Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SCHAAMTE EN SCHULD¹

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SCHAAMTE EN SCHULD¹

34 minuten leestijd

K. Runia

Dit is een moeilijk onderwerp. Het is in ieder geval veel moeilijker dan ik aanvankelijk dacht. Ik ontdekte ook dat er maar betrekkelijk weinig theologische literatuur over is. In het eerste hoofdstuk van zijn boek Tasten naar schaamte (1995) spreekt Coert H. Lindijer terecht van de 'assepoesterrol' van de schaamte. Ze speelde tot aan de tweede wereldoorlog nauwelijks een rol in de psychologie, en in de theologie was het eigenlijk niet anders. In de registers van de Kirchliche Dogmatik van Karl Barth en van de Systematic Theology van Paul Tillich komt het woord helemaal niet voor. Toen ik er echter mee aan de gang ging merkte ik ook hoe boeiend dit onderwerp is.

Ik begin met een citaat uit de brief die ik van de secretaresse kreeg. "De lezing zal de eerste zijn in het kader van het thema 'Adam, waar ben je? '. Van schuld naar schaamte. In onze cultuur is een ontwikkeling aan de gang van concentratie op de schuld (falen ten opzichte van een objectieve norm of gebod, waarvan het gevolg is: schuldbesef dat gevoed wordt door het geweten) naar concentratie op de schaamte (een meer psychologisch begrip: niet beantwoorden aan het beeld dat je van jezelf hebt of dat je denkt dat anderen van jou hebben; gevolg is een gevoel van onbehagen en minderwaardigheid).'' Mij werd gevraagd om het thema vooral bijbels-theologisch te doorlichten.

Toch wil ik eerst even ingaan op de gedachte dat er in onze cultuur een Verschuiving van de schuldcultuur naar de schaamtecultuur plaats vindt. Het is me bekend dat er de laatste jaren van verschillende kant kritiek op dit onderscheid, dat met name uit de culturele antropologie kwam (bijv. Margaret Mead), gekomen is.^ Men kan de verschillende culturen op dit punt inderdaad te gemakkelijk tegenover elkaar stellen en beide begrippen in te absolute zin hanteren. Dan is het net alsof de ene cultuur alleen maar schuld kent en de andere alleen maar schaamte. In

werkelijkheid liggen beide begrippen en werkelijkheden zo dicht tegen elkaar aan dat ze elkaar in elke cultuur telkens weer overlappen.

Toch geloof ik dat er een belangrijk element van waarheid in dit onderscheid ligt. Er is, in ieder geval in het Westen, een duidelijke verschuiving gaande van een schuldcultuur naar een schaamtecultuur.

Verschuiving

In het verleden lag in onze Westerse cultuur alle nadruk op de schuld van de mens. Dat hing m.i. samen met de dubbele achtergrond van onze Westerse cultuur. Die ligt zowel in de bijbel als in de Romeinse cultuur, (a) De bijbel spreekt veel over schuld. We vinden zowel in het Oude als in Het Nieuwe Testament hele clusters van woorden die met overtreding van de wet en de geboden en dus met schuld samenhangen. De mens is een zondaar en hij staat schuldig tegenover God. (b) In de Romeinse cultuur speelde het recht een grote rol. De Romeinen ontwikkelden een uitgebreid rechtssysteem, dat nog steeds van zo'n groot belang is dat tot in onze eigen eeuw toe ieder die vandaag rechten studeert nog altijd een tentamen Romeins recht moest doen.

Toen deze twee lijnen in de Middeleeuwen samenvloeiden, betekende dit dat in de middeleeuwse cultuur en godsdienst het juridische element een zeer belangrijke plaats innam. Niet alleen werd er nadruk gelegd op het feit dat elk mens schuldig staat tegenover God, omdat hij/zij voortdurend Gods wet overtreedt (dit was dan ook het grote probleem van Luther: hoe krijg ik een genadig God? ), maar ook de verzoening werd sterk in juridische termen uitgewerkt. We denken hier met name aan de verzoeningsleer van de middeleeuwse theoloog Anselmus, waarvan we de duidelijke sporen ook terugvinden in de Heidelbergse Catechismus: Christus heeft door zijn gehoorzaamheid en door zijn lijden 'genoegdoening' aan God gegeven voor het schenden van zijn goddelijke majesteit en gerechtigheid (Antwoorden 11 en 12).

In andere culturen komen we vaak een heel andere benadering tegen. De Aziatische en ook sommige andere culturen zijn in de eerste plaats 'schaamteculturen'. Natuurlijk kent men daar ook wetten en is ieder die die wetten overtreedt ook daar schuldig, maar in de cultuur als geheel en in de beleving van de mensen ligt de nadruk toch ergens anders. Die valt niet op schuld als gevolg van overtreding en schending van de wet, maar op het gezichtsverlies, dat je lijdt als men je als stom en onbenullig beschouwt of vindt dat je door bepaalde handelingen jezelf te schande maakt. Het kan ook zijn dat je jezelf tegenvalt. Je doet dingen die je eigenlijk diep in je hart veroordeelt of je laat dingen na, waarvan je zelf weet dat je ze eigenlijk zou moeten doen. Dan val je in een put van diepe schaamte.

