Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GAVE VAN DE PROFETIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GAVE VAN DE PROFETIE

43 minuten leestijd Arcering uitzetten

K. Rtmia

Volgens Paulus is dit charisma een van de allerbelangrijkste. In alle lijsten van charismata die hij geeft komt profetie voor (1 Cor. 12:4-11; 12:28; 12:29; Rom. 12:6-8; Ef. 4:7-11). In lijsten waar hij een rangorde aanduidt volgen de profeten onmiddellijk na de apostelen (1 Cor. 12:28; 12:29; Ef. 4:7-11). In Ef. 2:20 zegt hij dat de gemeente gebouwd is op het fundament van de apostelen en profeten, met Jezus als de hoeksteen die het hele gebouw samenhoudt.'

Profetie is niet een gloednieuw verschijnsel dat zich nu voor het eerst voordoet. Ook het Oude Testament weet van profeten." Een groot deel van het OT bestaat uit de boeken van de schrijvende profeten. De joden gingen nog verder en noemden de meeste boeken, die wij 'histori.sch' noemen, ook 'profetisch' (de 'vroege profeten'), omdat zij een profetisch doorzicht in de geschiedenis van God met zijn volk en van het volk met God geven. De laatste profeet van wie een geschreven document is bewaard is Maleachi, die waarschijnlijk in de dagen na de ballingschap, ten tijde van Nehemia, d.w.z. in de vijfde eeuw vóór Christus, optrad. In de intertestamentaire periode komt geen profetie meer voor. Wel verwachtte men een herleving in de komende messiaanse tijd (vgl. I Makk. 4:46; 9:27; 14:41).

Profetie in het Nieuwe Testament

Het is in overeenstemming met deze verwachting dat de profetie weer opbloeit rondom de geboorte van Johannes de Doper en in het bijzonder rondom die van Jezus zelf. Elisabet profeteert als Maria bij haar binnenkomt en Maria zingt daarna haar profetisch loflied. Zacharias profeteert na de geboorte van zijn zoon. Simeon en Anna profeteren als het kind Jezus in de tempel gebracht wordt voor de rituele reiniging.

De joden (en Jezus ook) beschouwen Johannes als een profeet (Matt. 11:9-14; 14:5; 21:26; Mark. 11:32; Luk. 20:6). De mensen die Jezus' woorden hoorden en zijn wonderdaden zagen noemen Hem meerdere keren 'profeet' (vgl. Matt. 16:14; 21:11, 46; Luk. 7:16; Joh. 9:17). Na Pinksteren zegt Petrus dat Hij de grote profeet is, die al door Mozes voorzegd was (Hand. 3:22), een uitspraak die later door Stefanus herhaald wordt (7:37).

Als op de Pinksterdag de Geest wordt uitgestort op de volgelingen van Jezus zegt Petrus in zijn Pinksterpreek dat dit de vervulling is van de profetie uit Joel 2:28-32. Petrus verandert het woord 'daarna' bij Joel in: in de laatste dagen": .w.z. de grote eschatologische tijd is nu aangebroken, en hij voegt aan de woorden over de 'dienstknechten en dienstmaagden' toe: en zij zullen profeteren" (14:17, 18). Het verbaast dan ook niet dat we verderop in het boek Handelingen verschillende keren van profeten lezen: r zijn profeten in Jeruzalem, onder wie Agabus, die een grote hongersnood voorzegt (11:27v.); er zijn profeten in Antiochië, door wie de Geest Barnabas en Paulus aanwijst als zendelingen (13:1-3); Judas en Silas bemoedigen als profeten de gemeente te Antiochië (15:32); de vier ongehuwde dochters van Filippus profeteren ook (21:9); nadat Paulus aan de leerlingen in Efeze de handen opgelegd heeft spreken zij in tongen en profeteren (19:6).

