Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CALVIJN EN DE ZONDAGSHEILIGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CALVIJN EN DE ZONDAGSHEILIGING

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Calvijn: theoloog der vrijheid

Dat Calvijn terecht theoloog der vrijheid genoemd kan worden, komt duidelijk aan het licht in zijn uitleg van het vierde gebod. Er is over het algemeen reeds veel misverstand inzake de Calvijn-interpretatie. Helaas is maar al te wijd en zijd de fabel verbreid, dat Calvijn een star man zou zijn geweest: de man, die Geneve gekneveld heeft etc.'^ Vaak wordt de vraag gesteld of het echt waar is, dat Calvijn op zondag ging zeilen of kegelen e.d. Dat Calvijn een theoloog der vrijheid zou zijn, klinkt velen bij voorbaat als onwaarschijnlijk en ongelooflijk in de oren.

Calvijn heeft inderdaad gezeild op zondag. Hij vertelt b.v. in een brief aan Viret, dat hij op een bepaalde zondag vanwege de visitatie naar een buurgemeente, nl. Jussy, zal gaan. Viret zal dan voor hem in Geneve preken. Calvijn stelt dan voor, dat Viret na de preek ook naar Jussy komt. Dan zullen zij samen naar Seigneur de Falais gaan en daarna zullen zij overvaren naar de andere oever om a la campagne te verblijven bij de Seigneurs de Lisle et Pommier. Daar zullen zij dus een paar dagen vakantie hebben.' Calvijn zocht wel meer de rust buiten de stad.

Calvijn heeft niet veel op met de uitwendige waarneming van de sabbat en hij zegt, dat de hypocrieten in dit stuk ijverig genoeg geweest zijn." Wij moeten niet denken, dat God ooit welbehagen heeft gehad in het nietsdoen van de mensen. Dat is zeker niet het geval.' God verbiedt niet eenvoudigweg iets te doen, maar Hij

zegt: 'ge zult rusten van al uw werk'. Want in de tempel komen, offers brengen, voorts ook de kinderen besnijden, was zeker enig werk.^ De ware onderhouding van dit gebod bestaat niet in een blote ceremonie, maar bevat iets groters en uitnemenders, nl. dat wij zullen leren met verloochening van onszelf ons aan God over te geven om ons te regeren.' De spits is voor Calvijn, dat wij aan onze eigen begeerten en werken zullen afsterven, om ons op het koninkrijk van God te richten en ons daar bijzonder op de zondag in te oefenen.

Daarbij geeft Calvijn Geen casuïstiek, geen codes en regels, noch in de Institutie noch in zijn preken en catechismus. God heeft ons een grote vrijheid gegeven, die ons verworven is door de dood en het lijden van onze Here Jezus Christus.**

De zondagsheiliging in het Gereformeerde Protestantisme

In de kerken van het Hervormde of Gereformeerde type leeft een heel andere opvatting van de zondag dan in de Lutherse of Anglikaanse kerken.' Er is overeenkomst met Roomse opvattingen. De zondagse eredienst staat als ideaal in het middelpunt, maar verreweg de meeste gemeenteleden stellen hun eigen bezigheden hoger dan deelname aan deze diensten. Men zal niet gauw het opkomen voor zondagsheiliging als een kenmerk van het Lutherse protestantisme kunnen noemen evenmin als van Rome of de Anglicana.

Misverstand over Calvijns opvatting van de zondag

Er is het nodige mis met het rechte inzicht in Calvijns opvatting van de zondagsheiliging vanwege de neiging tot sabbatisme in het Gereformeerd Protestantisme. Men heeft vaak al te simpel de legatistische opvatting van het vierde gebod in het puritanisme gezien als een direkte consequentie van Calvijns positie in deze.'" Otto Ritschl bijvoorbeeld zegt dat Calvijn evenals Martin Bucer de sabbat ziet als een zeer nauwkeurige inzetting van God en dat ook voor de christenen de onderhouding noodzakelijk is om de kerk in stand te houden.

Ritschl spreekt over Calvijns slaafse onderworpenheid aan de oudtestamentische wetten." Dit is klinkklare nonsens en het is duidelijk dat Ritschl geen enkele Calvijn-tekst zelf gelezen heeft.