In zijn boekje Ik wou dat ik kón geloven (1994) geeft ds. W.G. Rietkerk een

eenvoudig, maar ook duidelijk voorbeeld. Een paar jaar geleden waren ze in Eek en Wiel bezig een nieuw huis te bouwen. Alle gasten hielpen in de middag mee. Ieder kreeg een eigen taak. Ze hadden ook een Egyptische gast en aan hem vroegen ze om stenen af te bikken, d.w.z. het cement van oude stenen met een bikijzer verwijderen, zodat die opnieuw gebruikt konden worden. De Egyptische gast zei niets, ging rustig zitten en begon te bikken. Maar de volgende dag verdween hij, zonder iets te zeggen. Achteraf hoorden ze dat ze hem vernederd hadden door hem dit soort werk te laten doen (67).

In dit bepaalde geval komt het hier op neer: het beeld dat andere mensen van je hebben klopt niet met je eigen beeld van jezelf. Het beeld dat de anderen van je hebben blijkt veel lager te zijn en dan begin je je te schamen. Je voelt je gekleineerd en vernederd. Dat gevoel kan zelfs zo sterk zijn dat je het leven niet meer aandurft en er een einde aan maakt. Een bekend voorbeeld is dat van schoolkinderen in Japan. Als je slechte rapportcijfers hebt, betekent dat een schande voor je ouders. Jij bent de oorzaak dat zij hun gezicht verliezen, en dat is in de Japanse cultuur zo'n onverdraaglijke gedachte dat scholieren in zo'n geval nogal eens besluiten om maar uit het leven te stappen. Gelukkig is het in onze Westerse cultuur nog niet zo ver, al komt het ook in ons land hoe langer hoe vaker voor dat middelbare scholieren suïcide plegen. Maar meestal is het motief niet zozeer dat ze zich schamen, maar dat ze het gevoel hebben dat ze het leven niet meer aan kunnen, of dat het leven eigenlijk niet de moeite waard is.

Toch is er ook bij ons wel degelijk een geleidelijke verschuiving van de schuldcultuur naar de schaamtecultuur. Deze verschuiving hangt samen met het individualiseringsproces dat in de hele Westerse samenleving plaats vindt. Op zijn beurt hangt dit proces weer samen met een vrij algemene verschuiving in de ethiek. Frits de Lange omschrijft die laatste zo: "'Goed' vinden de mensen niet meer wat door God wordt gewild, noch door wat door de Natuur wordt voorgeschreven, maar wat uitdrukking geeft aan hun eigen individuele zelfverstaan. Ethiek is geen wetsethiek meer, noch is zij plichtsethiek; zij is smaakethiek geworden."' Zich houden aan de door de samenleving aanvaarde en opgelegde wetten zegt veel mensen weinig meer. Zolang niemand weet dat je iets verkeerds gedaan hebt, zit je er niet over in. Pas als het aan het licht komt, krijg je er last van, maar dat is dan meer een kwestie van schaamtegevoel dan van schuldgevoel. Anders gezegd, je gedrag wordt ten diepste niet bepaald door je geweten, maar door de vraag: hoe kom ik over bij anderen?

Een simpel voorbeeld hiervan is iets dat een poos geleden in het TV-programma 'TAXI' plaats vond. In dat programma neemt een verborgen camera op wat in

de taxi gebeurt. In dit geval stapte een 'echte' dame in. Tenminste zo gedroeg ze zich. Met opzet had men een briefje van honderd gulden op de achterbank laten liggen. De mevrouw stopte het zo onopvallend mogelijk in haar tas. Toen even later de centrale de taxi belde met de mededeling dat een oude mevrouw een briefje van honderd in de taxi had laten liggen, zei de 'dame' niets. Ze hielp de chauffeur zelfs met zoeken! Toen deze tenslotte vertelde dat de camera alles had vastgelegd, werd ze woedend. Ze erkende niet dat ze fout gehandeld had en dus schuldig was, maar ze werd woedend. Die woede was een uiting van haar schaamtegevoel, omdat ze er ingelopen was en haar gezicht als 'dame' verloren had.

Een ander voorbeeld vinden we in de faalangst waar veel mensen tegenwoordig last van hebben. Ze zijn er voortdurend bang voor dat ze beneden de maat blijven en dat ze zich voor hun gebrek aan prestatie moeten schamen. Een aantal jaren geleden vertelde een heel knappe collega in een vertrouwelijke en openhartige bui dat hij nog altijd last had van bepaalde faalangst-dromen. Dan droomde hij dat hij temidden van zijn klasgenoten en hun ouders in de hal van het vroegere gymnasium stond en dat de rector daar in het publiek meedeelde dat hij gezakt was voor zijn eindexamen. Daarna werd hij wakker met een deprimerend gevoel van intense schaamte.

Op het terrein van de psychologie

We bewegen ons met dit alles op het terrein van de psychologie. Schaamte blijkt volgens de meeste psychologen een wezenlijk aspect van het mens-zijn te wezen. Het is een typisch menselijk fenomeen. Een dier kent eigenlijk geen schaamte. Als je je hond uitfoetert, kruipt hij misschien in elkaar en legt hij zijn oren plat tegen zijn kop aan of hij loopt met hangende kop en met de staart tussen zijn poten weg, maar dat is niet een kwestie van schaamte, maar eerder een gevoel van onbehagen en van angst. Schaamte is alleen mogelijk bij een wezen dat zelfbewustzijn en zelfkennis heeft en dus ook een zelfbeeld, en dat daarom in staat is om dat zelfbeeld te vergelijken met het beeld dat anderen van hem/haar hebben. Kloppen die op een gegeven moment niet meer op elkaar, dan ontstaat schaamte. En dat niet kloppen hangt dan bijna altijd samen met een situatie, waarin je eigen zwakheden en onvolmaaktheden ineens zichtbaar worden. Dan vindt er een soort onthulling plaats. Het is net of je ineens uitgekleed wordt en 'naakt' voor de ander komt te staan." De mooie fafade, waar je je altijd achter verschool, breekt ineens stuk en je komt in al je armoede naakt voor de ander te staan. Op dat moment slaat

