisch als in kerkelijk en theologisch opzicht is er een grote schakering.
De meeste deelnemers zijn op de een of andere wijze betrokken bij het theologisch onderwijs en de opleiding van predikanten, godsdienstleraren, pastorale en missionaire werkers, hetzij aan een theologische faculteit, hetzij aan een zgn. Freie Akademie, een bijbelschool, college of Prediger-seminar.
Het niveau van de verschillende instellingen loopt nogal uiteen, zoals u gelet op de verschillende doelstellingen zult begrijpen. Ook dat betekent de nodige diversiteit, maar maakt tegelijk de conferentie tot een interessante ontmoetingsplaats tussen een meer akademisch-theoretische theologiebeoefening en een meer op de praxis van het gemeentewerk gerichte wijze van theologiseren.
Er zijn de nodige theologische accentverschillen. Angelsaksische theologen hebben doorgaans een andere aanpak dan hun Duitse broeders en zusters. De situatie waaronder men werkt, b.v. in Zuid-Europa, kleurt de theologische interesse. Met name op het terrein van de ecclesiologie zijn er verschillen in visie. Lutheranen en Gereformeerden, Anglicanen en Baptisten, Methodisten en Vrij-Evangelischen ontmoeten elkaar elk met hun eigen kerkvisie, gemeentebeschouwing, ambtsopvatting en kerkelijke of gemeentelijke praxis.
Ik moet u zeggen dat ik die verschillen twee jaar geleden, toen de ecclesiologie ook het thema vormde, sterker ervaren heb dan op deze conferentie. Het conferentiethema, de ethiek, zal daar niet vreemd aan geweest zijn.
Soms bespeurt men inderdaad fundamentalistische trekken in de aanpak van exegetische en hermeneutische vragen, en soms ook een zeker biblicisme, maar tegelijk moet gezegd worden dat verreweg de meeste theologen willen staan in de brede stroom van de reformatorische exegetische traditie en in volstrekte trouw aan de Schrift gebruik maken van gangbare exegetische methoden, zij het niet kritiekloos, eerder eclectisch en ontdaan van de filosofische vooronderstellingen.
Twee voorbeelden mogen dit illustreren, Een gezaghebbend exegeet als LH. Marshall, bekend door zijn volumineuze commentaar op Lucas, speelt al jaren een belangrijke rol in PEET en heeft op vele theologen grote invloed.
En voorts: de beroemde reeks Wissenschaftliche Untersuchungen zum N.T, uitgegeven bij Mohr in Tubingen, bevat menige studie van hoog niveau van evangelicale exegeten.
Evangelicale theologiebeoefening
Reformatorische theologiebeoefening in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en in verbondenheid met de reformatorische confessie is - dat merk je op zo'n conferentie - breder dan wij vaak denken. Naast de vele specimina van modem-oecumenische theologie neemt de evangelicale theologiebeoefening internationaal een eigen plaats in.
Met name in Engeland en Duitsland wordt veel werk verzet. De Tyndale
Fellowship levert belangrijke exegetische bijdragen in de vorm van onderzoek, studieprogramma's, conferenties en publikaties.
In Edinburgh is het Rutherford House gevestigd dat onder de bekwame leiding van dr. Nigel M. de S. Cameron belangrijk werk doet op het terrein van de dogmenhistorie, de dogmatiek en de christelijke ethiek.
Discussies rondom de in vitro fertilisatie en de genetische manipulatie in Groot-Brittannië vormden een aanleiding om zich vanuit een orthodox-christelijke visie diepgaand bezig te houden met de medische ethiek.
Ter conferentie deelde dr. de Cameron mee, dat met het oog op Europa 1992 een nieuw tijdschrift op stapel gezet wordt, The European Journal of Theology., bedoeld als een platform voor bezinning en uitwisseling voor Angelsaksische en continentale theologen uit de verschillende delen van Europa. Allerlei ontwikkelingen in West-Europa, maar met name de situatie in Oost-Europa na de 'Wende', stellen voor nieuwe vragen. 'Though there is much uncertainty as to what the future may hold, Europe will never be the same again.'