De kerkvaders over de zondag

Om de grootse conceptie van Calvijn'^ aangaande de rustdag te kunnen verstaan, is het vereist eerst iets over de historische achtergrond mee te delen. De meeste kerkvaders waren van mening, dat de joodse sabbat afgeschaft was met de komst van Christus, en dat de zondag in de plaats van de sabbat aan de kerk gegeven was. Augustinus staat uitvoerig stil bij de betekenis van de achtste dag. Dat is de dag van de besnijdenis en van de opstanding. Hij heeft een tegenzin tegen de naam 'zondag'. Hij geeft de voorkeur aan: Dies Domini, de dag des Heren of ook wel: opstandingsdag. '^ Maar in het centrum van zijn bezinning op de theologische betekenis van de dag des Heren staat zijn voorstelling van de achtste dag, die enerzijds de komst van het heil in deze bedeling aanduidt, maar anderzijds heenwijst naar het volkomen heil.

De reformatoren hebben scherp onderscheiden tussen de oudtestamentische sabbat en de nieuwtestamentische zondag en eveneens daaraan vastgehouden, dat de ceremoniële aspecten van de sabbat afgeschaft waren.

De drie doeleinden van de rustdag

Naar Calvijns inzicht zijn de kerkvaders halverwege blijven staan. Wij moeten verder gaan, en dan ziet Calvijn drie doeleinden waarvoor het vierde gebod gegeven is.'"

1. God heeft door de rust van de zevende dag aan het volk Israël geestelijke rust voor ogen gesteld. De gelovigen werden geroepen hun arbeid te onderbreken, zodat God door Zijn Geest in hen kon werken.'^

2. Dit gebod heeft God bedoeld opdat één dag vrij zou zijn om samen te komen om de wet te horen, voor liturgie en de overdenking van Gods werken, om zodoende geoefend te worden in de vreze Gods.'^

3. Deze dag was ook gegeven als een rustdag voor de slaven en voor allen die aan enig gezag onderworpen waren, opdat zij enige verlichting van hun arbeid zouden hebben.'^

Geen casuïstiek

Kenmerkend voor Calvijn is deze inzet. Hij begint niet eerst te spreken over kerkgang etc. of over wat er allemaal wel of niet mag of moet geschieden op de rustdag. Elke hang naar casuïstiek is hem vreemd. Maar het gaat hem er primair om, dat wij vrij zijn van alle beslommeringen, zodat God met Zijn Geest in ons kan werken. Dat is het eerste en het voornaamste.

Kortom, de zevende dag was gegeven om geestelijke rust te symboliseren, vervolgens voor de onderhouding van de pietas, én dan ook voor de arbeidsrust van knechten en slaven.'" Deze laatste component: de sociale zorg, is steeds zeer sterk bij Calvijn aanwezig en dit is tekenend voor Calvijns zorg voor de humaniteit.

De ahrogatie van het vierde gebod en de blijvende betekenis ervan

Calvijn zegt twee dingen tegelijkertijd: dat het vierde gebod afgeschaft is inzoverre het een ceremoniële en wettelijke instelling was van de joden; het is een schaduw geweest tot op de komst van Christus." Maar hij zegt ook, dat de diepere betekenis van het gebod voor ons nog relevant is, nl. om een bepaalde dag te hebben om het Woord van God te horen, het brood te breken en voor de openbare aanroeping van de Naam des Heren.^" Dit is aan de komst van Christus te danken. Hij heeft de ceremoniële aspecten van het gebod afgeschaft, maar tegelijk de wezenlijke bedoelingen van het gebod gepersonifieerd en vervuld. Christus is de waarheid achter de figuren (figura)}' Omdat Hij Zelfde waarheid is, verdwijnen in Zijn tegenwoordigheid alle figuren. Hij is het lichaam (corpus). Als Hij ver-

schijnt, zijn alle schaduwen weg. Hij is de ware vervulling van de sabbat.^^

Hierin ligt voor Calvijn de blijvende waarde van het gebod. Twee van de drie doelen van het gebod: de dienst van God, liturgie en geestelijke rust, blijven geldig voor alle eeuwen.^' Het eerste doel, geestelijk of symbolisch verstaan, is voor God het belangrijkste. Het derde doel, zegt hij, is een afgeleid, niet een principieel beginsel^'' van de geboden.