Naast deze historische gegevens bij Lukas in Handelingen komen we het verschijnsel profetie tegen in de Brieven van Paulus, die het als een van de voornaamste charismata beschouwt. In verschillende van zijn brieven komen we het verschijnsel tegen, wat er op wijst dat het in de gemeenten aan wie deze brieven geschreven zijn voorkwam (vgl. 1 Thessalonicenzen 5:19, 20; Rom. 12; 6 en 1 Cor. 12-14). Vooral 1 Cor. 14 is belangrijk voor het verstaan van de betekenis van profetie voor de jonge christelijke kerk. In dit hoofdstuk begint Paulus met een oproep aan de gemeente om te streven naar de gaven van de Geest, in het bijzonder naar het profeteren (14:1). De profeet is van meer betekenis voor de gemeente dan de man of vrouw die in tongen spreekt (tenzij de laatste het ook uitlegt, 14:5). Degene die in tongen spreekt, spreekt tot God, maar hij doet het in onverstaanbare klanken. Hij bidt 'met zijn geest' (14:14v.), maar hij begrijpt zelf niet eens wat hij zegt. Iaat staan van de omstanders. Daarom spreekt Paulus liever vijf woorden 'met zijn verstand' om anderen te onderwijzen (14:19). Als belangstellende toehoorders of buitenstaanders een samenkomst bezoeken waar allen in tongen spreken, zullen ze denken dat er wartaal gesproken wordt, maar als allen profeteren zal de bezoeker weerlegd en doorgrond worden en komt het verborgene van zijn hart aan het licht en hij zal tot bekering en aanbidding komen (14:23-25). Aan het slot van het hoofdstuk geeft de apostel enkele regels voor het profeteren in de samenkomsten. Twee of drie mogen het woord voeren en de anderen moeten het beoordelen (14:29). Als een ander een openbaring ten deel valt, moet de eerste zwijgen (vs 30). Hoewel Paulus ervan uitgaat dat ook vrouwen kunnen profeteren (11 ; 5), vindt hij toch dat ze dat niet in de samenkomsten moeten doen (14:34-36). Aan het slot van het hoofdstuk zegt hij nog: Zo dan, streeft er naar te profeteren en belemmert het spreken in tongen niet. Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden" (14:39, 40).

Rom. 12:3-8 verdient speciale aandacht. Hier ontbreekt de polemische context, zoals we die in 1 Cor. 12-14 tegenkomen. In Rom. 12 gaat Paulus er zonder meer vanuit dat waar een gemeente is de Geest er ook is en dat waar de Geest aanwezig is de gave van profetie ook aanwezig is. Het bevreemdt dan ook niet dat de profeten en de gave van profetie telkens als een van de voornaamste charismata genoemd worden. Hoewel Paulus nergens expliciet claimt zelf een profeet te zijn, is het duidelijk dat hij dit charisma ontvangen heeft. Zijn roeping vertoont duidelijke overeenkomst met die van de oudtestamentische profeten (vgl. Gal. 1:15-16 met Jer. 1:5 en Jes. 49:1). Hij weet ook van visioenen en openbaringen (vgl. 2 Cor. 12:1-11).

Hoezeer de jonge christelijke kerk zich bewust is van de leiding door de Heilige Geest blijkt met name ook uit de brief die het zgn. apostelconvent stuurde aan de gemeenten uit de heidenen. In die brief zegt het convent van zijn eigen besluit: Het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht..." (15:28). In de brief zelf en in het verslag dat Lukas van het convent geeft wordt weliswaar niet van profetische activiteiten gesproken, maar er kan niet aan getwijfeld worden dat de vergadering er zich van bewust geweest is dat de Geest in hun midden aan het werk was. Vlak daarop lezen we wel van profetische activiteit. Judas en Silas, die zelf profeten waren en met Paulus en Barnabas mee waren gegaan om het besluit bekend te maken "bemoedigden en versterkten de broeders met vele woorden" (15:32).