de schaamte toe. Je zou wel weg willen kruipen en je zelf ergens achter verstoppen. Dat gevoel kan zo sterk zijn dat zich ook allerlei lichamelijke verschijnselen voordoen, die veel lijken op de reacties bij grote angst, zoals: je hart klopt je in je keel, je bloeddruk gaat omhoog, je krijgt een rode kleur en je slaat bijna automatisch je ogen neer of je kijkt een andere kant op.

Psychologisch gezien is schaamte in bepaalde opzichten een gezonde en positieve reactie. Ze kan er toe leiden dat we een betere kijk op onszelf krijgen en zo een juister en meer adequaat zelfbeeld vormen. Maar ze kan ook een zeer negatieve functie in ons leven hebben. Dat geldt met name, als we toch al een laag zelfbeeld hebben en eigenlijk last hebben van een minderwaardigheidsgevoel. Zo'n gevoel kan het gevolg zijn van een verkeerde opvoeding. Toen we nog klein waren en iets verkeerds deden, hoorden we moeder zeggen: "Jij moetje schamen datje zoiets doet." Het zou ook kunnen zijn dat we het gevoel hebben dat we lang niet voldoen aan het ideaalbeeld dat onze ouders van ons hebben. Onze cijfers op school zijn veel lager dan zij verwacht hadden. Soms lijden we als jonge mensen onder het feit dat ons gezicht vol puistjes zit. We schamen ons daar eigenlijk permanent voor. Het kan zelfs zo erg zijn dat we het gevoel hebben van de ene schaamte in de andere te rollen. In het laatste geval (dat van acne of puistjes) is er m.i. sprake van onechte en onterechte schaamtegevoelens, maar tegelijk besef ik dat deze jonge mensen het zelf geenszins zo beleven. Voor hen zelf is dat voortdurend gevoel van je te moeten schamen voor wie je bent en wat je doet helaas maar al te levensecht.

Wat zegt de bijhei?

Woorden die met schaamte en schande samenhangen komen we betrekkelijk vaak tegen in de bijbel (vgl. Rietkerk, a.w., 68). In vijftien van de honderd en vijftig psalmen wordt over schaamte of beschamen gesproken. Het bijvoeglijk naamwoord 'beschaamd' komt minstens honderd en vijftig keer voor in het Oude Testament. In het Nieuwe Testament komen we deze groep woorden minder vaak tegen, maar ze zijn er wel degelijk. Het bijvoeglijk naamwoord 'beschaamd' komen we er volgens de concordantie in de NBG-vertaling vijftien keer tegen en het werkwoord 'zich schamen' komt eveneens vijftien keer voor.

We komen de gedachte van schaamte direct al in het begin van de bijbel tegen, en wel in het paradijsverhaal. In het eerste deel dat over de schepping van de mens gaat en over de lusthof, waarin God de eerste mensen plaatst, lezen we: En ze waren beide naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar" (2 : 25). Ze waren als kleine kinderen die ook zonder enig gevoel van schaamte poedelnaakt kunnen rondlopen. Schaamte hoort blijkbaar niet tot de oorspronkelijke relatie tussen mensen.

Maar dat verandert, als we in het tweede deel van het paradijsverhaal lezen van de zondeval. Na het eten van de verboden vrucht "werden hun ogen geopend en bemerkten ze dat ze naakt waren" (3 : 7). Het woord dat hier voor 'naakt' gebruikt wordt heeft een nogal sterke betekenis, zoiets als 'puur naakt'. Het woord 'schaamte' wordt hier niet door de schrijver gebruikt, maar het is heel duidelijk dat dat in zijn verhaal ligt opgesloten. Hij vertelt dat ze onmiddellijk schorten van vijgebladeren (de vijgeboom heeft heel grote bladeren!) maakten om zich daarmee te bedekken. Dat zal in dit geval wel allereerst op de geslachtsdelen of de 'schaamdelen' betrekking gehad hebben. Toch moeten we daar niet onmiddellijk de conclusie uit trekken dat seksualiteit eigenlijk iets is om je voor te schamen. Dat heeft iemand als Augustinus wel gedaan en hij heeft daarmee een zwaar en negatief stempel gedrukt op de seksualiteit, een stempel dat tot in onze eeuw in de Westerse cultuur heeft doorgewerkt. Maar dit staat nergens in Gen. 3.

Het gaat hier om veel meer dan seksualiteit. Door middel van die schorten verbergen ze zich in feite voor elkaar. Er is blijkbaar meteen een proces van onderlinge vervreemding op gang gekomen. A. van Selms zegt het in zijn commentaar op Genesis zo. Ze aanvaarden elkaar niet meer gedachteloos en kunnen daarom zichzelf ook niet meer vanzelfsprekend aanvaarden. Ze zijn onzeker ten opzichte van elkaar geworden. De ander is niet meer een tweede zelf, een 'alter ego', maar iemand die 'anders' is, een 'vreemde'. Ze schamen zich voor elkaar en proberen zich daarom voor elkaar te verbergen.