Het reformatorische inzicht

Calvijn legt nadruk op de betekenis van de dienst van God, het tweede doel, maar hij doet dat niet op een legatistische manier. Christus is de vervulling van de sabbat, maar hij is niet de laatste zondag. Daarom vieren wij de zondag, niet omdat dit is vereist door het vierde gebod, maar eenvoudig omdat het overeenkomt met de oorspronkelijke oud-christelijke praktijk. Deze praxis is gegrond op het feit, dat de zondag de dag der opstanding is. En dat houdt de viering van de zondag verwijderd van de legatistische en ceremoniële aspecten van het sabbatsgebod of, zoals Calvijn zegt, van het bijgelovige onderhouden van dagen. Het belangrijkste punt, inzoverre beide doelen, de dienst van God en de rust erbij betrokken zijn, is dat een dag is apart gesteld of dagen apart gesteld zijn om het Woord te horen, het brood te breken en om in het openbaar God aan te roepen en Hem te loven en te danken.^'

Calvijns gedachten zijn in dit opzicht verrassend vrij en op de praktijk gericht, zodat zelfs Karl Barth klaagde over utilistische benadering van de reformatoren, die faalden om de bijbels-theologische relatie te zien van de zondag en de sabbat.^"

De zegen van de zondag

Calvijn wijst allereerst terug naar de joodse praktijk. Hij trekt de conclusie, dat als deze dienst van God en deze rust van de gewone arbeid een zegen was voor hen, waarom dan niet voor ons? Als God hen deze zegen gegeven heeft, waarom

zou Hij ons minder geven? Caivijns belangrijkste argument is echter, dat deze inrichting nodig was om verwarring en chaos te vermijden. Calvijn schrijft onder het motto van het woord van Paulus: 'Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden'? ^

Regelmatige kerkdiensten en een vaste rustdag zijn middelen om de goede orde in de kerken te bewaren. Ideaal, in ieder geval voor Calvijn, zou het zijn om iedere dag enige tijd in te ruimen voor openbare godsdienst en dankzegging en gebeden, maar Calvijn weet dat dit in de praktijk niet steeds mogelijk is. Daarom moet één dag in de week in het bijzonder vrij gehouden worden voor dit doel.^** Calvijn was stellig zeer ijverig om deze openbare ordening te bevorderen. Het bijwonen van kerkdiensten was in Geneve verplicht.

Maar hij wilde waarschijnlijk zeggen, dat deze diensten een noodzakelijk hulpmiddel waren en zeker niet bedoeld waren in de geest van een rigoureuze en scrupuleuze praktijk. Het was voor hem een zaak van orde en van vrede in de christelijke gemeenschap.^'

Caivijns terughouding inzake christelijke feestdagen

Calvijn heeft geen bezwaar wanneer de kerken feestdagen, solemnes dies, onderhouden mits het niet met bijgeloof gepaard gaat.'" De hoofdzaak is dat de godsdienst niet in verval mag raken of verslappen, en daarom moeten wij vooral aan deze algemene leer vasthouden, dat de heilige samenkomsten naarstig worden onderhouden, en dat men de uiterlijke hulpmiddelen, die tot de bevordering van de dienst van God van invloed zijn, goed gebruikt.^'

Men kan zich afzetten tegen Caivijns nadruk op de zondagse kerkdienst. Maar het moet wel duidelijk zijn, dat dit bij Calvijn niet legatistisch functioneert. Veel meer waarschuwt hij tegen bijgeloof en rigoureuze scrupules in dit opzicht. Verder, in zijn discussie over Paulus' afwijzing van de joodse waarneming van bijzondere dagen, zegt hij, dat, vooral omdat het een middel was om bijgeloof te vermijden, deze dag die voor de joden geheiligd was, afgeschaft was. Het was

noodzakelijk om het decorum te bew£iren, en orde en vrede in de kerk, maar daarvoor was een andere dag aangewezen.^^