De gemeente te Corinthe is een echt charismatische gemeente. Dat betekent niet dat het hier dus om een volmaakte gemeente gaat. Integendeel. In geen van Paulus' gemeenten worden zoveel misstanden gesignaleerd als in de gemeente te Corinthe. Paulus .schrijft zelfs dat hij niet tot hen kon spreken als 'geestelijke mensen', maar slechts als tot 'vleselijke, nog onmondigen in Christus' (1 Cor. 3:1). Toch is in deze gemeente de gave van de profetie in ruime mate aanwezig. Paulus geeft de volgende beschrijving van een gemeentesamenkomst: Telkens als gij samenkomt, heeft ieder iets: en psalm of een lering of een openbaring of een tong of een uitlegging" (14:26). Er blijken meerdere profeten te zijn. Paulus vindt het goed dat twee of drie van hen het woord voeren. Tegelijk voegt hij er een regel van orde aan toe: ls een andere profeet een openbaring krijgt, moet degene die op dat moment het woord voert zwijgen. Hoe hoog Paulus de waarde van profetie inschat blijkt uit het feit dat hij nadrukkelijk nog noemt dat als de hele gemeente profeteert en er zou op dat moment een ongelovige bezoeker binnenkomen, dan "wordt hij door allen weerlegd, wordt hij door allen doorgrond, het verborgene van zijn hart komt aan het licht en hij zal zich ter aarde werpen. God aanbidden en belijden dat God inderdaad in uw midden is" (14:24, 25).

Een bijzonder geval van profetie vinden we in het boek Openbaring. In het allereerste vers wordt het boek aangeduid als 'apocalyps', maar onmiddellijk daarna wordt de boodschap 'profetie' genoemd (1:3). Aan het einde van het boek wordt gesproken van 'uw broeders, de profeten' (22:9) en 'het boek van deze profetie' (22:19). De brieven aan de zeven gemeenten in Klein-Azië, met hun actualiserende vermaningen, zijn typische voorbeelden van het profetisch doorzien van de situatie (hoofdstukken 2 en 3). In sommige van deze brieven wordt gesproken van de aanwezigheid van valse profeten in de gemeente (2:14 en 20). Zo brengt ook hier de ware profetie het verborgene aan het licht.

Bij dit alles mogen we echter niet vergeten dat in het NT ook alle profetie valt onder het 'ten dele' van deze interim-bedeling: onvolkomen is ons profeteren" (1 Cor. 13:9). Ook van de profetie geldt dat we "nu nog zien door een spiegel, in raadselen" (13:12)

Wat is profetie in het NT?

Die vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Dat blijkt duidelijk uit het feit dat onderzoekers nogal eens tot verschillende resultaten komen. Sommigen zien de nieuwtestamentische profetie als een onderdeel van Gods openbaringshandelen met zijn volk en zijn zelfs geneigd om haar op één lijn te stellen met de Schrift. Anderen zijn geneigd om haar te zien

als een vorm van geïnspireerde en inspirerende prediking en leggen er sterk de nadruk op dat deze vorm van profetie altijd ondergeschikt is aan de Schrift en door haar getoetst moet worden. Het zou me niet verbazen dat het verschijnsel profetie elementen van beide visies bevat.

