Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GEREFORMEERDE THEOLOGIE: KOSTBAAR EN KWETSBAAR

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GEREFORMEERDE THEOLOGIE: KOSTBAAR EN KWETSBAAR

29 minuten leestijd

Bewerking van een reactie op de lezing van M.E. Brinkman over: De toekomst van de gereformeerde theologie, gehouden op de predikanten-contio van de Gereformeerde Bond 1998.

W. Verboom

Inleiding

Ik herinner me als de dag van gisteren dat we als middelbare scholieren op weg naar het christelijk lyceum in Dokkum in de vijftiger jaren eens letterlijk gevochten hebben om Kuypers leer van de veronderstelde wedergeboorte. In de Noord-Oosthoek van Friesland had de Doleantie stevig wortel geschoten en was de leer van Kuypers veronderstelde wedergeboorte voor meerderen heilig. Zo ook voor de gereformeerde vrienden met wie ik naar school fietste. Zelf had ik thuis geleerd dat Kuypers leer een dwaalleer was. Er valt niets te veronderstellen als het om wedergeboorte gaat. Wedergeboorte is een bijzondere ingreep Gods in je leven en als je die daad Gods niet ervaren hebt dan is het zelfbedrog om te denken datje wedergeboren bent. Mijn vrienden zeiden: 'Als je gedoopt bent, ben je wedergeboren? ' 'Mocht je willen? ', zei ik. 'Waarom wordteen kind dan gedoopt? ', repliceerden zij. 'Dat is alleen uitwendig', zei ik mijn ouders na. 'Nietwaar, dat is ook inwendig', zeiden zij hun ouders na. 'Helemaal niet', zei ik, 'moetje die mensen bij jullie zien, die wel gedoopt zijn, maar ze leven maar raak. Ze rijden zelfs op zondag in een auto'. 'Onzin', zeiden ze, 'blijf van Kuyper af.' 'Nee', zei ik, 'hij heeft jullie misleid.' Zo ging dat door, tot we van de fiets afsprongen en elkaar te lijf gingen. De leer van de veronderstelde wedergeboorte werd uitgevochten langs de trekvaart tussen Kollum en Dokkum.

Ach, dat alles lijkt iets uit een andere wereld. We kunnen het ons nu niet meer voorstellen dat middelbare scholieren hierom elkaar te lijf zouden gaan. De vraag komt bij je op: waarom gebeurde het toen? Waarom werden we zo fel? Hing die kwestie van de veronderstelde wedergeboorte soms samen met allerlei andere geloofs-en kerkelijke zaken? Botsten hier twee geloofsbelevingen op elkaar? Het zou best eens zo kunnen zijn, gezien hetgeen we in de lezing van M.E. Brinkman hebben gehoord. De leer van de veronderstelde wedergeboorte zou wel eens iets te maken kunnen hebben met een mensbeeld en wereldbeschouwing die zichzelf calvinistisch noemde, maar door anderen als neo-calvinisme - met als bijsmaak: namaak-calvinisme - werd getypeerd. Vocht de calvinist op weg naar school met de in zijn ogen neo-of namaak-calvinist ? Hoe dit ook zij, de vechtpartij tussen

Kollum en Dokkum is een voorbeeld hoe bloedemstig het in de gereformeerde theologie kan toegaan. Gereformeerde theologie is geen salon-theologie, maar theologie die je met alle vezels van je bestaan beoefent. Die houding proef ik bij Brinkman en vanuit die houding wil ik proberen te reageren op wat hij heeft gezegd.

Mijn co-referaat is in de volgende punten verdeeld:

1. Een eerste reactie op de lezing van Brinkman

2. Verder nadenken over Kuyper

3. Leven uit de belijdenis

4. Gevaren voor de gereformeerde theologie

5. Mogelijkheden voor de gereformeerde theologie

6. Enkele slotopmerkingen

1. Een eerste reactie op de lezing van Brinkman

Brinkman heeft drie thema's aan de orde gesteld, die elk van groot belang zijn. Ten eerste de theologische opstelling van Kuyper en Bavinck. Ten tweede de betekenis van de gereformeerde confessie en ten derde het gebeuren van de secularisatie. Graag geef ik op elk van deze drie thema's nu eerst een korte reactie.

Voor zover ik het kan beoordelen is de analyse van Kuypers en Bavincks theologie door Brinkman juist. Kuyper en Bavinck hebben er mee geworsteld om de klassiek gereformeerde erfenis tot spreken te brengen in een totaal veranderde West-Europese cultuur. Ik moet zeggen dat Brinkmans verhaal me bij het lezen en herlezen steeds meer begon te boeien, juist vanwege deze theologische intentie van Kuyper en Bavinck. Laat ik eerlijk zeggen dat ik nooit veel zin gehad heb om me in Kuyper te verdiepen (met Bavinck lag dat anders). Speelt het jeugdtrauma daarin mee? Maar het moet toch bijzonder waardevol gevonden worden dat Kuyper en Bavinck een authentieke poging hebben gedaan om vanuit de gereformeerde traditie tot een confrontatie te komen met de cultuur waarin zij leefden? Hier moet de hand in eigen boezem. Laten wij het op dat punt niet vaak afweten? Ik kan dus iets leren van het theologische 'Anliegen' van Kuyper en Bavinck.'