Afstand tussen Calvijn en de Westminster Confessie

Het is duidelijk uit dit overzicht, dat voor Calvijn de christelijke zondag niet zoals in de Westminster Confessie'^ een eenvoudige voortzetting was van de joodse sabbat maar dan alleen veranderd van de zevende in de eerste dag van de week. Voor Calvijn was de zondag een christelijke instelling verbonden met de afschaffing van de sabbat en een middel om de orde in de kerk en de geestelijke gezondheid te bevorderen. Calvijns positie is zeer bewust anti-sabbatistisch. De zondag was voor Calvijn niet een dag om met frivole aktiviteiten te bederven. Het was voor hem ook geen dag die geregeld moest worden met talloze religieuze bezwaren. Dan werd de zondag een grimmige ervaring van enkel negaties. Het is de dag van de recreatie, de dag van de opstanding des Heren. 'Daarom is deze dag om ons te herinneren aan onze christelijke vrijheid.''*

De positieve betekenis van het vierde gebod

Maar dit is voor Calvijn niet het laatste. Het is onjuist, dat hij en de andere hervormers weinig aandacht gaven aan de positieve betekenis van de rustdag." Want het samenkomen met de gemeente is buitengewoon belangrijk voor Calvijn. Hij ziet echter in het gebod veel meer dan dit. Wanneer hij spreekt over de liturgie bedoelt hij niet slechts het bijwonen van kerkdiensten. Het gaat om de geestelijke rust en dat is niet anders dan de werkelijke zozeer gewenste en gezegende dood van de mens, welke het leven met God in zich draagt."*^ Dat is een andere manier om het eerste en voornaamste doel van dit gebod naar voren te brengen.

De zondag is niet bedoeld als een dag om alleen maar uit te rusten. God heeft geen behagen in ledigheid en luiheid." En het werkeloos blijven van handen en voeten heeft geen enkele waarde.'* En het is ook niet de bedoeling, dat ieder thuis zou uitrusten.^' Het is een dag van diepe vreugde.'"'

De eschatologische spits van het vierde gebod

Het gebod heeft dus een eschatologische spits en het doelt op de eeuwige rust in God. Maar het is tegelijkertijd geworteld in de orde van de schepping. Toen God rustte op de zevende dag van de schepping en deze dag zegende, was dit een bewijs van Zijn bijzondere zorg voor het welzijn van de mens. Deze zegen is niets anders dan een plechtige wijding waardoor God voor Zichzelf de inspanningen en bezigheden van de mens op de zevende dag opeist."' Hij heeft deze eeuwige regel ingesteld opdat wij zachtmoedig en liefelijk aangetrokken zouden worden door Zijn voorbeeld en ons zelf Hem geheel zouden toewijden.''^ Welk een onschatbaar voorrecht is ons mensen gegeven. Mensen die uitgenodigd worden om hun Schepper na te volgen. Dat is een des te grotere aansporing om de eeuwige rust te onderhouden.'" Deze eeuwige rust betekent een rusten van onze arbeid, zodat God in ons kan werken. En zo worden wij hervormd naar Zijn beeld en er is niets dat meer begerenswaardig is.'*''

De joodse sabbat: een teken der heiliging

Deze herinnering aan de orde van de schepping was bijna teniet gedaan bij de heidenvolken en ook praktisch in onbruik geraakt bij de aartsvaders."' Ook was bij de vernieuwing van deze orde in de wetgeving een nieuw aspect toegevoegd. De sabbat was voor de joden een teken of een symbool, dat God hen geheiligd had, d.w.z. hen had afgezonderd van de heidenvolken. De sabbat was gegeven als een teken om Israël er voortdurend aan te herinneren, dat God hun Heiligmaker was.

Dit was inderdaad een sacrament, een uiterlijk teken van een innerlijke werkelijkheid, nl.: hun heiliging.''^

Het doel van de gehele wet

De implicatie van deze gedachte is de doding van ons vlees, wanneer wij onszelf verloochenen en onze aardse natuur verzaken, zodat wij geregeerd en geleid worden door de Geest van God/'' En dit is een levenslang proces.

