De gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester
Meditatieve exegese over Lukas 16:1-9
G.P.M. van der Linden
1. Hoofdbrekens
Weinig gelijkenissen hebben me zoveel hoofdbrekens gekost als de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester. Het duurde lang voor ik hierover durfde preken.
Want er zijn in deze gelijkenis een aantal punten die volgens ons niet met de bijbelse moraal kloppen en ook niet met de normen van Jezus, tenminste, wanneer je de gangbare uitleg volgt.
Verschillende vragen kun je stellen: hoe kan Jezus die onrechtvaardige rentmeester nu prijzen in vers 8? (want volgens mij is Hij Degene die de rentmeester prijst, ik vertaal ó K-upioq in vers 8 dan ook met Heere en niet met heer, trouwens, al zou met ó Kupioi; de heer van de rentmeester bedoeld zijn dan nog blijft de moeilijkheid staan, want het is niet voor te stellen dat de baas in die gelijkenis zijn onrechtvaardige rentmeester gaat prijzen die - naast alle verduisteringen die hij al had gepleegd - en er nu nog een schepje bovenop doet en sinterklaas gaat spelen van zijn geld).
Daarnaast is er ook nog de moeite met vers 9: vrienden maken met behulp van de onrechtvaardige Mammon is voor ons gevoel over de grens. Want we weten allemaal dat Mammon de god van het geld is en als daarbij gevoegd wordt: onrechtvaardige Mammon dan is dat het toppunt.
2. Actueel in onze tijd
Het kan voor sommige mensen in deze tijd een aangename zaak zijn dat Jezus geen enkele moeite schijnt te hebben met mensen die het geld gebruiken om daardoor sterker en meer zeker te staan in dit leven.
We leven immers in de tijd waarin de economie wordt gediend als een afgod. Rond de economie is een complete cultus ontstaan: de tempel is het bedrijfsleven, die moet in alles
voorrang hebben en wij moeten die daarom met alle eer omringen. De priesters zijn de economen die economie zonder God bedrijven. Zij worden aan alle kanten gerespecteerd. Ook brengen we offers: onze tijd en ons leven, want economie gaat voor de mens. En de zegen die de economie uitbetaalt is de welvaart. Maar of het ook welzijn is
De standaarduitleg van de gelijkenis past dan ook heel goed in dit denkpatroon; maak je vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon (zoals de N.V. suggereert).
3. Actueel in Jezus' tijd
De gelijkenis op zich geeft een beeld dat, zoals bij de meeste gelijkenissen, direct herkend werd door iedereen die hem toen hoorde. Want er waren in Jezus' tijd bijna geen rechtvaardige rentmeesters. Met name in Galilea kwamen dergelijke situaties voor: rijke mensen in Jerusalem en omgeving hadden landerijen in Galilea. Maar omdat het wonen in dat verachte Galilea niet aantrekkelijk was (kan er uit Nazareth iets goeds komen) werden die landerijen meestal niet door die rijken zelf beheerd.
Ze stelden een rentmeester aan.
Die rentmeester had grote bevoegdheden en weinig controle. Vaak interesseerde het de eigenaar ook niet wat die rentmeester uitspookte, als hij zijn geld maar binnenkreeg.
Rentmeesters waren dan ook oppermachtig en buitten die situatie goed uit. Ze liepen op de landerijen van hun baas rond alsof ze zelfde eigenaar waren. En de pachters, vaak de arme boeren, waren een prooi van hun willekeur en uitbuiting. De rentmeesters bepaalden zelfde pachtprijs en verdienden er vaak schatten aan.
4. Vastgelopen
De rentmeester in de gelijkenis wordt zo zwart mogelijk geschilderd. Hij wordt niet alleen onrechtvaardig genoemd, maar uit de gelijkenis blijkt ook nog dat hij knoeide met de boekhouding die hij voor zijn heer moest bijhouden. Vers 1: Kav oxtxoc, 5ieP^r|9T| auxco ayq SiaCTKOpJci^cov ta UTiapxovxa avToa)
En vers 2: xi XO'ÜTO ctKotxo Jtepi oot) anoSoq xov Xoyov xy\Q, olKovo^la(; OOD OV yap 5\)vr| en oiKovon-Eiv De boeken moesten dus op tafel komen.
Dan stort de hele wereld van de rentmeester in: bij zijn baas hoeft hij niet meer te zijn, die zal hem wegens wanbeheer ontslaan en het is te hopen dat hij hem niet voor het gerecht daagt, anders ziet het er somber voor hem uit.
Bij de pachters hoeft hij ook niet aan te kloppen, die zien hem allemaal als een uitzuiger.
En bij de mensen die hij iets geleend heeft, hoeft hij ook niet aan te komen, want ze hebben hem zoveel rente moeten betalen dat hij ook daar niet geliefd zal zijn.