Verder ben ik heel blij met wat Brinkman over de belijdenis en de belijdenisgeschriften heeft gezegd. Hij pleit voor een eerherstel en dat raakt me. Juist hij, die weet wat het is om aan het oecumenisch gesprek deel te nemen, onderstreept de waarde van de gereformeerde belijdenisgeschriften. Hij noemt ze parels. Hij pleit voor re-confessionalisering. Terwijl hij ook benadrukt dat het niet slechts om repristinatie kan gaan, maar dat een belijdenishermeneutiek nodig is. Ik deel dat, juist om zo tot eerherstel van de confessie te komen.

Het derde thema gaat over de secularisatie. Ik kom hier op onderdelen tot andere afwegingen dan Brinkman. Ik denk dat de kerkelijke betrokkenheid in delen van ons land mede te maken heeft met de grote nadruk die het Woord en de prediking van het Woord voor het geloof in onze kerken hebben gehad. Dat bracht mensen in de kerk onder het Woord. Ook wat Brinkman zegt over de invloed van het christelijk geloof in de maatschappelijke verbanden zou ik willen nuanceren. Er zijn christelijke zuilen, maar daarbuiten is er van invloed van wat deze zuilen voorstaan weinig te merken.

Brinkman noemt drie reacties op de secularisatie in onze kerken. De orthodox-protestantse, de oecumenisch-protestantse en de evangelisch-protestantse. Over de tweede

groep: de oecumenisch-protestantse is hij kort. Is daar zo weinig over te zeggen? Misschien wel. Hoe kan het dan toch dat juist deze groep zoveel invloed heeft in kerk en theologie? ' Dat is toch bevreemdend? Met dankbaarheid mogen we zijn pleidooi voor een duidelijk herkenbare christelijke levensstijl beamen.

Hij besluit met een zekere relativering van de hermeneutiek. Uiteindelijk verrast de Heilige Geest ons ook nog eens een keer. Dat is waar. Alleen, eerlijk gezegd vind ik zijn visie daarop in ons gezelschap niet zonder risico. Wij beginnen nog maar net met de hermeneutische doordenking van het erfgoed van de traditie, of we moeten er nog mee beginnen, en nu zegt Brinkman tegen ons dat hermeneutiek ook niet alles is. Ik hoop niet dat we nu gaan denken: o, maar dan beginnen we er ook maar niet aan. Want het moet naar mijn inzicht echt wel. Pas als je door de hermeneutiek bent heen gegaan zoals Brinkman, kun je zijn relativerende opmerking begrijpen. Tot zover een paar reacties op het referaat. Ik wil nu proberen enkele eigen gedachten te ontwikkelen over het onderwerp en blijf daarbij voor mijn gevoel voortdurend met Brinkman in gesprek.

2. Verder nadenken over Kuyper

Als Brinkman de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken in Nederland tekent in de afgelopen eeuw, dan doet hij dat aan de hand van de theologie van Kuyper en Bavinck. Nu is er in de Gereformeerde Kerken echt theologie beoefend. Een stroom van publicaties kwam uit Kampen en Amsterdam.' We hebben er allemaal dankbaar gebruik van gemaakt.

Nu laat Brinkman zien dat het programma van Kuyper hermeneutisch van aard was. Dat het hem er om ging dat hij en Bavinck het erfgoed van de Reformatie, in het bijzonder het calvinisme van de zeventiende eeuw, zouden vertalen naar de tijd waarin zij zelf leefden. Ze wilden de erfenis maar niet alleen bewaren, maar ook vernieuwen. Brinkman constateert achteraf dat dit programma is mislukt. Tegelijk orthodox en modem zijn kon niet samengaan. Dat zat niet in het programma zelf, (Brinkman doet niet mee aan zwarte pietspel) maar in de gebrekkige honorering van de twee bewegingen van het bewaren en het vernieuwen. Hier wil ik graag dieper op in gaan. Ik heb zeker geen behoefte iemand de zwarte piet toe te spelen, het past me ook helemaal niet, maar ik zou toch willen vragen of de wijze waarop de leer van de gemene gratie door Kuyper werd gehanteerd niet mede bepalend is geweest voor de latere ontwikkelingen en of zijn visie op de bijzondere genade daar niet eveneens mee te maken heeft. En ook de wijze waarop beide zich tot elkaar verhouden.

Wat verstaat Kuyper onder de gemene gratie? In zijn gelijknamige boek zegt hij hiervan dat onze menselijke natuur door de zonde niet is verminkt, maar verdorven, d.w.z. de haar oorspronkelijk inwonende krachten en vermogens zijn haar niet ontnomen, maar deels tot werkeloosheid gedoemd, deels, wat haar werking betreft, in haar tegendeel omgezet." Enerzijds erkent Kuyper het volstrekte bederf van onze natuur, maar anderzijds is er in haar een rijke ontwikkeling en er komt zoveel lieflijks uit haar voort.'