Kortom: in dit gebod zien wij het doel van de gehele wet, alsmede van het christelijk leven, nl.: de vernieuwing van het beeld van God in ons. Het begin en het einde van dit nieuwe leven is in Christus. Hij is het wezen en de vervulling van dit gebod. In Hem realiseren wij meer en meer langzamerhand de werkelijkheid, dat wij dood zijn in onszelf en ons oude leven begraven hebben met Hem in de doop. Het gehele christelijke leven is daarom een mortificatio, totdat wij eindelijk geheel afgestorven aan onszelf, vervuld worden met het nieuwe leven van God.'*

Dit gebod wijst niet alleen terug naar de scheppingsorde en de heiliging van de kerk, maar richt ons naar de toekomst, naar de eeuwige sabbat en de vervulling van de gehele bedoeling van deze dag. Geheel los van de Mozaïsche wet heeft de opvatting van de sabbat drie brandpunten:

1. de scheppingsorde.

2. de herschepping in Christus,

3. de uiteindelijke vervulling in Christus aan het einde van de tijd.

De ware rust

Heel belangrijk voor dit inzicht is de commentaar op de Hebreeënbrief. Christus is het doel en de vervulling van de ware rust waarover gesproken wordt in Hebreeën 4. Om in Gods rust in te gaan'", daarvan is de landbelofte slechts een zinnebeeld. Wij ervaren Gods eeuwige sabbat, waarin het hoogste menselijke geluk bestaat, waarin enige gelijkheid is tussen ons en God, waardoor wij nauw

met Hem verbonden zijn.'" Deze gelijkheid is daarin gelegen, dat wij van onze werken rusten." Deze volmaaktheid is reeds gesymboliseerd in het feit, dat de sabbat de zevende dag was, want in de bijbel is zeven het getal van de volmaaktheid. 'Zo zou het dan kunnen schijnen, dat de Here door de zevende dag aan Zijn volk de volmaaktheid van Zijn sabbat die op de laatste dag zal zijn heeft geschetst, opdat zij door een voortdurende overdenking van de sabbat hun gehele leven naar die volmaaktheid zouden verlangen.'"

De rust: het grondpatroon van het christelijk leven

Het vierde gebod, zoals het door Calvijn is opgevat en uitgelegd, geeft het grondpatroon aan van het christelijk leven. Het doel van de rustdag gaat ver uit boven een regeling van bepaalde rusttijden. Het gaat om een voortdurende overdenking van Gods groot verlossingswerk om de schepping te restaureren overeenkomstig de oorspronkelijke bestemming. Deze overdenking is niet iets passiefs, maar legt beslag op de totale mens gedurende zijn hele leven. Calvijn zegt dat op zijn welsprekende wijze op een dialectische manier: 'Wij moeten volstrekt rusten, opdat God in ons werke, wij moeten onze eigen wil verzaken, ons hart overgeven, en alle begeerten van het vlees vaarwel zeggen. Tenslotte, wij moeten rusten van alle activiteiten van ons eigen verstand, opdat wij terwijl God in ons werkt in Hem mogen rusten'.'' Want er is zo'n tegenstrijdigheid tussen Gods regeren en onze neigingen, dat Hij slechts in ons kan werken wanneer wij rusten.""" Deze dialectiek is het hart van Calvijns opvatting van de rustdag.

Geen puritanisme

Hiermee is hij ver verwijderd van de opvattingen en de praktijken van de puriteinen. De puriteinen waren sabbatisten en hun familiegeschiedenis wordt gemarkeerd door hun legalisme en formalisme. In Massachusetts b.v. in de Bay Colony moest de arbeid ophouden op zaterdagmiddag om 3 uur en wee degenen.

die reeds voor het einde van de zondag aan het werk getogen waren. Wandelen en spelen op straat was verboden en in 1727 werden zelfs begrafenissen op zondag verboden en werden de mensen daarom bestraft. In Connecticut ging men zover, om diefstal op zondag zwaarder te straffen dan door de week. De eerste keer kwam het de dief op het afhakken van een oor te staan. De tweede maal werd het andere oor afgesneden en bij de derde keer werd de doodstraf voltrokken.

Tenslotte

Bij Calvijn vinden wij niets van de geest van deze puriteinen en van hun rigorisme. Hij is de theoloog van de christelijke vrijheid, libertas Christiana. En zijn opvatting van het vierde gebod is daarvan een schoon voorbeeld.


1 Oorspronkelijk verschenen in: Pietas Bataviensis. Festgahe für Marijn de Kroon. Hrsg. von Hartmut Rudolph u. Herman Selderhuis (Munster Westf./Zwolle 1993).