In Duitsland is de Arheitsgemeinschaft van evangelicale theologen zeer actief om onderzoeksprojecten te bevorderen, jonge geleerden te stimuleren en via conferenties en publikaties mogelijkheden voor ontmoeting te scheppen. De belangrijkste bijdragen worden jaarlijks gepubliceerd in een uitstekend geredigeerd Jaarboek. Duitsland kan daarbij profiteren van de medewerking van de Brockhaus Verlag in Wuppertal die al jaren lang belangrijke evangelicale publikaties uitgeeft. De directeur van de uitgeverij, dr. Ulrich Brockhaus, was ook dit keer op de conferentie aanwezig. Hij is zelf een kundig theoloog, die in 1972 aan de Vrije Universiteit promoveerde op een nog altijd belangwekkende dissertatie over charisma en ambt in de paulinische brieven.
De Nederlandse situatie
En Nederland? Hoe is het gesteld met de evangelicale theologiebeoefening bij ons (evangelicaal dan in de brede zin, zoals hierboven aangeduid, opgevat)?
We moeten met twee woorden spreken. Inhoudelijk behoeven we niet onder te doen voor wat elders gedaan wordt, maar de taalbarrière is een groot probleem. In Engeland en voor 95% ook in Duitsland is de Nederlandse theologische productie onbekend, behoudens de weinige werken die vertaald zijn. Juist voor de wederzijdse bevruchting en de onderlinge ontmoeting zou het goed zijn als hier verandering in zou komen en we er in ons land aandacht aan zouden geven. Naast publikaties zijn ook de contacten in de vorm van studiereizen of een jaar studie aan een buitenlandse theologische instelling belangrijke mogelijkheden van contact en horizonverbreding.
Een tweede opmerking hierbij: Vergeleken met Engeland en Duitsland is er bij
ons weinig bundeling van krachten. Evangelicale en reformatorische theologen opereren ieder op hun eigen terrein en binnen eigen context. Er zijn op het gebied van de beoefening van de geschiedenis van de Reformatie enkele goede aanzetten, er is het tijdschrift Soteria, er zijn enkele studiekringen van de E. A., maar het blijft erg fragmentarisch en heeft geen breed draagvlak. Zoiets als een werkgemeenschap kennen wij niet.
Kerkelijke en theologische samenwerking blijkt juist onder hen, die in Schriftvisie zeer dicht bij elkaar staan, erg moeilijk. Toch is het goed en nodig dat we dit individualisme doorbreken. Want we hebben, gelet op de vele vragen waarvoor we staan, elkaar nodig.
Geen isolement
Maar zit deze evangelicale theologiebeoefening niet in een kerkelijk en theologisch isolement? Ook deze vraag is niet met een simpel ja of nee te beantwoorden. Juist hier blijkt dat Evangelicals geen uniform blok vormen. Isolationistische en soms separatistische tendenzen komen voor, maar daarnaast wagen vele Evangelicals zich op de open wateren van de ontmoeting met andere stromingen en bewegingen.
Stellig betekent het evangelicale uitgangspunt dat men door de zgn. progressieve theologie nogal eens in de hoek gedrukt wordt van de fundamentalisten en de mensen van de theologische nachtschuit. Met name in Duitsland worden bijvoorbeeld de Freie Akademien nogal eens argwanend bekeken en worden door sommige faculteiten en leidinggevende organen in de EKD evangelicale theologen a priori gediskwalificeerd.
Maar dat is niet het hele verhaal. Met name met de theologische faculteit van Tubingen blijken er goede relaties te bestaan. En wat nog belangrijker is; wie werkelijk wat te zeggen heeft en op zijn of haar terrein kwaliteit levert, krijgt ook gehoor.
De eerlijkheid gebiedt voorts om te zeggen, dat ook binnen de evangelicale theologiebeoefening de verschillen in niveau groot zijn. De argwaan bij sommige Evangelicalen tegenover de universitaire theologie en de ontmoeting met de wetenschap in het algemeen is ook niet bevorderlijk voor een goed klimaat.
Wie zo zijn oor te luisteren legt, ontdekt parallellen met onze situatie. Enerzijds zijn er ook bij ons de eigen, kerkelijk gebonden opleidingsinstituten (Kampen, Apeldoorn b.v.), anderzijds is er onder gereformeerd-hervormden de unanieme overtuiging dat we zo lang mogelijk voor de beoefening van de gereformeerde theologie de band met de openbare faculteiten moeten vasthouden. In het algemeen kan men niet zeggen dat zij die op universitair niveau de theologie beoefenen, het isolement zoeken.