Datzelfde gevoel van schaamte komt ook terug in de ontmoeting met God. We lezen dat de mens en zijn vrouw, als ze de Here God in de hof horen wandelen, wegkruipen in de struiken en zich samen verbergen voor God. Ze schamen zich ook voor God, maar tegenover Hem zijn die schorten van vijgebladeren niet voldoende. Nu verbergen ze zich helemaal. Ze proberen zich nu helemaal onzicht-baar te maken in het geboomte van de hof. Tegelijk is hier echter ook sprake van meer dan schaamte alleen. Nu komen er ook schuldgevoelens bij, al worden die op dat moment niet expliciet genoemd. Maar ze beseffen op dat moment maar al te goed dat ze Gods uitdrukkelijk gebod hebben overtreden.

We mogen schaamte en schuld niet zo maar zonder meer identificeren. Schaamte slaat vooral op het feit dat je tegenover jezelf of tegenover een ander gefaald hebt en dat je daarom die ander niet onder ogen durft te komen of in de ogen durft te zien. Die ander kan ook God zijn, DE ANDER (met hoofdletters). Ook tegenover Hem kunnen we falen. Dan durven we Hem eigenlijk ook niet onder ogen te komen en zouden we ons het liefst voor Hem verbergen. Schuld heeft te maken met het overtreden van een gebod. Dat kan een gebod van onze ouders of van de leraar op school zijn en dan voelen we ons schuldig tegenover hen. Het kan ook te maken hebben met het overtreden van Gods geboden of

verboden. Daarvan is duidelijk sprake in het paradijsverhaal. God had Adam nadrukkelijk verboden om van de vrucht van de boom van de kennis van goed en kwaad te eten, maar hij doet het in navolging van Eva toch. Dat betekent dat er een breuk is gekomen in de relatie met God en dat deze twee mensen nu schuldig staan tegenover God.

Dat wordt duidelijk zichtbaar, als God roept: "Adam, waar ben je? Adam zegt dan: "Toen ik uw geluid in de hof hoorde, werd ik bevreesd [een term die echt bij schuldgevoel hoort], want ik ben naakt; daarom verborg ik mij." God zegt dan: "Heb je van de boom gegeten, waarvan Ik je verboden had te eten? " Adam ontkent dit niet, maar hij probeert wel de schuld onmiddellijk op Eva af te schuiven. En als God Eva vraagt waarom zij van de verboden boom gegeten heeft, dan is het ook in haar geval heel duidelijk dat zij zich evenzeer schuldig voelt, maar ook zij probeert de schuld van zichzelf af te schuiven: "De slang heeft mij verleid en ik heb gegeten." Hoe duidelijk we hier met 'schuld' te maken hebben, blijkt ook uit het feit dat God onmiddellijk na deze antwoorden een oordeel over alle drie betrokkenen uitspreekt: over de slang, over de vrouw en over de man.

Er zitten in dit ene verhaal dus duidelijk twee lijnen: een schaamte-lijn en een schuld-lijn. Lindijer omschrijft ze zo: De schaamte-lijn is: geen schaamte - luisteren naar de slang - ontdekking van naaktheid - schaamte tegenover medemens en God - een nieuw bestaan met donkere en lichte kanten. De schuld-lijn is: onschuld - gebod - ongehoorzaamheid - kennismaking met het kwaad van de straf-uitdrijving uit het paradijs - dood (a.w., 55).

Schaamte en schuld zijn niet hetzelfde, al kunnen ze in sommige gevallen (zoals hier in het paradijs) heel goed samenvallen. Een simpel voorbeeld kan dit duidelijk maken. Als ik in een winkel iets stiekem in mijn tas stop, dan sta ik schuldig, want ik heb het gebod: 'Gij zult niet stelen', overtreden. Misschien heeft wel niemand het gezien en voel ik mezelf helemaal niet schuldig, maar ik ben het wel degelijk, want ik heb de wet overtreden, zowel de wet van God als die van de samenleving. Als ik echter even later door iemand van het personeel wordt aangehouden en tegen de lamp loop, dan schaam ik mij, want ik val ineens van mijn voetstuk als nette burger en sta in al mijn psychologische naaktheid te kijk als dief. Dan sta ik ineens 'in mijn hemd'!

Twee kanten aan schaamte

Ook op vele andere plaatsen in de bijbel komen we woorden die met schaamte samenhangen telkens weer tegen, met name in het Oude Testament. Als we die woorden nauwkeurig bestuderen, ontdekken we dat er twee kanten aan zitten.

(a) Allereerst is er een objectieve kant. Verkeerd handelen brengt schande mee en schande is een reden om je te schamen. De samensteller van het boek Spreuken

geeft een stukje religieuze volkswijsheid door, als hij zegt: 'Gerechtigheid verhoogt een volk, maar zonde is een schandvlek der natiën" (14 : 34).

In de wet van Mozes wordt dit met name toegepast op incest binnen een gezin. Een man die, met haar toestemming, seksuele gemeenschap heeft met zijn halfzuster, is schuldig aan bloedschande, en ze moeten beiden voor de ogen van hun volksgenoten uitgeroeid worden (Lev. 20 : 17). Omdat in die tijd mensen meestal in stam-of clan-verband leefden, wordt het ook breder gesteld. Een man mag ook geen seksuele gemeenschap hebben met de zuster van zijn moeder of van zijn vader (20 : 19). Daarom is het ook zo erg wat Adonia zijn halfzuster Tamar aandoet, als hij haar verkracht. Tamar probeert hem tegen te houden door hem te wijzen op de schande die hij over zichzelf en over haar brengt. "Nee, mijn broeder, onteer mij niet, want zoiets doet men niet in Israël; doe toch niet zulk een schandelijke dwaasheid. En ik, waar zou ik met mijn schande heengaan? " (2 Sam. 13 : 12). Maar Adonia doet het toch. Hij overweldigt haar en verkracht haar. Tamar trekt dan bij haar broer Absalom in, en dan staat er veelbetekenend bij: als een eenzame" (vs 213. Ze durft zich niet meer in het openbaar te vertonen.