2 H.J. Kaajan, Laster en legende omtrent Calvijn (z.J. z. pi.).

3 CO 13, 603 (Calvijn aan Viret, 23 VII 1550): 'Die dominico tu in urbe habebis mane concionem, ego lussiacum proficiscar. A prandio subsequeris. lUinc ambo ad D. Fallesium. Ab eo rursum in diversam partem transvolabimus, ubi apud D. Insulanum et Pomerium rusticabimur, usque ad diem lovis'.

4 CO 38, 284 (Comm. Jer. 17 : 19-21): ...scimus hypocritas hac in parte satis esse sedulos. Imo exprobat sui temporis hominibus Isaias (1, 13), ipsos posuisse totam suam sanctimoniam in externa ilia dierum observatione'; CO 38, 286 (Comm. Jer. 17-19-21): sed in ipso extemo ritu nihil erat negotii'.

5 CO 26, 288 (Sermon 34 sur Deut. 5 : 12-14): Pensons nous que Dieu ait iamais prins plaisir a l'oysiveté des hommes? Il est certain que non'.

6 CO 38, 287 (Comm. Jer. 17 : 22): et Deus non simpliciter vetat quidquam agere, sed dicit, Quiesces ab omni opere tuo. Nam venire in templum, offerre sacrificia, deinde circumcidere etiam infantes, certe erat aliquod opus'.

7 CO 38, 290 (Comm. Jer. 17 : 24-25): ...respicit ad veram observationem: uae non constabat nuda caeremonia: ed maius aliquid et praestantius in se continebat, nemjje ut discerent abnegatione sui se tradere Deo regendos'.

8 CO 36, 288 (Sermon 34 sur Deut. 5 : 12-14): Dieu nous a donné une liberté grande, laquelle nous a esté acquise par la mort et passion de nostre Seigneur lesus Christ'.

9 Th.A. Schnitker, '»Die Mitte des Gemeindegottesdienstes«. Der Sonntag in den Kirchen des Augsburger Bekenntnisses und den Kirchen der Anglikanischen Gemeinschaft', in: Der Sonntag. Anspruch-Wirklichkeit-Gestalt. Festschriftfür Jacob Baumgartner, hrsg. A.M. Altermatt/Th.A. Schnitker (Würzburg/Freiburg-Schweiz 1986). 187-196.

10 I. John Hesselink, Calvin's Concept of the Law (Allison Park, Pennsylvania 1992), 116ff.

11 Otto Ritschl, Dogmengeschichte des Protestantismus UI, 193.

12 L. Schlümmer, 'Le sabbat, Ie dimanche: un jour pour Dieu, un jour pour l'homme', in: La Revue Reformée 45 (1994), 39-51.

13 W. Rordorf, 'Die Theologische Bedeutung des Sonntags bei Augustin', in: Der Sonntag. Anspruch-Wirklichkeit-Gestalt. Festschrift für Jacob Baumgartner, hrsg. A.M. Altermatt/Th.A. Schnitger (Würzburg/Freiburg-Schweiz, 1986), 30-43.

14 O.S. III 370s. (Inst. II.8.28-34): Praeceptum Quartum.

15 O.S. III 371, 6s. (Inst. II.8.28): 'Voluit enim caelestis legislator sub diei septimi quiete populo Israel spiritualem requiem figurare, qua a propriis operibus feriari debent fideles, ut Deum in se operari sinant'.

16 Ibidem: 'Deinde statum diem esse voluit, quo ad Legem audiendam et ceremonias peragendas convenirent, vel saltern quem operum suorum meditationis peculiariter

darent: ut hac recordatione ad pietatem exercerentur'.

17 Ibidem: 'Tertio, servis, et iis qui sub aliorum degerent imperio, quietis diem indulgendum censuit, quo aliquam haberent a labore remissionem'.

18 CO 6.64 (Le Catechismede Geneve): O 24.579 (Comm. Ex. 20 : 8-11): Tertius etam sabbathi finis notatur a Mose... ut sit aliqua servis relaxatio'.

19 CO 26, 283 (Sermon Deut. 5 : 12-14): le iour du repos a esté une ombre sous la Loy, iusque a la venue de nostre Seigneur lesus Christ'.