Dat lijkt me ook weinig vruchtbaar. Juist de gereformeerde theologie is er bij gebaat wanneer we het eigene van de reformatorische theologie inbrengen in het gesprek met andere stromingen en tradities. Rechte theologiebeoefening wil dienstbaar zijn aan de gemeente. En gemeenteleden staan in het wijde veld van de samenleving. Ook met het oog daarop zullen we met het Woord - ook in de theologische bezinning - in de eigen tijd en de eigen cultuur hebben te staan. We moeten niet uit reactie tegenover hen die vanuit moderne premissen een Schriftgetrouwe theologie a priori afwijzen of negeren, ons verschansen in een isolement. Ik besef terdege dat de door mij geschetste positiekeus een spanningsvolle zaak is; het heeft iets van een avontuur in zich. Juist daarom hebben we elkaar in deze ontmoeting nodig.
Informele ontmoetingen
Wat is de winst van zo'n vierdaagse conferentie waarbij een groot aantal referaten de revue passeren en uren besteed worden aan gesprek en discussie? Word je er echt wijzer van, vragen mensen wel eens.
Laten we nuchter zijn. Men moet van conferenties geen wonderen verwachten.
Toch vind ik om verschillende redenen zo'n ontmoeting uitermate verrijkend. Vooreerst is er de gezamenlijke, intensieve bezinning op belangrijke theologische themata. De zaken worden nog weer eens op een rij gezet. Standpunten worden verhelderd. Je wordt op nieuwe sporen gezet en gestimuleerd tot verder onderzoek.
Maar in de tweede plaats is zo'n conferentie belangrijk om de informele ontmoetingen. Voor mij persoonlijk ligt daar de grootste waarde van een dergelijke conferentie.
De ongeveer 75 deelnemers waren merendeels afkomstig uit West-Europa en Scandinavië, in mindere mate ook uit Zuid-Europa, terwijl Oost-Europa vertegenwoordigd was door deelnemers uit Roemenië. Joego-SIavië, Polen en Tsjecho-Slowakije. Hun aantal was klein, hun bijdrage belangrijk. De mensen uit de DDR ontbraken dit keer. De reden voor hun afwezigheid verdient vermelding. Men voelde zich geroepen thuis te blijven in eigen land en eigen kerk, nu er zoveel werk aan de winkel was. 'Maar al teveel burgers uit de DDR gaan deze zomer westwaarts', zei men, 'wij willen een teken stellen door daar niet aan mee te doen'.
Informele ontmoetingen bij de maaltijden, in de wandelgangen of zomaar tussen de bedrijven door laten je iets beleven van de rijke verscheidenheid binnen de kerk van Jezus Christus. Wat weten we weinig van de situatie van de diasporagemeenten in Italië en Spanje? Soms betekent zo'n gesprekje een correctie op het beeld wat je van een bepaald land hebt. Zo had ik nooit geweten dat er binnen de
Lutherse staatskerk van Noorwegen toch een krachtige evangelicale stroming is met een bloeiend kerkehjk leven. Het zal niemand verbazen dat de belangstelling met name uitging naar de situatie in Oost-Europa. Hoe beleeft men sinds de omwenteling de nieuw verkregen vrijheid?
Dankbaarheid voor de nieuwe mogelijkheden ging gepaard met de nuchtere erkenning dat de problemen maatschappelijk, economisch en kerkelijk zeer groot zijn. 'Veertig jaar dictatuur en communistisch economisch beleid laten zich zomaar niet wegpoetsen', zei iemand tegen mij, 'we zullen een lange weg te gaan hebben.'
Sankt Grischona
De conferentie werd gehouden in de gebouwen van de Pilgermission St. Grischona, in de buurt van Bazel, een indrukwekkend complex waarin gevestigd zijn een Prediger-en Missionsseminar, een bijbelschool voor meisjes, een diakonessen-moederhuis, terwijl voorts een Ferienheim de mogelijkheid biedt gasten te ontvangen. In aanbouw is een groot conferentiecentrum.
Het werk van de Pilgermission, dat dit jaar 150 jaar bestaat, is geworteld in de piëtistische traditie van Spener, Francke en Zinzendorf. Baanbrekend werk is in de vorige eeuw verzet door Chr. Fr. Spittler. Zijn naam is behalve aan de opleiding in St. Grischona verbonden aan de Duitse Christentumsgesellschaft, de oprichting van de Baseier Missionsgesellschaft en de Baseier Bibelgesellschaft.