Dat er in de zondige wereld zoveel goeds is krijgt een zwaar accent. Heeft Kuyper de demonie van de anti-goddelijke machten wel voldoende doorzien? Ik denk aan Kuypers staatsbeschouwing. Bij A .A. van der Schans las ik daarover het volgende: ? 'Kuyper gaat

uit van een christelijke natie'. Hij citeert hem vervolgens als volgt: 'En wijl we nu niet een volk van atheïsten, maar een christelijke natie zijn, wenschten we aan de staat zulk een regeling te geven, die practisch op dien toestand past, d.w.z. een inrichting, waarin de christen zich thuis en op zijn plaats gevoelt en die den atheïst steeds aan het onloochenbare feit herinnert, dat niet de christen, maar hij uitzondering is' .'* Kuyper leefde nog in een overwegend christelijke cultuur. Dan kun je zeggen: de wereld valt mee. Dan kunje in je methode zonder argwaan opereren met het rationele en het denknoodzakelijke. Achteraf bekeken is de wereld die niet meer van Gods bijzondere openbaring wil weten veel gevaarlijker gebleken. Dat hebben we met alle reserves die we hebben toch van Barth geleerd.' Waar een natuurlijke theologie ons kan brengen heeft deze eeuw ons wel laten zien.' Spreken Calvijn en de Nederlandse Geloofsbelijdenis niet veel ingehoudener over de algemene genade en algemene openbaring? Er zijn weliswaar vonkskens uit het paradijs in de mens overgebleven, er is sprake van een burgerlijk goed. Maar het gaat er daarbij vooral om dat de mens voor God niet te verontschuldigen is. (NGB, art. 14)" Vonkskens moeten vonkskens blijven en geen fakkels worden.

Ik zou op dit punt niet willen kiezen tussen Kuyper of Barth. Maar wel tussen Calvijn of Kuyper, tussen Calvijn of Barth. Ik denk dat iemand als J. H. Bavinck, wiens visie op deze materie ten onzent helder is weergegeven door P.J. Visser, een juist standpunt inneemt tussen de Scylla van Kuyper en de Charibdis van Barth. Religie is niet het menselijk zoeken en verlangen naar God, maar het resultaat van menselijk reageren, verdringend en vervangend hetgeen God van zichzelf te kennen geeft in zijn algemene openbaring.'" Mijn vraag is: ga je niet te ver door een theologisch stelsel, een levens-en maatschappijbeschouwing op de leer van de gemene gratie te bouwen? "

Daar komt dan een tweede punt bij: de visie op de bijzondere genade. Volgens Kuyper hebben kinderen van het verbond de genade van de wedergeboorte ontvangen. Tenzij later anders blijkt. Is hier de genade niet te veel tot een substantie geworden die een wedergeboren mens bezit en vervolgens tot zijn beschikking heeft? '^ Kan dat niet tot overschatting van de christen leiden, tot overschatting van de calvinist? Hier speelt ook de visie op de antithese een rol. Wie garandeert me dat de christen, de calvinist de weelde van een breed opgevatte 'gemene gratie' kan dragen? Zitten de machten van het kwaad, van de wereld niet ook in het hart van de christen of de calvinist? Ik bedoel: is er behalve onderschatting van het kwaad in de wereld ook niet sprake geweest van een overschatting van de begenadigde, wedergeboren christen? Heeft dit theologisch denken niet de correctie van Luther nodig: 'Wir sind Betier, hoc est verum? '' Wat zou Kohlbrugge van Kuyper hebben gevonden? '^ Spannende vragen die niets van hun relevantie hebben verloren.

In onze tijd is de samenleving ontkerstend. Anders dan in Kuypers dagen. Is het voor de nazaten van Kuyper misschien daarom zo moeilijk om de tijdgeest te ontmaskeren en in de kern aan te pakken? Komt het daardoor dat men te weinig kritisch het moderne denken dat zich tot in de huiskamers aandiende, tegemoet trad? Waarbij ik ook denk aan de soms weinig kritische aanvaarding van de resultaten van de natuurwetenschappen."

In onze tijd zien we dat de algemene en bijzondere genade als twee gelijkwaardige equivalenten in elkaar overvloeien. De religieuze mens mag er zijn en de christen is er een verbijzondering van.'* Nee, zo heeft Kuyper het ten principale nooit gewild, Bavinck

evenmin. En ook daar waar hun leer van de gemene gratie geen rol gespeeld heeft, is het tot deze hedendaagse opvattingen gekomen. Hier past ons inderdaad geen zwarte pietspel, maar we mogen wel kritische vragen stellen om de loop der dingen te verstaan.

3. Leven uit de belijdenis

Ik wil nu iets zeggen over de plaats en functie van de belijdenisgeschriften in de gereformeerde theologie.

De belijdenisgeschriften van de kerk zijn niet ontstaan in de stilte van de studeerkamer, maar in de hitte van de strijd van de kerk om het Woord. In de meeste van onze confessies zijn de sporen van die strijd zichtbaar.

Zo trilt in de oecumenische belijdenisgeschriften het geding na om de godheid van Jezus. In de vaak minutieuze formuleringen gaat een enorme spanning schuil.