20 OS III373, 34s. (Inst. II.8.32): 'ut statis diebus ad audiendum verbum, ad mystici panis fractionem, ad publicas orationes conveniamus: CO 6.63, 63 (Le Catechisme de Geneve): 'Pour figurer le Repos spirituel: pour la police ecclesiastique: et pour le soulagement des serviteurs'.

21 CO 6.65 (Le Catechisme de Geneve): 'Touchant la ceremonie, elle est abolie. Car nous avons l'accomplissement en lesus Christ'; OS III 373, 19s. (Inst. II.8.31): 'Ipse enim Veritas est, cuius praesentia figurae omnes evanescunt: corpus cuius aspectu, umbrae relinquuntur'.

22 CO 55.47 (Comm. Hebr. 4 : 8); CO 24.577 (Comm. Exod. 20 : 8-11): umbram earum rerum vocans quarum solidum corpus est in Christo'.

23 OS III 373, 32s. (Inst. II.8.32): 'seculis omnibus peraeque conveniunt'; OS I, 385 (Instruction et Confession de Foy, 1537): 'les deux demières causes ne doibvent pas estre anombrées aux umbres anciennes, mais appartiennent esgailement a tous cages'.

24 CO 24.579 (Comm. Ex. 20 : 8-11): Tertius etiam sabbathi finis notatur a Mose, sed quasi accidentalis... ideoque additur a Mose tanquam extrinseca utilitas'.

25 Inst. II.8.32.

26 Karl Barth, /f/rcMc/zeDogma///!: (Zollikon/Zürich 1932-70) m, l, 225ff., (1951)III, 4, 47ff.; B. Bürki, 'Der Sonntag - ein Abschnitt reformierter Theologie. Von Calvin über Barth zu Jean-Jacques von Allmen', in: Der Sonntag. Anspruch-Wirklichkeit-Gestalt. Festschrift für Jacob Baumgartner, hrsg. A.M. Altermatt/Th.A. Schnitger (Würzburg/Freiburg-Schweiz, 1986), 197-212.

27 I Corinthiërs 14 : 40.

28 OS III 375, I6s. (Inst. II.8.33): 'Siquidem in Ecclesiis ab eo institutis sabbathum in hunc usum retinebatur'.

29 OS III 374, 33s. (Inst. II.8.33): 'Non enim ut ceremoniam arctissima religione celebramus, qua putemus mysterium spirituale figurari: sed suscipimus ut remedium retinendo in Ecclesia ordini necessarium'; OS III 375, 23s. (Inst. II.8.33): '...quod decoro, ordini, paci, in Ecclesia retinendis necessarium erat, alter in eum usum destinatusest'.

30 OS III 375, 3Is. (Inst. II.8.34): 'neque enim Ecclesias damnavero, quae alios conventibus suis solennes dies habeant, modo a superstitione absint'.

31 OS III 376, 21s. (Inst. II.8.34): 'Caeterum generalis doctrina praecipue tenenda est: ne religio inter nos vel concidat vel languescat, diligenter colendos esse sacros coetus, et extemis subsidiis quae ad fovendum Dei cultum valeant operam dandam esse'.

32 OS III375, 24 (Inst. II.8.33): 'alter in eum usum destinatus est'.

33 E.F. Karl Muller, Die Bekenntnisschriften der reformierten Kirche (Leipzig 1903), (Westminster-Confession, 1647), XXI.7: 'a positive, moral, and perpetual Commandment binding all Men in all Ages, he hath particularly appointed one Day in seven for a Sabbath to be kept holy unto him: which from the Beginning of the World to the Resurrection of Christ, was the last Day of the Week; and from the Resurrection of Christ, was changed into the first Day of the Week, which in Scripture is called the Lord's Day, and is to be continued to the End of the World as the Christian's Sabbath', 590.

34 CO 49.567 (Comm. 1 Cor. 16 : 2): Electus autem potissimum dies dominicus, quod resurrectio Domini finem legis umbris attulit. Itaque dies ipse libertatis christianae nos admonet'.