Chr. Fr. Spittler, een bewogen mens, een gedrevene. In het fraaie boekje dat naar aanleiding van de herdenking is uitgegeven lees ik dat deze man initiatiefnemer en oprichter is geweest van dertig missionair-diakonale projecten. De geschiedenis van St. Grischona - een weg met hoogte-en dieptepunten - laat je het Piëtisme in zijn sterke en boeiende kanten zien. Sinds 1840 hebben ongeveer 3500 jonge mannen een opleiding gekregen tot pastoraal en missionair werker. Chrischona-gemeenten vindt men op tal van plaatsen in Duitsland, Zwitserland en Frankrijk. In vele landen zijn mensen, opgeleid in St. Grischona, werkzaam in zending en evangelisatie. Pilgermission: 'Pelgrims op weg naar Gods toekomst behoren', zei Spittler', zendelingen te zijn'. Een voluit bijbels gegeven: de verbinding tussen zending en toekomstverwachting. Een verbinding die in onze gevestigde kerken maar al te vaak zoek is.
Welke theologische en ecclesiologische vragen je aan deze Freikirche kunt stellen vanuit de gereformeerde traditie, het is hartverwarmend en verrijkend te ervaren hoe men vanuit een nauwe band aan de Schrift bezig is met vorming en toerusting op een degelijk theologische basis en in sfeer waarin ook het pastoraat aan studenten en hun geestelijke vorming grote aandacht krijgen.
Over het peil van de opleiding kan ik niets zeggen. Het curriculum over vier
jaar ziet er doordacht en gedegen uit. De bibliotheek is up to date en laat zien dat men in Grischona breed wil studeren. Onder hen die in het verleden bij de opleiding betrokken waren kom ik de namen tegen van Felix Flückiger, bekend door zijn scherpzinnige kritiek op Bultmann c.s., van Jan Veenhof (docent van 1966-1971) en van Klaus Bockmühl, de bekende ethicus, die tot aan zijn dood nauw verbonden was met de PEET. Thans is onder meer als docent aan de opleiding verbonden dr. Helmut Burkhardt, een veelzijdig theoloog, gepromoveerd op een studie over de inspiratieleer bij Philo, en voorts terdege thuis in de nieuwere systematische theologie.
Theologische studie en pastorale vorming, gericht op de praktijk, zijn in St. Grischona nauw verbonden. Op dat punt zouden we van dergelijke instituten veel kunnen leren. Studie en vorming zijn bij ons uit elkaar geraakt. Een universiteit is nu een keer geen seminarie en moet dat ook niet worden. Maar in St. Grischona wordt de bezoeker toch bepaald bij de betekenis van de spirituele vorming van jonge mensen die straks leiding moeten geven in de gemeente van Christus. Vele studenten ervaren op dit punt in de universitaire opleiding in ons land een manco. Het blijft een aangelegen zaak hoe we binnen een theologische opleiding scientia en pietas met elkaar kunnen verbinden. Hopelijk kan de nieuwe opzet van de theologische studie in de toekomst in combinatie met de bezinning op de plaats en de functie van het seminarie 'Hydepark' aandacht geven aan de wijze waarop wetenschappelijk onderwijs en - onderzoek en vorming met elkaar verbonden kunnen worden, zonder dat het een ten koste gaat van het ander.
Het conferentiethema
Zoals gezegd: St. Grischona is een ideale plek om te confereren. Het is rustig gelegen in de heuvels boven Bazel, ver van de drukte van het snelverkeer. Vanaf het terras van de fraaie kerk heeft men bij helder weer een schitterend uitzicht op de sneeuwtoppen van het Bemer Oberland.
Je zou in een dergelijke rustieke omgeving - bovendien niet gehinderd door telefoon, correspondentie en het lawaai van de media - de spanningen in de wereld bijna vergeten. N.B.: de conferentie vond plaats in een week waarin de kranten vol stonden over de spanningen in het Midden-Oosten!