Er zijn ook andere objectieve zaken die in de tijd van het Oude Testament als een schande en dus als een reden tot schaamte werden gezien. Rachel ervaart haar onvruchtbaarheid en kinderloosheid als een schande. Dat blijkt duidelijk als ze uiteindelijk toch in verwachting raakt en Jozef ter wereld brengt. Dan zegt ze: God heeft mijn schande weggenomen" (Gen. 31 : 23). Ook weduwschap werd soms als smaad ervaren (Jes. 54 : 4).

Verder kunnen vijanden je dingen aandoen die schaamte meebrengen. Als de stad Jabes door de Ammonieten belegerd wordt, wil hun aanvoerder wel een verbond met de inwoners sluiten, maar alleen op voorwaarde dat hij eerst bij iedere man het rechteroog mag uitsteken. Hij voegt er de woorden aan toe; ' Tk zal dit als smaad op geheel Israël leggen" (1 Sam.11 : 2). Gelukkig komt er in dit geval niets van. De inwoners van Jabes doen een beroep op Saul, de kersverse koning van Israël, en deze gaat er onmiddellijk op af om Jabes te ontzetten.

In 2 Sam. 10 lezen we het verhaal van David die een verbond wil sluiten met de nieuwe koning van de Ammonieten. Hij stuurt er daarom een gezantschap heen met de opdracht zijn deelneming te betuigen aan de nieuwe koning bij het verlies van diens vader. Maar de nieuwe koning vertrouwt het zaakje niet. Op advies van zijn 'vorsten' laat hij de helft van de baard van het gezantschap wegscheren en laat hun kleren halverwege, tot hun achterste, afsnijden en stuurt ze zo terug. Letterlijk 'met de billen bloot'. Dit is een ontzaglijk zware en grove belediging en betekent een grote schande voor David en heel Israël. De mannen zelf schamen zich ook diep en krijgen daarom van David verlof om in Jericho te blijven, totdat hun baard weer aangegroeid is. Intussen stuurt David zijn leger Ammonieten af, dat hen

verslaat, zodat ze moeten vluchten. Dat wil zeggen de schande keert op hun eigen hoofd terug en zij staan nu zelf beschaamd. (Dat opzettelijke verminking schaamte meebrengt lezen we ook in Richt. 1 : 6, 7).)

In de Psalmen hebben we weer met een andere situatie te maken. Daar roepen de dichters soms schaamte als een objectieve werkelijkheid over hun vijanden af. Zo lezen we bijv. in Ps. 35, een gebed van David om hulp tegen de vijanden: Laten tezamen beschaamd en schaamrood worden, wie zich verheugen over mijn rampspoed; laten met schande en schaamte bedekt worden, wie tegen mij pralen" (vs 26; vgl. ook Ps. 40 : 15, 16; 70 : 3; 71 : 13).

Maar de psalmisten bidden ook dat ze zelf niet beschaamd mogen worden, als ze op de Here vertrouwen. Zo lezen we in Ps. 25 : "Bewaar toch mijn ziel en red mij, Iaat mij niet beschaamd worden, want ik schuil bij U" (vers 20; vgl. ook Ps. 31 : 2, 18).

De profeten voorzeggen dat Jahweh's oordeel zal komen over het zondige volk dat afgoden dient. "Gij zult beschaamd worden over de terebinten die gij hebt begeerd, en gij zult schaamrood worden over de tuinen die gij verkoren hebt" (Jes. 1 : 29). "Gelijk een dief te schande wordt, als hij wordt betrapt, zo wordt het huis van Israël te schande: ij, hun koningen, hun vorsten, hun priesters en hun profeten, die tegen een stuk hout zeggen: ij zijt mijn vader, en tegen een steen: ij hebt mij gebaard" (Jer. 2 : 26, 27).

(b) Er is echter in het Oude Testament ook een duidelijk subjectieve kant aan schaamte. We zien dat al in het citaat uit Jes. 1. We zien het ook duidelijk in het gebed van schuldbelijdenis, dat Daniël namens het hele volk uitspreekt: Bij U, Here, is gerechtigheid, maar bij ons een beschaamd gelaat, gelijk heden ten dage, bij de mannen van Juda, de inwoners van Jeruzalem en bij geheel Israël, bij hen die dichtbij en die veraf wonen in al de landen waarheen Gij hen hebt verstoten om de ontrouw die zij jegens U gepleegd hebben. Here, bij ons is een beschaamd gelaat, bij onze koningen, onze vorsten en onze vaderen, want wij hebben tegen U gezondigd" (9 : 7, 8; vgl. ook Ezra 9 : 6).