We zullen ons uitgangspunt moeten nemen in de gedachte dat profetie inderdaad met Gods zelfopenbaring te maken heeft. Paulus schrijft in 1 Cor. 14:30 dat een profeet die aan het woord is moet zwijgen "als aan een andere profeet die daar gezeten is een openbaring ten deel valt" (vgl. de verzen 6 en 26 en Ef. 3:5). De profeet spreekt blijkbaar onder directe aandrang van de Geest. Het openbaringskarakter slaat echter niet alleen op de vorm (de aandrang van de Geest), maar ook op de inhoud. Herman Ridderbos spreekt hier van de "verborgenheden van God" en "de bedoeling en de voortgang van het goddelijk heilshandelen" en komt tot de volgende definitie van de nieuwtestamentische profetie: Profeten zijn de door Gods Geest gedreven verkondigers van het woord Gods aan de gemeente, die haar zowel het heilsplan van God ontvouwen, als ook in pastorale en paranetische (vermanende/bemoedigende) zin de betekenis van het werk Gods in Christus in het licht stellen en op het hart binden" (Paulus, 504). Anderen leggen meer nadruk op het specifieke van de profetie. Het rapport dat de deputaten voor het contact met de charismatische beweging uitbrengen aan de Gereformeerde Synode van Haren (1995) komt tot de conclusie dat in de profetie "het Woord van God aan bepaalde mensen in een bepaalde situatie wordt gebracht." Profetie is niet een algemeen woord dat over de hoofden van mensen heengaat, maar "het is betrokken op mensen met hun specifieke noden en verlangens." Contextualiteit is dan ook karakteristiek voor profetie.'

Uit de gegevens van het NT blijkt verder dat we van profetie in tweeërlei zin kunnen spreken. In de eerste plaats is het een gave aan de hele gemeente. Dat betekent dat potentieel alle gemeenteleden de mogelijkheid hebben een profetische openbaring te ontvangen. Vandaar ook dat Paulus rekening houdt met de mogelijkheid dat ieder gemeentelid tijdens de samenkomsten "een psalm of een lering of een openbaring of een tong of een uitlegging kan ontvangen (14:26) en hij de hele gemeente van Corinthe oproept om "te streven naar de gaven van de Geest, vooral naar het profeteren" (14:1; vgl. ook vs 24 waar Paulus rekening houdt met de mogelijkheid dat allen profeteren).* Daarnaast zijn er mensen die de profetische gave in een meer permanente zin ontvangen. Deze mensen worden in het NT als 'profeten' aangeduid (vgl. Hand. 13:2; 15:32; 1 Cor. 12:28, 29; Ef. 4:11). Waarschijnlijk heeft deze permanente gave op den duur aan deze mensen een leidende positie in de gemeente verschaft, al weten we niet precies hoe we die positie moeten invullen. Uit na-apostolische bronnen krijgen we de indruk dat er twee mogelijkheden waren: ommige profeten vervulden hun taak in één bepaalde gemeente, anderen reisden van de ene gemeente naar de andere.

Hoe dit alles ook geweest mag zijn, het NT zegt overduidelijk dat deze gave van uiterst groot belang is voor de gemeente. De profeten komen in orde van betekenis onmiddellijk

na de apostelen (I Cor. 12:28; Ef. 4:11) en ze vormen samen met de apostelen de fundering van de gemeente (Ef. 2:20). Dit naast elkaar stellen van apostelen en profeten betekent niet dat de profeten hetzelfde gezag hebben als de apostelen. Het apostolische woord vraagt absolute aanvaarding, terwijl het woord van de profeten getoetst moet worden. We moeten het gewicht van het profetische spreken in de jonge kerk dan ook niet 'overschatten'. De Pinksterman Donald Gee heeft er terecht op gewezen dat het profetisch 'ambt" bijv. geen enkele rol speelt in Hand. 15. De profetie van Agabus over de komende hongersnood bevat geen 'voorschriften' voor actie. Het wordt blijkbaar aan de gemeente overgelaten wat te doen (vgl. Hand. 11:29 - "en de discipelen besloten...").

De inhoud van het profetisch spreken blijkt nogal gevarieerd te zijn. Rijn van Kooij wijst de volgende aspecten aan:1. In een bepaalde situatie wordt aan bepaalde mensen het Woord van God overgebracht (de contextualiteit). 2. Er wordt een concrete uitspraak gedaan over een nabije toekomst in de vorm van een waarschuwing of belofte (vgl. Hand. 11:28; 21:11). 3. De profetie geeft kennis van de verborgenheden van Gods heilsplan en van Gods wil voor het leven van een gelovige vgl. Hand. 13:1; 1 Cor. 13:2; 14:19v.; Ef. 3:1; 1 Tim. 1:18; 4:14). 4. Ze geeft een bemoediging of een oplossing voor een bepaald probleem (Hand. 18:9; 23:11; 27:23; 2 Cor. 12:8, 9). 5. Ze kan ertoe dienen om het verborgene van het hart bloot te leggen (1 Cor. i4:23v.).' 6. Als zesde aspect kunnen we hier nog aan toevoegen dat ook een apocalyptische boodschap, zoals we die in het boek Openbaring tegenkomen, aangeduid wordt als 'profetie' (vgl. 1:3; 22:10 en 18).