Maar om weer met z'n handen te gaan werken (spitten in de gelijkenis) daar is hij te fijn voor gebouwd, vindt hij. En om te gaan bedelen, daar schaamt hij zich voor.
Een vastgelopen mens. In de preek kunnen we hier pastorale lijnen trekken, met name naar de zonde, waarvan wij denken dat we die onder controle kunnen houden, maar die op een gegeven moment ons volledig in de greep blijkt te hebben.
6. Slimheid of bekering
De rentmeester ziet de bui dus hangen en denkt koortsachtig na over zijn toekomst, zal er voor hem nog een toekomst zijn? Dan flitst een grandioos idee door z'n hoofd. Hij zal zich bemind maken bij zijn schuldenaars met behulp van het geld van zijn baas. Wanneer hij dan straks op straat komt te staan zullen zij hem wel verzorgen. De clou van deze standaarduitleg: door slimheid en met behulp van geld vrienden maken om je zo in te dekken voor de toekomst.
Zou Jezus deze schurk om deze slimme handelwijze kunnen prijzen?
Aan deze uitleg zit nog een andere moeite: zouden - wij (stel dat we zo'n pachter waren) zo'n mens die ons al die jaren heeft uitgezogen, iemand die ontslagen is wegens fraude, helpen? Veel eerder zou het spreekwoord ons in de mond komen 'eigen schuld dikke bult'.
Daarom ligt m.i. de kern van de gelijkenis heel ergens anders. Jezus prijst deze man niet om z'n slimheid maar om z'n bekering. Dat wordt duidelijk aan de hand van die nieuwe schuldbekentenissen.
7. Woeker
Uit gegevens van die tijd weten we dat de handel in olie en tarwe nogal vol risico was. Derhalve een speculatieve handel. Op het lenen van olie vroeg men in die tijd gerust 100% rente. En op het lenen van tarwe 25% rente. Maar nu komt het probleem.
De wet van Mozes verbood een Israëliet om rente te vragen aan z'n broeder die van hem leende. En daar zat je als handelaar. Maar de mens van nature is vindingrijk, het probleem werd eenvoudig opgelost.
De eerste man had 50 vaten olie geleend van de baas van de rentmeester en moest een schuldbekentenis tekenen van 100 vaten olie. Nergens stond zwart op wit dat hij 100% rente betaalde.
Zo ook met de tarwe. 80 zakken had hij geleend, voor 100 moest hij een schuldbekentenis schrijven, nergens stond op papier dat hij 25% rente betaalde.
God zou er niet boos om kunnen zijn. Zijn wet was immers niet overtreden en de boekhouding van God waar de goede en verkeerde daden van de rentmeester geregistreerd werden, werd niet belast met een overtreding van de wet op het verbod van rente. Iedereen, inclusief God, tevreden.
8. Scharnier
Hier komen we op het scharnier van de gelijkenis.
Jezus prijst deze man niet om zijn slimheid, maar om het feit dat hij met overleg te werk is gegaan en dat betekent in dit geval: bekering van zijn zondige daden.
God had hem stil gezet, hij was gaan denken over alles wat hij verkeerd gedaan had, hij kwam tot bekering, tot de omkeer van zijn leven. Z'n verkeerde daden die hij tot nu toe toedekte met een fraaie schuldbekentenis, werden hem tot zonde.
Hier ligt voor de verkondiging een actuele lijn!
Deze gelijkenis zegt ons, zoals op vele plaatsen in de bijbel, dat God weliswaar met pijn en afkeuring kijkt naar mensen die zonde doen, maar dat Hij toch, ondanks alles.
mensen prijst die - door Hem stilgezet - komen tot een omkeer, een bekering in hun leven en breken met die zonden.
De bijbel zegt: zonde doen is erg, maar zonde blijven doen is nog erger. Het allerergste, zegt God in de bijbel, is dat we zonde doen en die zonde camoufleren.
9. De doorgaande lijn in de context
Zo komt de context van hoofdstuk 16 in beeld:
Het trouw en rechtvaardig zijn in het kleine en grote (vers 10-12).
De radicale keuze: God èf Mammon (13).
Het gevaar van de geldzucht, hier Farizeeën (vers 13-15).
De heilzaamheid van het naleven van Gods geboden (16-17).
De tekening van de macht van het geld en de gevolgen daarvan in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus (19-31).
Jezus waarschuwt daarin met de woorden: zij (de broers van die rijke) hebben de wet van
Mozes, als ze daar niet naar luisteren, zal zelfs iemand die uit de doden opstaat hen niet tot bekering brengen.
Maar ook de context van hoofdstuk 15 in de gelijkenis van de verloren zoon: vrienden die je maakt met geld laten je in de kou staan.