Jeremia verwijt het volk namens de Here God dat ze door het hele land heen afgoden gediend hebben. Ze hebben ontucht gepleegd met vele 'minnaars'. Maar ze schamen zich niet. Jeremia zegt van hen: Gij hebt een hoerenvoorhoofd; gij verkiest u niet te schamen" (3 : 3). Even later zegt hij nadrukkelijk van de leiders van het volk, de valse priesters en profeten, dat ze zich niet schamen (6 : 15). Door de profeet Ezechiël roept God de ballingen op om zich te schamen: Schaamt u en wordt schaamrood over uw wandel, huis van Israël" (36 : 32). Hier is schaamte het begin van de weg naar de verlossing en dus een positieve zaak.

Het Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament komen we deze groep van woorden veel minder vaak tegen. De accenten liggen hier anders. In het centrum staan Jezus Christus en zijn evangelie. Paulus en Petrus passen dan ook woorden uit Ps. 25 op Hem toe: Wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen" (Rom. 9 : 33, 10 : 11; 1 Petr. 2 : 6). De nadruk ligt hier op de subjectieve kant van de schaamte. In overeenstemming hiermee is dat het begrip 'schaamte' ook wordt toegepast op de navolging van Christus. Hij had trouwens zelf al tegen zijn leerlingen gezegd dat hun eeuwige toekomst beslist werd door hun relatie met Hem en door hun belijden van Hem in deze wereld. "Wie zich voor Mij en voor mijn woorden schaamt in dit zondig en overspelig geslacht, voor die zal de Zoon des mensen zich ook schamen, wanneer Hij komt in de heerlijkheid van zijn Vader, met de heilige engelen" (Mk. 8 : 38; vgl. Luk. 9 : 26).

Paulus zegt nadrukkelijk: Ik schaam mij niet voor het evangelie, want het is een kracht van behoud voor ieder die gelooft" (Rom. 1 : 13). Aan zijn geestelijke zoon Timoteüs schrijft hij dat hij zich niet schaamt voor het lijden om Christus' wil (2 Tim. 1 : 12) en hij roept Timoteüs zelf op om zich ook niet te schamen voor het getuigenis van Jezus Christus, en ook niet voor hem zelf, de lijdende getuige van het evangelie (1 Tim. 1 : 8). Ook bij Petrus komen we deze uitdrukking tegen: Als iemand als christen lijdt, dan moet hij zich niet schamen, maar God onder die naam verheerlijken" (1 Petr. 4 : 16).

'Niet schamen' heeft hier, hoewel het een negatieve woordconstructie is, een zeer positieve strekking. Het betekent hier juist het tegenovergestelde van schaamte: r openlijk voor uitkomen. De uitdrukking wordt dan ook door de schrijver van de brief aan de Hebreeën zonder enig probleem toegepast op Jezus en God. Jezus schaamt zich niet om zijn volgelingen 'broeders' te noemen (2 : 11), en God schaamt zich niet om de God van de aartsvaders, die in Hem geloven en op zijn beloften vertrouwen, te heten (11 : 16).

Een complex begrip

Schaamte is in de bijbel dus een zeer complex begrip. Het heeft ongetwijfeld in veel gevallen een zeer negatieve lading. Bij voorbeeld in Gen. 3, waar de eerste twee mensen zich in schaamte voor God verbergen, omdat ze tekort geschoten zijn in wat God van hen mocht verwachten. Dit tekortschieten heeft ook consequenties voor hun onderlinge verhouding. Die verhouding is niet meer open en onbevangen. Ze durven elkaar niet meer frank en vrij in de ogen te zien, maar proberen hun diepste innerlijk voor elkaar te verbergen. De schorten van vijgebladeren zijn er het teken van. Negatief is het ook, als mensen elkaar kwaad aandoen, eikaars eer aantasten en zo de ander te schande maken en die ander dwingen zich

te schamen. Negatief is het als de psalmdichters in hun nood bidden dat de Here God hun vijanden wil beschamen en hen zelf ervoor wil bewaren dat ze beschaamd worden, als ze hun vertrouwen op Hem stellen.

Maar er is ook de oproep om zich te schamen. Die oproep komen we vooral bij de profeten tegen. Hier is schaamte iets positiefs: het is de eerste stap op de weg van de bekering. Die bekering begint met de erkenning dat men tekort geschoten is en niet voldaan heeft aan Gods verwachting.

Deze dubbele lading laat duidelijk zien dat bijbel niet geïnteresseerd is in schaamte als een puur-psychologisch probleem. Het begrip is overal religieus gekleurd en heeft bijna overal primair betrekking op de relatie met God. Juist in deze religieuze zin ligt schaamte heel dicht bij schuld, al worden de twee begrippen nooit helemaal identiek.

Nog eens: schaamte en schuld

De begrippen kunnen inderdaad heel dicht bij elkaar liggen, zelfs zo dicht dat ze a.h.w. door elkaar heen lopen en ook door de persoon in kwestie met elkaar verward worden. Toch zijn ze wezen\ï]k verschillend. Lindijer geeft het voorbeeld van een patiënt van S. Levin door. Deze patiënt zei tegen Levin dat hij zich schuldig voelde over zijn echtscheiding, omdat hij hierdoor zijn kinderen hun vader had afgenomen. Levin begreep wel dat er inderdaad ook sprake was van een zekere mate van schuldgevoel, maar het sterkste gevoel was dat van schaamte, omdat de man in zijn huwelijk mislukt was en geloofde dat zijn vrienden hierom op hem neerkeken. De therapeut moest het schuldgevoel dan ook van zijn onjuiste etikettering ontdoen en het 'terugvertalen' in schaamte, om zo bij de eigenlijke problematiek te komen {a.w., 33).