Gelukkig bewaarde het conferentie-thema ons er voor de wereldsituatie buiten onze gezichtskring te plaatsen en ons terug te trekken in de innerlijkheid. De conferentie had als thema: 'Making christian ethical decisions'. De formulering laat al zien dat men zich niet wilde beperken tot abstracte vertogen, maar de vraagstelling een practisch-theologische toespitsing gegeven had: Langs welke wegen komen christenen die willen luisteren naar de Bijbel, tot ethische beslissingen in de vragen van onze tijd, zowel op micro-als op macroniveau.
Ethiek, gemeentepraxis en apostolaat raakten elkaar in dit thema. Enerzijds wordt de vraag op ons bord gelegd door de algemene cultuursituatie.
We zien immers, hoe de mondige, moderne mens autonoom zijn morele beslissingen wil nemen in volkomen vrijheid en zelfbeschikking. Het gevolg van deze individualiseringstendens is dat men verstrikt raakt in een moreel pluralisme. Waar kunnen mensen elkaar nog op aanspreken? Waar blijft de gemeenschappelijke moraal? De Amerikaanse socioloog Peter Berger heeft dit morele pluralisme ergens de laatste stap van de secularisatie genoemd. Het gevolg is dat een samenleving daardoor op drift geraakt. Wij zien het dagelijks om ons heen. 'It is difficult to see how a society can survive without a basic moral consensus', aldus Berger.
Welke bijdrage kan in deze morele crisis door de christelijke gemeente gegeven worden? De gemeente heeft immers in de Schrift een gemeenschappelijke basis. En toch... ook christenen ervaren de zuigkracht van het ethisch pluralisme. Ook christenen zijn diepgaand verdeeld inzake de ethische consequenties die uit de Schrift zijn af te leiden. Bescheidenheid past ons, als we denken hoe ook onder ons vaak diametraal tegengestelde antwoorden gegeven worden op maatschappelijke en politieke kwesties en de ethische implicaties daarvan.
Schrift en ethiek
Hoe kunnen we komen tot verantwoorde, bijbelse beslissingen in ethische vragen zodat we onze tijdgenoten daarmee kunnen dienen? In zes plenaire zittingen en vier workshops werd het thema uitgewerkt en van verschillende kanten belicht.
Het laat zich verstaan dat ruime aandacht gegeven werd aan de bijbelse gegevens. De Engelse oudtestamenticus dr. Chr. Wright ging na welke motieven en inhouden van beslissende betekenis zijn voor de ethiek van het Oude Testament die hij typeerde als een antwoord op de daden van God in de schepping, de verbondssluiting en zijn verlossend handelen.
De Duitse nieuwtestamenticus dr. E. Schnabel had zijn bijdrage toegespitst op de brieven van Paulus. Beide referenten hadden hun huiswerk goed gedaan. Zij bleken tot en met op de hoogte met de moderne literatuur. Hun referaten waren voor mij nog weer eens een bevestiging hoeveel Evangelicalen bijdragen aan een goede bijbelse theologie. Men gaat de ontmoeting met het historisch-kritisch bijbelonderzoek niet uit de weg, is bereid ervan te leren, maar probeert dan toch in onderwerping aan de Schrift op het spoor te komen wat de Schriften ons te zeggen hebben.
Een rubriek als Reflexen is niet geschikt voor een uitvoerige weergave van hetgeen geboden is. Ik volsta met enkele impressies, dingen die mezelf getroffen hebben, waarbij ik besef dat een ander andere keuzes zal maken. Vooreerst
hebben beide sprekers mij nog weer eens ervan overtuigd hoe belangrijk in de ethische bezinning het beraad binnen de gemeente is. Het bijbels ethos is allerminst individualistisch. Het gaat om het antwoord van het volk van God in dankbare gehoorzaamheid jegens de God die verlost en bevrijdt. Bijbelse ethiek is gemeente-ethiek. Terecht kwam dit element dan ook in de discussies herhaaldelijk terug, bijvoorbeeld in een workshop over huwen en samenwonen.
In de tweede plaats werd de grote betekenis van het Oude Testament (Israël als paradigma, de blijvende betekenis van de wet Gods) voor onze ethische beslissingen duidelijk gemaakt. De Nieuwtestamenticus onderstreepte daarmee het verhaal van zijn Britse collega. Wie in een gereformeerde traditie staat, op de hoogte is met het werk van Van Ruler en Miskotte, kijkt daar niet zo vreemd van op.