Het is duidelijk dat de bandbreedte van de profetie in het NT groot is. Het is daarom m.i. ook beslist niet nodig om het verschijnsel profetie in het NT te beperken tot directe Godsopenbaring of tot profetische prediking. De bandbreedte omvat ze beide en alles wat daar tussen in ligt. Het verwondert ons ook niet dat profetie een zeer effectief middel in de handen van de Geest is. Ze spreekt volgens Paulus "stichtend, vermanend en bemoedigend" voor de gemeente (1 Cor. 14:3). Ze raakt ongelovigen die de samenkomsten bezoeken recht in het hart, omdat ze het verborgene van hun hart aan het licht brengt en hen tot aanbidding van God brengt en tot de belijdenis dat God inderdaad in het midden van de gemeente is (14.24, 25).

Profetie in de praktijk

Als we het geheel van het NT overzien, dan blijkt dat profetie een grote rol speelt. Profeten geven soms leiding aan een gemeente. In Antiochië zijn er in de gemeente verschillende profeten en leraren (Hand. 13:1). Tijdens een samenkomst van de gemeente komt er een woord van de Heilige Geest: Zondert mij Barnabas en Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb" (13:2). Hoe dat woord kwam staat er niet bij, maar het ligt voor de hand te veronderstellen dat een van de profeten een boodschap of een openbaring kreeg.

Omdat Lukas in Handelingen vooral de expansie van de jonge kerk beschrijft, geeft hij veel aandacht aan de activiteit van de Heilige Geest in de missionaire strategie. Het boek begint trouwens ook met de zendingsopdracht (1:8), die duidelijk gerelateerd is aan de komst van de Geest. In steeds breder wordende cirkels zet de expansie zich door en telkens

weer wordt een verband gelegd met de Geest. Na de handoplegging door Petrus en Johannes ontvangen ook de Samaritaanse gelovigen de Geest (8:17). Petrus ontvangt een visioen dat hem duidelijk maakt dat het evangelie ook aan niet-joden moet worden gebracht (10:9vv.) Even later valt de Geest ook op Cornelius en de zijnen (11:44, 45).

Paulus en Barnabas worden op hun zendingsreis geleid door de Geest (13:4). Later lezen we hoe de Heilige Geest Paulus en zijn metgezellen de weg wijst naar Europa. Eerst lezen we van enkele 'negatieve' aanwijzingen: e Geest verhindert hen het woord in Asia te spreken, en als ze dan proberen naar Bitynië te reizen, lezen we: De Geest van Jezus liet het hun niet toe" (16:5, 6). Hoe dit alles gebeurd is staat er niet bij, maar het is bepaald niet ongeoorloofd om ook hier aan profetische activiteit te denken. Het loopt er dan op uit dat Paulus in de nacht het 'gezicht' van een Macedonische man krijgt, die hem toeroept: Steek over naar Macedonië en help ons" (16:9). Uit het volgende vers blijkt dat Paulus het 'gezicht' met zijn medereizigers bespreekt en dat ze samen (het gaat hier om één van de wij-stukken in Handelingen) tot de conclusie komen dat God hen roept om ook aan de Europeanen het evangelie te verkondigen. Dat profetische openbaring voor Paulus persoonlijk ook een belangrijke zaak was blijkt wel uit Gal. 2:2, waar staat dat hij met Barnabas en Titus "op grond van een openbaring" naar Jeruzalem ging.