Schuld is primair een juridisch begrip. Ze is het gevolg van de overtreding van de wet en brengt strafwaardigheid mee. In het begin van de brief aan de Romeinen zegt Paulus dat alle mensen schuldig staan voor God, zowel joden als heidenen. De apostel vat het samen in woorden die hij aan psalmen uit het Oude Testament ontleent: Niemand is rechtvaardig, ook niet een, er is niemand die verstandig is, niemand die God ernstig zoekt; allen zijn ze afgeweken, tezamen zijn ze onnut geworden; er is niemand die doet wat goed is, zelfs niet één" (3 : 10, 11). De apostel vindt die zondigheid ook nog in zichzelf, nadat hij Christus op de weg naar Damascus ontmoet heeft. Ook dan is de zonde nog steeds als een boze macht in zijn leven aanwezig. Ook na zijn bekering doet hij nog vaak niet het goede dat in hem is, maar volgt hij de stem van het kwade dat ook nog in hem aanwezig is (7:18, 19). Hij eindigt dit m.i. min of meer autobiografische stuk dan ook met de uitroep: Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? " (24) Maar hij geeft zelf ook het antwoord: Gode zij dank, door Jezus

Christus, onze Heer" (25).

Dat is de weg uit de schuld. Het is een weg die verschillende stappen kent. Omdat ik zonde gedaan heb, ben ik schuldig. In de weg van berouw en bekering kom ik tot schuldbelijdenis en het gebed om vergeving. Daarna volgt de vrijspraak om Christus' wil, zoals Paulus duidelijk zegt in het eerste vers van het hoofdstuk dat volgt op die autobiografische erkenning van zijn innerlijke tweeslachtigheid: 'Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn" (Rom. 8:1).

Met schaamte ligt het toch weer anders. Wel blijkt ook in de bijbel schaamte telkens weer samen te hangen met de relatie met God, maar nu wordt die relatie niet primair in juridische termen gezien, d.w.z. als de overtreding van een goddelijk gebod, maar eerder als een existentiële, emotioneel-religieuze reactie op het tekortschieten, het niet voldoen aan wat God van een mens verwachten mag. Deze visie ligt heel dicht aan tegen wat we ook in de psychologie tegenkomen: het niet voldoen aan de maatstaven die anderen aan je opleggen of aan de maatstaf die je jezelf hebt opgelegd. Ook dan roept dat tekortschieten schaamte op.

Een mens kan zich soms diep schamen tegenover de Here God, omdat hij zo weinig van zijn christen-zijn terecht brengt. In zo'n geval is het lang niet altijd zo dat hij verschrikkelijke dingen gedaan of gezegd of gedacht heeft. Dan zou er eerder sprake zijn van een overtreding en dus van schuld. In het geval van schaamte gaat het maar al te vaak om dingen die we niet gedaan hebben. Er is zoveel dat we niet doen: we stellen ons lang niet genoeg open voor de Heilige Geest, we verwaarlozen soms voor een hele lange periode ons gebedsleven, we laten de kans om in een gesprek een goed woord voor de Here Jezus te zeggen zo vaak schieten en we zwijgen uit angst of uit gemakzucht. Met andere woorden, we hebben in onze relatie met God gefaald. We voelen ons dan onwaardig en durven onszelf eigenlijk niet meer als een kind van God te zien.

De verloren zoon

Ik ontken uiteraard niet dat dit schaamtegevoel heel dicht in de buurt van het schuldgevoel ligt, en toch is het anders. Een goed voorbeeld van deze twee soorten van gevoelens, die dicht bij elkaar liggen, zelfs met elkaar verstrengeld zijn en toch niet identiek zijn, vinden we in de gelijkenis van de verloren zoon (Lukas 15 : 11-32).' Deze zoon is uit het ouderlijk huis weggelopen; hij vond het daar waarschijnlijk maar een dooie boel. Daarom eist hij zijn erfdeel op en vertrekt hij naar een ver land. Op een gegeven moment loopt hij daar helemaal vast en dan herinnert hij zich ineens zijn vader en diens huis en besluit hij terug te keren. Maar hij beseft heel goed dat hij niet terug kan komen als de zoon die jaren

geleden fier en trots op reis was gegaan. Er is te veel gebeurd. Dit besef blijkt duidelijk uit de woorden die hij van plan is tegen zijn vader te zeggen: Vader ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten; stel mij gelijk met een van uw dagloners" (Luk. 15 : 18, 19). Hier komen we beide gevoelens tegen: Ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u" - dat is het schuldgevoel. En: Ik ben niet langer waard uw zoon te heten" dat is het schaamtegevoel.

En zo komt hij thuis, waar de vader al op hem staat te wachten. Als hij zijn zoon vanuit de verte ziet, wordt hij met ontferming bewogen. Hij loopt hem tegemoet, valt hem om de hals en kust hem. De zoon zegt nog tegen hem: "Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten", maar de vader laat hem niet eens uitspreken, maar zegt onmiddellijk tegen zijn slaven: "Breng vlug het beste kleed hier en trek het hem aan en doe hem een ring aan zijn hand en schoenen zijn voeten. En haal het gemeste kalf en slacht het, en laten we een feestmaal hebben, want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden."

In deze woorden horen we wat de weg uit de schaamte tegenover God is. Ze komt hier op neer: Zeg maar eerlijk tegen Hem hoezeer je tegenover Hem tekort geschoten bent en hoop op zijn ontferming. Hij zal je heus niet wegstoten. Hij is een Vader vol ontferming, een Vader die je ondanks al die tekortkomingen aanvaardt als zijn kind.