In de belijdenissen van het Gereformeerd Protestantisme is het niet anders. Zo is in elk artikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis de worsteling te merken van een kerk die zich vrij vocht van een dodelijke dwaalleer. De inzet, daar waar het om gaat, is het Evangelie van vrije genade, dat op haar beurt opkomt uit de verkiezende liefde van de eeuwige God. In dat Evangelie klinken de drie liederen van het sola fide, sola gratia en het sola scriptura hoog op.

Nu dragen onze belijdenisgeschriften de trekken van de tijd waarin ze zijn ontstaan. In formulering, in het stellen van prioriteiten, enz." Maar ondanks dat, of liever gezegd, juist in die tijdbetrokkenheid wordt duidelijk dat hier het hart van de kerk klopt. Een kerk die slechts leven kan en wil van het Woord. Niet slechts conceptueel maar zeer existentieel. Diep doorleefd, zoals in zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus tot uiting komt. Zo wilde de confessie ook functioneren in de reformatorische kerk in ons land. Datje in de vorige eeuw van een verandering wat betreft de plaats van de belijdenis kunt spreken in de zin van formalisering, zoals Brinkman zegt, lijkt me aanvechtbaar. Heeft de belijdenis niet vanaf de eerste kerkvergaderingen in of buiten ons land (Wezel (1568), Emden (1571), Dordrecht (1574), enz. de betekenis gehad van een regel voor geloof en leven? '* Was de kerk ook vóór het religieus Reveil in de vorige eeuw naar haar wezen niet een kerk die leefde uit haar belijdenis, ook al werd dat door haar leden lang niet altijd zo beoefend? Veranderde dat juist in de vorige eeuw niet, toen b.v. de 'quia - quatenus'-kwestie een rol van belang speelde? "

Gereformeerde theologie wortelt in onze belijdenis. Door heel wat theologen is in de loop der tijd al verwoord om welke thema's het dan gaat. Wat typerend is voor het gereformeerd belijden, c.q. de gereformeerde theologie. Genoemd worden: het gezag van de Schrift, de predestinatie, de rechtvaardiging van de goddeloze, de katholiciteit van de kerk, de gloria Dei en andere theologoumena.^"

Het nadeel van dergelijke opsommingen is dat het in de gereformeerde theologie lijkt te gaan om een aantal waarheden, waarmee men dient in te stemmen. Zoals kralen samen een snoer vormen, zo vormen deze waarheden het snoer van de gereformeerde belijdenis.

Het beeld van een snoer met waarheden moeten we verwerpen. Het gaat in onze belijdenis niet om een 'summary' van waarheden, maar het gaat om een levend hart dat klopt.

Als ik dat hart moet verwoorden, dan zou ik het zo zeggen: het is het geloof in de drieënige God, die zich door zijn Woord heeft geopenbaard in Zijn Zoon Jezus Christus.

Het gaat er om dat we Jezus Christus belijden als het centrum van de Schriften. Zoals reeds de geloofsbelijdenis van Nicea het zei: Die om ons mensen en om onze zaligheid is neergekomen uit de hemel. Die ook voor ons gekruisigd is. Het gaat in onze belijdenis ten diepste om Jezus Christus, de Zaligmaker van zondaren. Door Hem worden we met God verzoend en verlost van de machten van zonde, schuld en dood. Daar gaat het om. We belijden Jezus als de Christus, die een drievoudig ambt bekleedt: het profetische, het priesterlijke en het koninklijke, waarvan het kruis en de opstanding het brandpunt vormen. In Christus en zijn daden rust ons hele heil."' De Dordtse Leerregels (1618-1619) laten zien dat dit heil in Christus wortels heeft die dwars door de tijd heen reiken tot in de eeuwigheid. In de eeuwige God ligt ons heil vast.

Brinkman deelt dit centraal stellen van de verzoening van ganser harte. Maar hij zegt er bij dat er ook een krans van andere woorden omheen ligt. Ik zeg: akkoord, maar dan wel in een organisch verband met de verzoening en verlossing. Om het beeld van het hart vast te houden, we kunnen hier van kransslagaders spreken. Zij zijn onlosmakelijk met het hart verbonden. Is er iets met hen aan de hand, dan ook met het hart. Slibben de kransslagaders van het schriftgezag, de bevinding, het verband tussen rechtvaardiging en heiliging enz. dicht, dan is het hart in gevaar.

Het is daarom dat je als gereformeerd theoloog koorts krijgt als de verzoening en de verlossing door Jezus Christus in het geding is. Onmiddellijk wordt alles in je wakker, want hier gaat het om het hart.