Voor enkele conferentiedeelnemers bleek die aandacht voor de Thora toch moeilijk te verteren. 'Had een rabbijn niet eenzelfde verhaal kunnen houden als Chr. Wright' zei iemand. Een voor mij onverklaarbare en voor mijn gevoel ook onbillijke reactie. Maar gezegd dient te worden, dat deze geluiden incidenteel waren. De grote meerderheid was dankbaar voor dit accent op de betekenis van het Oude Testament. De strenge tegenstelling tussen 'Gesetz' en 'Evangelium', zo kenmerkend voor het Lutheranisme, werd toch door de meesten afgewezen.
Al blijven er wel vragen. Hoe hebben we het ethos van de Thora te zien in relatie tot de paidagoogos - functie van de nomos bij Paulus? Wat betekent de vervulling van de wet in Christus?
Als derde punt noem ik de kwestie van de hermeneuse. Bijbelgetrouwheid ontslaat niet van de verplichting te zoeken naar de juiste vertolking en de toepassing van het gebod van God in de concrete situatie van vandaag. Hoe hebben we bijvoorbeeld Paulus te lezen in de context van zijn tijd en wat betekent dat voor ons anno 1990? Dat op dit punt Evangelicals verschillende standpunten innemen, bleek uit de levendige discussie in een workshop over de man-vrouw relatie in het licht van 1 Korinthiërs 11.
Mevr. dr. Judith Volf probeerde in een boeiende en originele exegese aan te tonen dat Paulus in dit hoofdstuk de vrouw in de gemeente een evenwaardige plaats toekent als de man en dat men zich niet op Paulus kan beroepen om de onderschikking van de vrouw te verdedigen. En de kefalè-iekstsn dan? zult u vragen. Het antwoord van Mw. Volf: kefalè betekent in 1 Kor. 11 niet 'hoofd', maar 'bron'. Lang niet iedereen deelde haar visie. Maar wat mij opviel is dat men dan toch voor alles wil luisteren naar de tekst, en niet vanuit een feministisch apriorisme, een dergelijke tekst tijdgebonden verklaart.
Schriftberoep
In de discussies kwam voor mijn gevoel de hermeneutische vraag naar de
tijdbetrokkenheid te weinig uit de verf. Het is en blijft ook een moeilijk punt, samenhangend met de vraag naar de aard van het Schriftberoep in de ethiek.
Wij beHjden dat de mens voor de kennis van goed en kwaad is aangewezen op de openbaring van God in de heilige Schrift. Evangelicale theologie wijst de moderne benadering waarbij de mens voor de kennis van goed en kwaad naar zichzelf verwezen wordt af en evenzo een situatie-ethiek, waarbij de bijbelse gegevens door de filter van de eigentijdse situatie heengaan.
Maar hoe kan men zich op een verantwoorde wijze op de Bijbel beroepen in het geding om allerlei nieuwe vragen, op maatschappelijk-economisch terrein of op het terrein van de bio-ethiek? Wat zijn de constanten en wat zijn de variabelen?
En hoe kunnen we een dergelijke wijze van ethiek-beoefenen waarbij we uitgaan van het geloofsapriori, duidelijk maken in het gesprek met andere theologische of wijsgerige stromingen?
De Kamper ethicus, prof. dr. J. Douma, probeerde met ons in deze vragen een weg te zoeken. In een helder referaat zette hij uiteen dat een christelijke theologie die uitgaat van de openbaring van God, niet anders kan dan zich ook inzake de ethiek op de Schrift te beroepen. Christelijke ethiek voert wel een pleidooi voor de gehoorzaamheid aan het gebod, maar dat is geen 'bevel-is-bevel' theorie, want de gelovige ontvangt dit gebod als een gave van Hem Die onze Vader wil zijn en die ons roept tot de liefdedienst.
Wat betreft de hermeneutische vragen inzake het beroep op de Bijbel ging Douma m.i. een stap verder dan in zijn publikatie uit 1975 contra Kuitert. Heette het toen nog 'voorbeeld of gebod', nu kwam hij tot de these dat de Schrift zowel gids en judex als ook 'signpost and example' is. Tegenover een situationistische 'Gebot-der-Stunde' ethiek hebben we de blijvende geldigheid en betekenis van de geboden te beklemtonen: de Geest leidt ons op de weg van onze ethische beslissingen per verbum (en niet extra verbum!). Tegenover een legalistisch-biblicistisch gebruik van de Bijbel dienen we aandacht te vragen voor een pneumatologisch verstane mondigheid, de leiding van de Geest cum verho. Er zijn tal van situaties waarin het bijbelse ethos een model-functie heeft, waarbij we het bijbels model niet kunnen kopiëren in onze gewijzigde situatie, maar wel hebben na te volgen in de vrijheid die de Geest schenkt.