Een evangelie voor geseculariseerde mensen?

Misschien vinden we hier ook een aanwijzing hoe we vandaag het evangelie moeten doorgeven aan mensen die in allerlei opzicht de schuldcultuur achter zich gelaten hebben, maar die nog wel van schaamte weten. Ze beseffen soms heel goed dat ze in veel dingen tekortschieten, dat ze het in veel opzichten laten zitten, dat ze eigenlijk maar weinig van hun leven terecht brengen. Diep in hun hart zijn ze zich ervan bewust dat ze op zoveel punten in hun \evsn falen. Ze hebben wat hun werk betreft lang niet bereikt wat ze wilden. Hun huwelijk is niet geworden wat ze ervan verwacht hadden. Ze hebben soms ook het gevoel dat ze weinig van de opvoeding van hun kinderen terecht gebracht hebben en ze vragen zichzelf vaak af: "Wat is er eigenlijk misgegaan? "* Ze voelen zich minderwaardig en hebben het gevoel dat hun omgeving hen eigenlijk als mislukkelingen beschouwt. Ze zijn verward in hun eigen gevoelens van schaamte en zien eigenlijk geen uitweg meer. Ze zouden niet weten met wie ze er over kunnen praten. Eigenlijk zouden ze dat ook niet durven, want ze schamen zich ook over hun eigen

gevoelens van schaamte.

Deze gevoelens kunnen ook een religieuze component hebben. Ze voelen zich ook niet goed genoeg voor God en zijn bang dat God (als Hij bestaat!) hen vast ook te 'min' zal vinden om bemoeienis met hen te hebben. Maar dan hebben ze toch een verkeerd beeld van God. Geen enkel mens is te min voor God. Hij is als de vader van de verloren zoon. Hij staat op ons allen te wachten. Hij wil ons allemaal aanvaarden als zijn kind, want zijn hart is vol ontferming. De God van de bijbel, die de Vader van Jezus Christus is, is een God van ontferming, die zijn armen naar ons uitstrekt en die zijn knechten, de engelen, toeroept: "Laten we feest vieren, want mijn zoon/mijn dochter hier was dood en is weer levend geworden, hij/zij was verloren en is gevondem" En zo beginnen ze in de hemel alvast feest te vieren, als mensen hier op aarde zich in hun schaamte overgeven aan God.

De weg uit de schaamte is zo toch weer anders dan die uit de schuld. Wel begint ook deze weg met het eerlijk uitspreken van onze schaamte. We zeggen tegen Hem hoe diep we ons schamen voor al die dingen waarin we tekortgeschoten zijn in ons leven. Maar we mogen in deze situatie onszelf ook toevertrouwen aan deze Vader, die net als de vader in de gelijkenis, op ons staat te wachten. De weg uit de schaamte is niet een doodlopende weg. Integendeel! Het einde van deze weg is niet minder dan het kindschap van God. "Mijn zoon hier, mijn dochter hier, was verloren en is gevonden! "

Maar er is ook nog een andere kant aan het doorgeven van het evangelie. Het moet ook gestalte aannemen in het christelijke leven, zowel van de individuele gelovige als van de christelijke gemeente. Hoe reageren wij als christenen op mensen die zich soms bijna voor hun mens-zijn schamen? Wat doen wij persoonlijk en als gemeente voor hen die nauwelijks meer een plaats hebben in de samenleving? Ik denk hier aan drugverslaafden, alcoholisten, daklozen, vrouwen die door hun mannen in de steek gelaten zijn, mensen die moeten leven van een uitkering en bijna dagelijks worstelen met hun stille armoede, enz. Deze mensen leven vaak permanent met gevoelens van schaamte. Wordt in onze houding tegenover deze mensen iets zichtbaar van de ontferming van de vader uit de gelijkenis? Is er ruimte voor deze mensen in onze gemeenten? Of zijn wij zelf en onze gemeenten zo 'verburgerlijkt', zijn we zulke 'fatsoensrakkers' geworden dat de deuren dicht blijven?

Zo lang dat gebeurt kan het feest in de hemel nog niet beginnen.


1 Dit is de uitgewerkte tekst van een lezing die ik op 5 augustus 1996 hield tijdens de vakantie-vormingsweek van de IZB in Dalfsen.

2 Vgl. Lindijer, a.w., 34vv.

3 F. de Lange, 'Moraal: een kwestie van smaak? Verschuivingen in de hedendaagse moraal', in D.G.A. Koelega en H. Noordegraaf, Moet moraal weer? , 1994, 14.

4 Deze gedachte sluit ook goed aan bij de vermoedelijke grondbetekenis van het werkwoord 'schamen' en van het zelfstandig naamwoord 'schaamte'. Men vermoedt namelijk dat ze samenhangen met 'haam' dat 'omhulling' betekent en dat terugkomt in de oorspronkelijke betekenis van 'zich schamen' als 'zich verhullen'. Vgl. ook de uitdrukking: ik zou wel weg willen kruipen van schaamte.

5 Ik ben op het spoor van deze gelijkenis gezet door W.G. Rietkerk, a.w., 70.

6 Vgl. Marga Kerklaan, Van huis uit. Drie generaties Icathotieken over de invloed va secularisatie op hun beleving van seksualiteit, gezin en geloof, 1994, 12.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

Theologia Reformata | 353 Pagina's

SCHAAMTE EN SCHULD¹

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

Theologia Reformata | 353 Pagina's