In de Verklaring van overeenstemming van de SOW kerken in 1983 stond dat het in het geloof van de kerk om de verzoening gaat.^^ Veertien jaar later spreekt een van de synoden van deze kerken uit dat er begrip moet zijn voor de opvattingen van C.J. den Heijer als hij zegt dat de klassieke verzoeningsleer van de kerk niet in de Schrift zelf voorkomt. Zeker, de gereformeerde verzoeningsleer werd in de kerk meer ter discussie gesteld. We denken aan de denkbeelden hierover van prof. Smits (1959) en dr. Wiersinga (1971 en 1972)." Maar in hun geval spraken synodes uit dat deze denkbeelden in strijd waren met het getuigenis van de Schriften. Nu is er een wissel omgegaan. Het gaat hier niet alleen om een discussie op het vakgebied van het Nieuwe Testament. Het gaat hier om het hart van de belijdenis van de kerk. Ik citeer uit het boek van Den Heijer: 'Ik vraag echter wel begrip voor al diegenen die zich in de bewoordingen van oude belijdenissen en dogma's niet meer kunnen vinden. De eerlijkheid gebiedt mij te erkennen dat ik zelf behoor tot die categorie gelovigen. Ik ken de oude en vertrouwde geloofswaarheden, maar ze kunnen mij niet meer ontroeren of inspireren. De woorden en beelden hebben aan betekenis ingeboet. De spanning is langzamerhand weggeëbd.''"

Den Heijer's woorden vormen de stem van velen. Als hij over zijn gevoelens spreekt ten aanzien van de belijdenis, dat ze niet meer echt functioneren in zijn leven, dan is hij inderdaad niet een uitzondering. En we moeten ook zeggen dat we dan niet alleen naar de Gereformeerde Kerken en het brede middenveld van de Hervormde Kerk moeten kijken, maar ook naar de eigen kring.

C.G. Geluk schrijft in zijn boek Een traditie in beweging dat hij op grond van een kleine enquête moet concluderen dat jongeren die leven in de gereformeerde traditie, die hij ondervraagd heeft niet ervaren wat de rijkdom van de gereformeerde belijdenis is. Het opmerkelijke is echter wel dat in het geloofsleven van deze jongeren Jezus Christus en zijn verlossingswerk een grote plaats inneemt."' Maar dan vraag ik verbaasd: gaat het daar dan niet om in onze belijdenis? Is dat nu juist niet het hart, waar het op aan komt? Een hermeneutiek van de belijdenis, ja, die is nodig, maar dan niet zo dat door onze eigen ervaringen het hart van ons belijden wordt ondergesneeuwd, maar dat er sprake is van een actualisering van het hart van de belijdenis. Jezus Christus, de gekruisigde en opgestane Heiland. Hij is de rijkdom van onze gereformeerde belijdenis. Daaromheen bevinden zich de kransslagaders en het hele netwerk van bloedvaten van gereformeerd belijden en spiritualiteit, maar dit is het hart. En het gaat er om dat we in het doordenken en het belijden daarvan zelf een existentiële relatie met dit hart hebben, waar ook Brinkman voor pleit. Dan wordt in ons leven zichtbaar wat we geloven als gereformeerd theoloog. Een gereformeerd theoloog is iemand die uitstraalt wat hij doordenkt als het hart van de confessie.

Zou hier ook niet het wervende, het samenbindende van het gereformeerde belijden liggen? Ik denk hierbij aan de verhouding met de Evangelischen. Ook zij belijden Jezus Christus, de Gekruisigde en de Opgestane als het hart van de Schrift en dus van het geloof. Vanuit dit hart zouden gereformeerde en evangelische theologie elkaar wederzijds kunnen bevruchten in een kritische dialoog. Zodat wat de een zegt niet alleen maar reactie is op wat de ander zegt, alleen maar correctie, alleen maar afwijzing, maar dat het een ontdekking is, dat het bij evangelischen en gereformeerden om dat hart gaat."

Gereformeerde theologie is bevindelijke theologie. Waarin het hart van de belijdenis het bloed als leven door de kerk stuwt. Hebben we dat in onze tijd niet hard nodig?

Volgens Brinkman zijn veel predikanten vandaag de belijdenissen gewoon kwijt. Hij pleit voor reconfessionalisering. Een eerherstel van de belijdenis. Ik juich dat van harte toe en onderstreep zijn opmerking dat het vak Symboliek in de opleiding van predikanten een grote plaats dient te hebben. Onbekend maakt onbemind. De vervreemding van de confessie in de kerk komt niet zomaar uit de lucht vallen. Watje niet kent, mis je niet. Hoe kan dan de confessie haar waarde bewijzen?

4. Gevaren voor de gereformeerde theologie

Naar aanleiding van het onderwerp in dit artikel zou ik enkele gevaren willen signaleren die een gereformeerde theologiebeoefening bedreigen.

1. Het isolement

Wanneer je leeft en theologiseert vanuit de gereformeerde traditie, heb je de neiging om je terug te trekken uit het hedendaagse theologische debat. In de ontmoeting met andersdenkenden sta je op de tocht. Je huivert en je zou het liefst weer snel mogelijk naar binnen gaan en leven in een subcultuur temidden van de bedreigende buitenwereld. Maar dan zien we niet dat we een roeping hebben om onze stem te laten horen in het theologisch discours zoals dat vandaag gevoerd wordt.