Valse en ware profetie

Profetie is niet zonder meer 'eenduidig'. Dat gold al van de profetie in het Oude Testament. Soms stonden twee profeten lijnrecht tegenover elkaar. In 1 Koningen 22 staan Zedekia en Micha lijnrecht tegenover elkaar. De eerste zegt tegen Achab dat hij maar vrolijk ten strijde moet trekken tegen de koning van Aram, want de overwinning is zeker. Micha zegt precies het tegenovergestelde: Achab zal in de strijd gedood worden. Wie heeft gelijk? Wij weten dat 'achteraf' nu wel, maar hoe konden ze het toen weten? Er is nog een tweede geval. In Jeremia 28 staan Hananja en Jeremia lijnrecht tegenover elkaar. De eerste zegt tegen koning Zedekia dat de belegering van Jeruzalem door de Babyloniërs gauw beëindigd zal worden, want God heeft het juk van de koning van Babel verbroken. Jeremia zegt juist het tegenovergestelde: Jeruzalem zal vallen en Zedekia zal in ballingschap gaan. Weer is er de vraag: wie heeft gelijk?

A.S. van der Woude heeft er op gewezen dat de grens tussen ware en valse profetie 'vloeiend' was." Het OT noemt zelf verschillende criteria om ware profetie te onderscheiden van valse. I. Als een woord niet uitkomt, dan is het niet een woord van God (Deut. 18:21, 22). 2. Valse profeten zouden alleen maar van heil spreken en ware profeten van onheil. 3. Valse profetie zou altijd een extatisch karakter hebben. 4. Valse profeten zouden altijd dienaren van de Baal zijn. 5. Valse profeten zouden altijd verbonden zijn met de cultus in de tempel. 6. Ze zouden ook immoreel gedrag tonen. 7. De vaste overtuiging van het door Jahweh gezonden zijn zou kenmerkend voor de valse profetie zijn.

In het genoemde artikel laat Van der Woude zien dat geen van deze criteria voor 100% betrouwbaar is. Ze wijzen wel in een bepaalde richting, maar ze vormen nergens een absolute garantie voor het daadwerkelijk onderscheiden van ware en valse profetie. Beiden, de

valse en de ware profeet, beroepen zich in de regel op Jahweh en op het verbond dat Hij met het volk gemaakt heeft. Het verschil is vaak dat de valse profeet zich op de vervulling van dit verbond beroept en die aan het volk toezegt, ondanks de grote zonden waarin het volk leeft, terwijl de ware profeet in zo'n situatie juist van onheil spreekt. Maar ook dit is geen absolute standaard, want ook de ware profeet kan het vaak niet laten toch ook van toekomstig heil te spreken.

Het Nieuwe Testament weet ook van valse profetie en roept daarom de gemeenten op om de profetie te toetsen op haar inhoud. Al in Jezus' eigen prediking komen we waarschuwingen tegen valse profeten tegen. In de bergrede lezen we: Wacht u voor de valse profeten, die in schapevacht tot u komen, maar van binnen zij ze roofgierige wolven." Jezus voegt er aan toe: Aan hun vruchten zult ge hen kennen" (Matt. 7:15, 16). In het slot van dezelfde rede lezen we: Velen zullen in die dag [de dag van het oordeel] tegen Mij zeggen: ere, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: k heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid" (Matt. 7:22, 23). Ook in de eschatologische rede komen we dergelijke waarschuwingen tegen (vgl. Mark. 13:22, 23; Matt. 24:11). Paulus .schrijft aan de gemeente te Tessalonica: Dooft de Geest niet uit, veracht de profetieën niet, maar toetst alles en behoudt het goede" (1 Tess. 5:19-21; vgl. ook 2 Tess. 2:1-3) en aan de gemeente te Corinthe schrijft hij dat twee of drie profeten in de gemeentesamenkomst mogen spreken, "en de anderen moeten het beoordelen"(l Cor. 14:29).'Johannes schrijft aan zijn gemeente: Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan" (1 Joh. 4:1).