35 H.B. Porter, The Day of Light - The Biblical and Liturgical Meaning of Sunday (London 1960), 24.

36 CO 24.578 (Comm. Ex. 20 : 8-11): ...spiritualis quies nihil aliud est quam mors hominis maxime optanda et vere beata, quae Dei vitam in se continet: icuti gloriatur Paulus (Gal. 2, 20), se iam esse quasi mortuum, quia in ipso Christus vivit'.

37 CO 24.577 (Comm. Ex. 20 : 8-11): Certe otio et desidia non obloctatur Deus'.

38 CO 24.577 (Comm. Ex. 20 : 8-11): ideoque simpliciter in cessatione manuum et pedum nihil fuit momenti'.

39 CO 24.579 (Comm. Ex. 20 : 8-11): non simpliciter voluit singulos domi quiescere'.

40 S. Gerssen, 'Zondag en kerkgang', in: Grensverkeer tussen Kerk en Israël ('s-Gravenhage 1986), 264-274.

41 CO 23.33 (Comm. Gen. 2 : 3): benedicto ista nihil aliud est quam solennis consecratie, qua sibi Deus studia et occupationes hominura assent die septimo'.

42 CO 23.33 (Comm. Gen. 2:3): ut suum exemplum perpetua esset regula... ut negotiis aliis omnibus soluti liberius mentes suas ad creatorem mundi applicent'.

43 OS III 372, 16s. (Inst. II.8.30): 'quae ut maiori religione coleretur, eam exemplo suo Dominus commendavit'.

44 CO 6.65 (Le Catechisme de Geneve): 'Et pour nous mieux introduire a ce faire, i) nous allegue son exemple. Car il n'y a rien tant desirable, que d'estre conformes a luy'.

45 CO 24.581 (Comm. Ex. 20 : 8-11): quod apud profanas gentes prorsus exsintinctum erat, in progenie autem Abrahae fere obsoletum. Deus lege sua renovavit'.

46 CO 23.33 (Comm. Gen. 2 : 3): Ideo saepius testator Dominus, se in ei dedisse veteri populo sanctificationis symbolum'; CO 24.577 (Comm. Ex. 20 : 8-11): hoc inter se et ludaeos signum esse quod eos sanctificet, videndum est quae sit huius sanctificationis summa: empe camis interitus, dum se ipsos abnegant homines, seque terreno ingenio abdicant, ut regantur atque agantur spiritu Dei'; CO 40.484 (Comm. Ezech. 20 : 12): quod scilicet populus iliic agnoscit se electum fuisse a Deo in gentem peculiarem: t hoc propheta satis exprimit sanctificandi verbo. Significat quidem populum illum segregatum fuisse a profanis gentibus, ut asset Dei peculium et haereditas. Si quis ergo uno verbo reddere vellet, sanctificare erit segregare'.

47 CO 24.577 (Comm. Ex. 20 : 8-11); 6.63 (Le Catechisme de Geneve).

48 OSIII373(Inst.n.8.3I).

49 Hebr. 4, 10.

50 CO 55.48 (Comm. Hebr. 4 : 10): Est illius perpetui sabbathi definitio, in quo summa hominum beatitudo consistit, ubi quaedam est inter illos en Deum similitudo, qua cum ipsocohaereant'.

51 CO 55.48 (Comm. Hebr. 4 : 10): Porro istam conformationem apostolus in eo sitam esse docet, si ab operibus nostris quiescamus'.

52 OS III372, 34s. (Inst. II.8.30): ' Videri ergo possit Dominus per diem septimum populo suo delineasse futuram sui sabbathi in ultimo die perfectionem: quo continent! sabbathi meditatione ad banc perfectionem tota vita aspiraret'.

53 OS III 372, lOs. (Inst. II.8.29): 'Quiescendum omnino est, ut Deus in nobis operetur: cedendum voluntate nostra, resignandum oor, abdicandae cunctae camis cupiditates. Denique feriandum est ab omnibus proprii ingenii muniis, ut Deum habentes in nobis operantem, in ipso acquiescamus'.

54 CO 55.48 (Comm. Hebr. 4 : 10): Talis inquam repugnantia est inter Dei gubemationem et nostros affectus, ut in nobis agere, nisi otiosis, nequeat'.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

Theologia Reformata | 334 Pagina's

CALVIJN EN DE ZONDAGSHEILIGING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

Theologia Reformata | 334 Pagina's