Om een voorbeeld te noemen. In april j.l. werd de kerkendag te Kampen gehouden over de verzoening. We kunnen denken: daar doe ik niet aan mee, want het gaat daar uitsluitend om intermenselijke verzoening. Maar we kunnen ons ook laten leiden door roepingsbesef om temidden van alles wat gezegd wordt te wijzen op de noodzaak van de verzoening met God, door Wie er pas onder mensen verzoening mogelijk is. Als je dat zegt krijg je misschien geen applaus. Maar dat hoeft ook niet. Gereformeerde theologie is geen applaus-, maar kruistheologie.

Ik zou als het om het gevaar van het isolement gaat heel wat dingen kunnen noemen. Ik zal dat niet doen. Ik noem alleen het volgende. Het valt me op dat er onder hervormdgereformeerden behoorlijk wordt gestudeerd. Dat is goed en nodig. Maar kiest men niet vaak vakken waarbij het gevecht om het verstaan van het Evangelie in onze tijd niet direct tot de scopus van de studie behoort? De meesten kiezen een kerkhistorisch of dogmenhistorisch onderwerp. Een veel kleinere groep kiest voor bijbelse, systematische of praktische theologie. Terwijl met name op deze vakgebieden de confrontatie tussen onze gereformeerde traditie en de cultuur niet uit kan blijven. Ik zie het als een opdracht, dat door meerderen vanuit de gereformeerde theologie deze confrontatie wordt aangegaan.

2. De aanpassing.

Ik signaleer een ander gevaar. Dat heeft alles te maken met het zojuist gezegde. Dat is de aanpassing, waardoor je het eigene van de gereformeerde theologie kwijtraakt. Je kunt deze beweging theologisch best motiveren. Bijvoorbeeld meteen beroep op de pneumatologie. De Geest gaat in in de cultuur van onze tijd. Hij neemt gestalten aan in de cultuurexpressies van onze tijd. Wie kan de Geest narekenen en wegen voorschrijven? Werkt de Geest alleen door het Woord, alleen in het christelijk geloof? Eenmaal op deze weg ben je binnen de kortste keren het hart van de confessie kwijt. De Geest gaat wel in op de cultuur, maar niet op in de cultuur. De Geest staat er ook kritisch tegenover. Fascinerend blijft de methode van H. Bavinck. In gesprek zijn met andersdenkenden, meevoelen wat hen beweegt, en op het juiste moment zeggen wat vanuit het Woord gezegd moet worden." Als de gereformeerde theologie haar eigenheid verliest is ze geworden als zout dat smakeloos geworden is. Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen te worden en van de mensen vertreden te worden (Matth. 5:13).

3. De ontbinding

Waar we ten derde in de gereformeerde theologie ook voor moeten oppassen is dat we zelf uitéén vallen.Wanneer het samenbindende ontbreekt en we gaan ons alleen maar richten op één bepaalde richting in de gereformeerde theologie, dan is het niet denkbeeldig dat we elkaar kwijtraken. We zijn dan te vinden in ons eigen theologisch huisje, en weten waar het bij mensen in andere huisjes aan schort. Ik zie het zo voor me: hier wonen de Kohlbruggianen, daar de mensen van de volkskerk, daar de aanhangers van de Utrechtse School, daar de theologen van het verbond en daar de theologen van de wedergeboorte, daar de theologen van het ambt, daar die van het charisma, enz. Zo breekt de gereformeerde theologie uiteen en verliest ze haar kracht, terwijl juist de veelkleurigheid in de gereformeerde theologie zo bevruchtend voor het geheel zou kunnen zijn.

4. De abstractie

Ook zie ik het gevaar van een abstractie-\h& o\ogi& . De gereformeerde theologie heeft het over zaken die wel niet tijdgebonden zijn, maar wel tijdbetrokken. Het gevaar is dat we de tijdbetrokkenheid kwijtraken en de verbinding tussen Woord en werkelijkheid verliezen. Dat merk je vooral in de prediking. Dan gaat het in de prediking niet over mensen van vlees en bloed maar over geabstraheerde, tijdloze wezens. Gereformeerde prediking heeft in haar tijdbetrokkenheid veel zeggingskracht, maar wanneer die prediking abstraheert dan gaat het niet goed. En gaat het wel zo goed met onze prediking? Men leze het artikel 'Woord en werkelijkheid' van F.G. Immink in Theologia Reformata van december 1997.^"

5. Mogelijkheden voor een gereformeerde theologie

Er zijn naast gevaren ook mogelijkheden voor een gereformeerde theologie vandaag. Ik denk eerst aan de mogelijkheid voor het interne kerkelijke geloofsleven en ik denk ten tweede aan het bredere maatschappelijke leven vandaag.

1. Het interne kerkelijke leven

De gereformeerde theologie heeft veel in huis voor het persoonlijke geloofsleven. Gereformeerde theologie is in de goede zin van het woord bevindelijke theologie. Tegenover het rationele en het activistische is er in de gereformeerde theologie ruimte voor de beleving van het hart. En dat is juist zo belangrijk voor ons mens zijn. Daar kan geen mens, geen kerk, geen theologie zonder.