In de na-apostolische tijd kwam het verschijnsel profetie nog steeds voor en ook dan is het niet zonder meer onproblematisch. In 'Het onderwijs van de twaalf apostelen', de zgn. Didache (uit het begin van de tweede eeuw), wordt dan ook nadrukkelijk over de mogelijkheid van valse profetie gesproken. Er worden ook bepaalde regels voor beoordeling genoemd. "U moet geen enkele profeet die in de Geest spreekt op de proef stellen of beoordelen, want elke zonde zal vergeven worden, maar die zonde zal niet vergeven worden. Niet ieder die in de Geest spreekt is een profeet. Dit is slechts het geval, als hij de levenswijze van de Heer volgt. Uit hun levenswijze kan men de valse en de ware profeet leren kennen. Geen enkele profeet die in de Geest een tafel laat aanrichten mag daarvan eten. Zo dit wel gebeurt is hij een leugenprofeet, ledere profeet die de waarheid leert maar die niet in praktijk brengt is een leugenprofeet.... Aan wie in de Geest zegt: 'Geef me geld of iets dergelijks', moet geen gehoor gegeven worden. Als hij echter vraagt te geven voor anderen moet niemand hem veroordelen."*

Het geschrift van de Pastor of Herder van Hermas (eveneens uit het begin van de tweede eeuw) waarschuwt ook tegen valse profeten. Op de vraag: "Hoe zal een mens we-

ten welke van hen profeet is en wie leugenprofeet? " wordt uitvoerig ingegaan. Het antwoord komt hier op neer: het leven van de betreffende persoon laat het zien. De ware profeet is "nederig, rustig en zachtmoedig en hij onthoudt zich van elke boosheid en ijdel verlangen van deze wereld. Hij gedraagt zich als de minste van alle mensen." De valse profeet "verhoogt zichzelf en wil vooraan zitten. Hij wordt onmiddellijk brutaal en onbeschaamd, praat veel en geeft zich over aan vele genietingen ... en hij neemt een beloning aan voor zijn profetie. Als hij die niet krijgt, profeteert hij niet." De slotconclusie is: "oordeel nu uit de werken en de levenswijze van een man die zegt dat hij een geestdrager is."'

Als we het NT en de oudste geschriften na het NT nauwkeurig lezen kunnen we met Reiling'" constateren dat er verschillende belangrijke criteria zijn. I. De juiste leer. In het OT wordt al gewaarschuwd tegen profeten die de Israëlieten oproepen andere goden te volgen (Deut. 13: vv). Zo'n profeet of dromer moet gedood worden (vers 5). In het NT wordt dit waarheidscriterium herhaald. We komen het tegen bij Paulus: Ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen dat afwijkt van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt (anathema sit)" (1:8, 9). Aan de gemeente te Corinthe schrijft hij: Niemand, door de Geest sprekende, zegt: ervloekt is Jezus" (1 Cor. 12:3). We komen dit criterium ook tegen in de eerste brief van Johannes: ledere geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest die Jezus niet belijdt is niet uit God" (4:2, 3; vgl. 2 Joh. 10 en 11). Die laatste is de geest van de antichrist! 2. De uitkomst. Zoals we al gezien hebben wordt dit criterium duidelijk genoemd in Deut. 18:21v. (vgl.ook Jer. 28:9enEzech. 33:33). Wanneer een voorzeggende profetie uitkomt, dan is dat een bewijs dat ze van God komt. Opmerkelijk is dat dit criterium in het NT nauwelijks genoemd wordt. Een uitzondering is Hand. 11:28, waar Lukas erop wijst dat de hongersnood, aangekondigd door Agabus, tijdens de regering van Claudius inderdaad gekomen is. Is deze terughoudendheid in het NT te danken aan het feit dat de eerste christenen vanuit de praktijk wisten dat demonen soms ook de toekomst weten te voorspellen? 3. Het morele gedrag van de profeet. Ook dit criterium wordt al in het OT gehanteerd. Zo zegt God door de mond van Jeremia ten aanzien van de 'profeten van Jeruzalem': Bij hen heb Ik gezien wat afschuwelijk is: chtbreken en met leugen omgaan; zij sterken de handen der boosdoeners, dat niet één zich van zijn boosheid bekeert; zij zijn Mij altezamen als Sodom geworden, zijn inwoners als Gomorra" (Jer. 23:14; vgl. Micha 3:5). Jezus noemt dit criterium in het slot van de bergrede. Paulus gebruikt het ook, als hij in Gal. 5:25 de zevenvoudige 'vrucht van de Geest' noemt. We komen het ook tegen in de Pastor van Hermas. Toch is ook dit criterium niet fuU-proof. Jezus wijst daar zelf al op in de bergrede, als hij kort na de woorden: Aan hun vruchten zult gij ze kennen", zegt: Velen zullen op die dag [de dag van het oordeel] tegen Mij zeggen: ere, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? " (Matt. 7:22, 23) 4. Dient de profetie de opbouw van de gemeente? Dit criterium gaat op voor alle geestesgaven, maar het speelt in het bijzonder ook een rol bij de profetie: Wie profeteert sticht de gemeente" (1 Cor. 14:4). Zo iemand spreekt voor de mensen "stich-