Christelijke ethiek en de huidige cultuur
Uitgaan van de schrift als bron en norm voor onze ethische beslissingen betekent niet dat we ons daarmee kunnen afsluiten voor de eigentijdse vragen. Gods Woord neemt ons immers serieus in ons levensbesef en ons denken.
Ook de christen is geroepen zich rekenschap te geven van zijn beslissingen ten overstaan van andere posities, niet alleen in het theoretisch discours, maar vooral
waar hij zijn medemens ontmoet in de politiek, de samenlevingsvragen, kwesties als euthanasie en bio-ethiek, vragen aangaande huwelijk en gezin, geld en macht.
Vanuit een drietal optieken werd de relatie tot de eigentijdse cultuur in ogenschouw genomen. Men zou kunnen spreken van een wijsgerige, apologetische en een pastoraal-missionaire benadering. Drie benaderingswijzen, die m.i. elkaar niet uitsluiten, maar elkaar nodig hebben.
De Engelse geleerde dr. Paul Helm analyseerde drie publikaties uit de Angelsaksische, analytische filosofie en probeerde via een immanente kritiek met zijn filosofische tijdgenoten in gesprek te komen. Helms bedoelingen kwamen niet bij iedereen over. Kwam dat omdat het betoog wat bleef 'hangen' in de filosofische analyse?
In elk geval, niet onduidelijk was de reactie van dr. Eta Linnemann, die hem rechtstreeks de vraag stelde of hij nu werkelijk dacht dat christelijke theologen en filosofen elkaar kunnen helpen. Haar exclamatie deed me denken aan TertuUianus' beroemde woord: wat hebben Athene en Jeruzalem met elkaar te maken?
Ik kreeg niet de indruk dat Paul Helm van haar kritische vraag erg onder de indruk was. En terecht: zo gemakkelijk kan men de vraag naar de relatie tussen theologie en filosofie niet oplossen.
Waar het Helm ten diepste om ging, bleef overigens niet onduidelijk. Evangelicalen staan, zo zei hij, voor een dilemma: Of men volstaat met een christelijke ethiek die alleen de eigen groep overtuigt en vervalt tot ghettoïsering of men probeert aan te sluiten bij een algemene, seculiere wijsgerige ethiek in een verlangen naar algemenisering. In het eerste geval raakt men elke invloed op de samenleving kwijt, in het tweede geval verliest men het eigene van het christelijke ethos. De vraag blijft: hoe komen we dit dilemma te boven? Hoe kunnen we trouw aan de Schrift en trouw aan de mens blijven?
Jhr Menschen seid Gottes
Dit beroemde adagium van Blumhardt was de teneur van het referaat van Karl Heinz Michel over de wisselwerking van cultuur en christelijke waarden.
Hij legde grote nadruk op de betekenis van de bijbelse antropologie en waarschuwde voor de evangelicale neiging die te versmallen tot soteriologie. Zijns inziens heeft in het geseculariseerde denkklimaat van onze tijd juist een christelijke ethiek op grond van het eerste artikel van het Credo op te komen voor de waardigheid van de mens als schepsel van God. Ondanks zijn val in de zonde blijft de mens schepsel van God, geschapen naar zijn beeld.
De culturele situatie plaatst ons voor de uitdaging de geseculariseerde mens daarop aan te spreken, ons actief in te zetten voor vorming en opvoeding en op de bres te staan samen met niet-christenen voor humaniteit, waardigheid en gerech-
tigheid en zo onze bijdrage te leveren aan de culturele ontwikkeling van Europa. Was Karl Heinz Michel te optimistisch ten aanzien van de christelijke roeping in de samenleving? Zag hij te snel aanknopingspunten tussen het seculiere denken over de menselijke waardigheid en het bijbelse denken over de mens? Ook ik kon me niet geheel onttrekken aan de indruk dat de spreker de Confessio Augustana en de uitspraken van Vaticanum II wat al te gemakkelijk aan elkaar verbond.