Het gaat bijvoorbeeld niet alleen om het weten en doordenken van je zonden, maar ook om het doorleven ervan. Het gaat niet alleen om het weten en doordenken van de bevrijdende boodschap van Jezus Christus, maar ook om het beleven ervan. Het gaat niet alleen om het weten en doordenken van een christelijke ethiek, maar om een doorleefd verlangen naar een heilig leven.

Gereformeerde bevinding heeft ook weet van aanvechting. Het is een element dat ik in de twee meditaties die ik van Kuyper las in het boek Het calvinisme van Kuyper en Bavinck miste.'' Er is de beleving van een niet hebben, van twijfel, van een heen en weer geslingerd worden, van lijden aan Godsgemis. Maar ook van het vastgehouden worden door God, als een brandhout uit het vuur gered worden.

2. Het bredere maatschappelijke leven

Ik denk dat de gereformeerde theologie ook naar buiten iets te zeggen heeft, al ben ik hier bescheiden. De gereformeerde theologie biedt een kader, een structuur, die opnieuw houvast kan bieden in onze gefragmentariseerde wereld. Ik denk dat het oecumenisch midden hier weinig heeft te bieden, zoals Brinkman terecht in zijn lezing zegt. Ik weet niet of gereformeerde theologie een uitweg biedt uit de enorme secularisatie van onze tijd, ook temidden van de 'nieuwe religieuze secularisatie'. Maar we moeten niet bang zijn en anderen mogen zien dat we een theologie hebben, die wat voorstelt. In onze tijd is er een nieuwe vraag naar normen en waarden. De oudejaarsnacht (1997-1998) liet het debacle zien van een zogenaamde mondigheidscultuur zonder vaste normen en waarden. Daarom pleit men

allerwegen voor eerherstel van normen en waarden. Maar zijn die los verkrijgbaar? Ze zijn dan van betekenis, wanneer ze vanuit een dieper samenhangende ondergrond opkomen. Laten we het daar dan eens over hebben zegt de gereformeerde theologie, ik heb op dat gebied denk ik iets te bieden. Levensheiliging als expressie van geloof is voor mij geen onbekend iets. Er ligt hier een uitdaging om op een open concrete tijdbetrokken manier gereformeerde theologie te beoefenen.

6. Slotopmerkingen

Wanneer ik de lezing van Brinkman nog een keer doorlees, brengt mij het geheel tot bescheidenheid en dankbaarheid. De analyse van het theologisch gebeuren in verleden en heden maakt bescheiden en voorzichtig met grote woorden, maar geeft ook moed. Gereformeerde theologie is kostbaar en kwetsbaar.

Temidden van de aanvechting is er hoop en ook... vreugde. Gereformeerde theologie, opkomend uit de Reformatie, staande op de schouders van de theologie van de Vroege kerk, wortelend in de Schrift, is niet van gisteren. Ze kan tegen een stootje, ze doorstaat de wendingen in de geschiedenis. Dat geeft hoop.

Het hoogste is de vreugde. Gereformeerde theologie waagt het met God, die je kennen mag in Jezus Christus. Ze geeft vreugde puur in Hem. Deze voorsmaak van het eschaton is het toppunt van de gereformeerde theologie."


1 Te denken valt ook aan de denkbeelden van H. Bavinck op het terrein van de pedagogiek, zoals hij die ontvouwde in bijvoorbeeld Paedagogische beginselen, 1904.

2 Vergelijk bijvoorbeeld de grote invloed van de oecumenisch-protestantse stroming in de redactie van bladen als Toerusting, tijdschrift voor kerk en educatie en Voorwerk, tijdschrift voor godsdienstige vorming in school en kerk.

3 Van F.L. Rutgers (V.U.), Acta van de Nederlandsche Synoden der zestiende eeuw, 's-Gravenhage 1899 tot en met H. Ridderbos (Kampen), De komst van het koninkrijk, 2e dr., Kampen 1972.

4 A. Kuyper, De gemeene gratie, 4e dr.. Kampen z.j., II, 85.

5 A. Kuyper, Ibidem, 86. Vergelijk ook over H. Bavinck: R.H. Bremmer, H. Bavinck als dogmaticus, Kampen 1961, p. 219-227.

6 A. A. van der Schans, Kuyper en Kersten, ijveraars voor herkerstening van onze samenleving, 2e dr., Den Haag/Leiden 1993, 42.

7 Vergelijk K. Barth, K.D., 4e Aufl, II. I, §26.

8 Ibidem, 194.

9 'Hij heeft daarvan niets overgehouden dan zwakke sporen, die echter voldoende zijn om de mens iedere verontschuldiging te ontnemen', in: De Nederlandse Belijdenisgeschriften, Zoetermeer 1983, 24-25.

10 P.J. Visser, Bemoeienis en getuigenis, het leven en de missionaire theologie van Johan H. Bavinck, Zoetermeer 1997, 161.

11 A. Kuyper, E voto Dordraceno, 3e dr.. Kampen z.j., III, 411.

12 A. Kuyper, Het Calvinisme, zes Stone-lezingen, 3e dr.. Kampen 1959, 34-88 (II: Het Calvinisme en de Religie; III: Het Calvinisme en de Staatkunde).