10. Rentmeester
In onze tijd krijgen we steeds meer oog voor het feit dat God de eigenaar is van deze wereld en dat wij mensen aangesteld zijn als rentmeester. De wereld met alle schatten is ons toevertrouwd. Hoe gaan we met de toevertrouwde schatten om? Lopen we als die rentmeester uit de tijd van Jezus rond met een air of alles van onszelf is? Laten we daar Gods Normen gelden?
Gaan we met Mammon (niet alleen ons geld, maar in het Hebreeuws breder: je hele bezit, je vermogen) om als of we zelf de koning zijn en aan God geen verantwoording hebben af te leggen en er geen wetten van God bestaan voor het omgaan met datgene wat ons is toevertrouwd?
Misschien mag ik daarbij ook de gave van je verstand, de welvaart die we hier in het westen hebben, de rijkdommen die er in de schepping zitten betrekken.
En mag ik hierbij ook niet denken aan de geestelijke gaven die we in Gods Woord hebben, aan de rijkdom van Gods Verbond, aan de wetten en normen voor ons leven? Hoe zijn we daar rentmeester?
11. Coram Deo
Een ernstige lijn voor de actuele toepassing:
Deze gelijkenis loopt uit op xaq aicaviODq OK-nvaq. Dat is de symboliek voor de jongste dag, waarop Christus zal terugkomen en de eeuwigheid aanbreekt. Als nu vandaag die grote dag eens was en ik voor God kwam te staan en God de boeken opendeed, net als bij die rentmeester, wat zou Hij zeggen van mijn rentmeesterschap?
Ook wij zijn net zo slim als de Joden in Jezus' tijd, rente mag je niet rekenen, maar dan verhoog je toch gewoon de geleende som met het rentebedrag
Hoe vaak zouden wij, slimme westerlingen ons op die manier afmaken van Gods wetten en normen voor ons leven? Vers 9 haalt daarom geen streep door de ernst van de zonde en zegt: rommel maar met geld en maak er vriendjes mee, integendeel.
Aan de 'xaq aicoviot)^ oKnvaq' gaat iets vooraf: het eerlijke, alles doorgrondende oordeel van God dat al onze daden toetst aan Gods normen en niet wat wij vinden of wat onze samenleving er van maakt en waar we inmiddels allemaal aan gewend geraakt zijn.
Durven wij dit aspect aan de orde stellen in de verkondiging?
12. Met behulp van?
Toch blijven we zitten met vers 9, tenminste wanneer we de N.V. volgen.
De Griekse tekst zegt:
Kaï eyco x> \y\\ Izjm eauxovq TroiTiGaxe (piXoax; EK XO-Ü ^a^cova xtiq a5iKia(; iva oxav eKA.i7tTi bttfüviai \)\yac, eiq xaq ai(Dvio\x; OKTivaq
De N.V., vertaalt: En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten.
De SV heeft: En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen.
De clou zit in de vertaling van EK XOV ^a^cova xriq aSiKiaq.
Wanneer we EK (met de SV) vertalen met uit, in de betekenis van los van. dan wordt de gelijkenis helder: maak je vrienden uit, weg van, met loslating, van je geld.
Op deze wijze is de gelijkenis in harmonie met heel hoofdstuk 16 en hoeven we ons in geen bochten te wringen om de gemeente voor te houden dat de Mammon soms wel nuttig kan zijn, mits jij er maar de baas over blijft.
Maar zo komt het iva oxav EK^ITTTJ ÖE^covxai •ü\iac, zrc, xaq aioovioix; OKTivaq ook tot z'n recht. Want hoe zouden vrienden, die leven van de Mammon, jou kunnen helpen wanneer deze Mammon wegvalt? En hoe zou dat kloppen met de gelijkenis van de verloren zoon in hoofdstuk 15, waar de jongste zoon vrienden had toen hij geld had.... Maar toen hij zonder zat...
13. De wortel van alle kwaad
Heel hoofdstuk 16 is een ernstige waarschuwing tegen geld en geldzucht, dat terecht de wortel van alle kwaad genoemd wordt. De Farizeeën worden door Jezus geldzuchtig genoemd.
Is er in onze tijd een woord dat meer fascineert dan geld?
Is er in onze tijd een woord dat meer verweven is met fraude, egoïsme, haat, ruzies, carrièredrang, aanpassing en inpassing van God wet, moord, echtbreuk, diefstal, leugen enz. enz.? dan geld?
Daarom is het m.i. op z'n plaats hier een indringende toepassing te maken naar onze leven als christen in deze, van geld en economische vooruitgangsstreven doortrokken, samenleving. Opdat de boodschap van de Heiland ook heden heilzaam zij: maak u vrienden met
loslating van de Mammon ....en je zult direct merken dat het echte vrienden zijn!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998
Theologia Reformata | 272 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998
Theologia Reformata | 272 Pagina's