Toch meen ik dat de kritiek als zou zijn verhaal antropocentrisch zijn, hem niet helemaal recht deed en zijn bedoelingen miskende. Weer moest ik denken aan Van Ruler, met zijn diepzinnige uitspraak: 'Het draait in het heden om het christelijke. Maar daar gaat het niet om. Het gaat om het menselijke, om de humaniteit'. Maar Van Ruler zei er dan wel bij, dat we zo maar niet aan de pure menselijkheid toe zijn en dat we eerst heel lang door de christianitas heen moeten. Dat laatste had wellicht in het verhaal van Karl Heinz Michel sterkere nadruk moeten krijgen; het zou de critici de wind uit de zeilen genomen hebben. Ook Karl Heinz Michel stelde met nadruk vast dat het christelijk geloof voor de toekomst van Europa van beslissende betekenis is.
Het blijven belangrijke vragen: Hoe verhouden schepping en val zich? Wat betekent de algemene genade? Hoe hebben we de cultuur te waarderen en ontkomen we zowel aan cultuurpessimisme als cultuuroptimisme?
Getuigend leven
Naast dit apologetische betoog van Karl Heinz Michel legde de laatste spreker, dr. Roy Mc Cloughry, nog weer een ander accent. De spreker haakte in zijn samenvatting in op de door Paul Helm gesignaleerde spanning tussen ghettoïsering en veralgemenisering. Hoe kunnen we in een geseculariseerde omgeving nog spreken van 'promoting christian ethics'? Zijn we niet voortdurend bezig met achterhoedegevechten? Tegenover de neiging van sommige evangelicalen zich terug te trekken op de binnenkamer, de innerlijkheid en de verticaliteit bepleitte Mc Cloughry een missionaire houding van de christelijke gemeente, een profetisch, pastoraal en missionair getuigenis in de samenleving. De verschillende 'vleugels' binnen de evangelicale wereld hebben elkaar daarbij nodig en dienen in een gezamenlijke multidisciplinaire aanpak te zoeken naar wegen om dit getuigenis hoorbaar te maken in de samenleving.
Daarmee knoopte deze spreker aan bij de missionaire trend binnen de evangelicale wereld en legde hij een nauwe verbinding tussen ethiek en apostolaat. Dat lijkt me - ook in bijbels licht bezien - een vruchtbaar uitgangspunt. Gods Thora die van Sion uitgaat is bestemd voor alle volkeren (Jes. 2). En het zendingsmandaat van Mattheüs 28 zegt: Leert de volken onderhouden wat Christus geboden heeft.
Mij trof in zijn referaat - eerder een preek dan een betoog - zijn kijk op de wereld. Evangelicalen, zei Mc Cloughry, hebben soms de neiging uit vrees en pessimisme de wereld af te schrijven maar zij vergeten dan dat het Pasen geweest is en dat de machten in principe overwonnen zijn (Kol. 2:15).
Wie in de lijn van Calvijn willen denken en handelen zullen dit theocratische geluid herkennen. En tegelijk besef je hoe dit de zaak van het christelijk ethos in de samenleving onder grote spanning zet. We staan in de spanning van het theocratisch belijden en een geseculariseerde wereld, een wereld waarin de gemeente een minderheid aan het worden is.
Hoe zal ze als een christelijke tegencultuur getuigend kunnen leven (pro-existentie) zodat de woorden niet stukbreken op de daden? Dat lijkt me voor ieder van ons de vraag waarmee de conferentie ons huiswaarts deed gaan.
Dat we daarbij herinnerd werden aan de paasoverwinning van Christus is verheugend en moedgevend. Wij hebben onder ons maar al te zeer de neiging ons over te geven aan een christelijk doemdenken dat onze activiteit verlamt en ons doet vervallen in een onbijbelse machteloosheid.
Het was stellig geen toeval, maar wel een zeer gelukkige omstandigheid dat de conferentie besloten werd met een meditatief woord over Romeinen 8:12-17. Het is immers de Geest die ons in het geloof doet leven uit Hem die ons leven is en die ons leidt in onze zedelijke beslissingen, opdat we als medewerkers Gods met vreugde de weg van Zijn geboden en beloften mogen gaan tot zegen van de wereld,
(afgesloten 23 augustus 1990)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990
Theologia Reformata | 374 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990
Theologia Reformata | 374 Pagina's