13 W.J. Kooiman, Luther, zijn weg en werk, 7e dr., Amsterdam z.j., 184.

14 Vergelijk A. de Reuver, Bedelen bij de Bron, Kohlbrugge's geloofsopvatting vergeleken met Reformatie en Nadere Reformatie, Zoetermeer 1992, 252. Ook K. Groot, Kohlbrugge en Kuyper in hun wederzijds contact, Baarn 1956, 200 v.

15 In 1969 reeds schreef J. Lever over de gevolgen van de aanvaarding van de resultaten van de moderne natuurwetenschappen voor het verstaan van de bijbel in Waar blijven we, een bioloog over de wording van deze aardse werkelijkheid, Kampen-Wageningen 1969.

16 H.M. Kuitert, Het algemeen betwijfeld christelijk geloof, een herziening, Baam 1992, 25: 'Het beste wat we kunnen zeggen is: geloofstradities hebben dezelfde papieren, ze vullen, vanuit hun eigen ervaringsachtergrond, het besef van God in. Of die papieren goed zijn? Daarover moet te praten zijn vanaf het moment dat we inzien dat de christenheid op dezelfde manier tot haar kennis van God is gekomen als alle andere mensen.'

17 Vergelijk de wijze waarop in artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis over de uitvoering van de taak van de overheid wordt geschreven en de grote aandacht die de Heidelbergse Catechismus aan de bespreking van de sacramenten wijdt (zondag 25 t/m 30).

18 Vergelijk de wenselijkheid, c.q. de verplichting tot ondertekening van de belijdenis op b.v. de synoden van Emden 1571 {Acta, 56), Dordrecht 1574 {Acta, 134), Dordrecht 1578 {Acta, 246), Middelburg 1581 {Acta, 390), Den Haag 1586 {Acta, 498), Kerkorde van Dordrecht 1618-1619, art. 53.

19 Over de quia of quatenus-kwestie, zie bijvoorbeeld A.J. Rasker, De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795, 2e dr.. Kampen 1981, 41v.

20 W.H. Velema geeft een overzicht met trefwoorden in Nieuw zicht op gereformeerde spiritualiteit. Kampen 1990, 76-85.

21 Vergelijk G.G. de Kruijf in L.J. van den Brom e.a.. Verzoening of Koninkrijk, over de prioriteit in de verkondiging, Baam 1998, 190: 'Wie onder de indruk is van zijn schuld tegenover God, gaat de verkondiging van de verzoening en de rechtvaardiging van de goddeloze als de enige (uit)weg in het leven zien. Zonder verzoening zou ik verloren zijn.'

22 Zie M.E. Brinkman, 'Onze omgang met de belijdenisgeschriften van onze kerkelijke traditie' in Kerketijk gesprek, uitgave van de Raad en Deputaten Samen Op weg, 1993, 9 vv.

23 Vergelijk het thema-nummer van Theologia Reformata over verzoening, jaaig. 41, no. 1, maart 1998.

24 C.J. den Heyer, Verzoening, bijbelse notities bij een omstreden thema, 2e dr.. Kampen 1997, 136.

25 C.G. Geluk, Traditie als beweging, jongeren en het oorspronkelijke geloof. Kampen 1996, 64.

26 Vergelijk Gereformeerd en evangelisch, uitgave vanwege het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Ned. Herv. Kerk, Huizen 1990 en Evangelisch en gereformeerd: verkenning en herkenning, uitgave van de Evangelische Alliantie, Driebergen 1992.

27 A.v.d. Beek geeft de volgende omschrijving van de intentie van H. Bavinck: 'Waar mensen zoeken naar waarheid gaat Bavinck met hen in gesprek, probeert hun denken te herkennen en te doordenken en dan van binnenuit tot kritiek te komen', in Van verlichting tot verduistering, theologen vanaf 1800, 1994, 57.

28 E.G. Immink, 'Woord en werkelijkheid', in Theologia Reformata, jaarg. 40, no. 4, dec. 1997, 243-259.

29 M.E. Brinkman en C. van der Kooi, Het Calvinisme van Kuyper en Bavinck, Zoetermeer 1997, 24 - 35. De meditaties gaan over Rom. 3:23, Matth. 20:16 en over Ps. 73:28.

30 Over de vraag naar normen en waarden in de opvoeding schreef bijvoorbeeld B. Roebben, Een tijd van opvoeden, moraalpedagogiek in christelijk perspectief, Leuven/ Amersfoort, 1995. Hij doet onder andere verslag van een historisch-etiologisch onderzoek naar de ontwikkelingen van de moraalpedagogiek in de 20ste eeuw in hoofdstuk 1, p. 15-117.

31 Vergelijk de laatste zin van artikel 37 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: 'Daarom verwachten wij die dag met sterk verlangen om ten volle de beloften Gods in Jezus Christus, onze Heer, te genieten.' {Belijdenisgeschriften, Ibidem, 45.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

Theologia Reformata | 272 Pagina's

DE GEREFORMEERDE THEOLOGIE: KOSTBAAR EN KWETSBAAR

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

Theologia Reformata | 272 Pagina's