tend, vermanend en bemoedigend" (vs 3). In Ef. 4:12 wordt ook van de profeten gezegd dat ze dienen "om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus."

Tenslotte moet in dit verband ook de onderscheiding van de geesten genoemd worden. Deze onderscheiding is zelf niet een criterium. Ze is een van de charismata, een gave die degene die haar ontvangen heeft juist in staat stelt de toetsing te verrichten (1 Cor. 12:10). In 1 Cor. 14:29 wordt ze door de profeten uitgeoefend, maar op andere plaatsen krijgen we de indruk dat de toetsing aan de hele gemeente toekomt en dat deze gave dus ook buiten de profeten om aanwezig kan zijn (vgl. 1 Thess. 5:21 en 1 Joh. 4:1).

Is de gave van profetie verdwenen?

Uit Jezus' eigen woorden krijgen we de indruk dat Hij verwachtte dat na zijn dood en opstanding profetie zou voortduren (Matt. 10:41; Luk. 11:49v.). Uit Handelingen en de Brieven van Paulus weten we dat men in de jonge christelijke kerk deze gave kende, omdat sommigen ze ontvingen. We weten ook dat ze nog in de na-apostolische tijd voorkwam. Eusebius vertelt dat de christelijke gemeente, op grond van een ontvangen profetie, Jeruzalem vóór de verwoesting van de stad in het jaar 70 verliet en zich in Pella vestigde. Vroeg-christelijke schrijvers als Ignatius en Polycarpus en de schrijvers van de Didache en de Pastor van Hermas kennen haar nog. Zelfs in de vierde eeuw houdt Cyrillus van Jeruzalem nog rekening met de mogelijkheid dat zijn doop-kandidaten deze gave ontvangen.

Toch krijgen we ook de indruk dat profetie in toenemende mate een minder sterke rol ging spelen in de vroeg-christelijke kerk. Daar zijn verschillende redenen voor aan te wijzen. 1. Er was inmiddels een vaste 'canon' van boeken ontstaan, die in de kerk gelezen werden. 2. Er is onzekerheid vanwege het verschijnsel van valse profetie. De nadruk die de schrijvers van de Didache en van de Pastor van Hermas leggen op de noodzaak om scherp te onderscheiden tussen ware en valse profetie is een aanduiding dat deze gave nogal eens misbruikt werd door 'pseudo-profeten'. 3. Ongetwijfeld heeft ook de uitzonderlijke nadruk die het Montanisme op een nieuwe bedeling van de Geest legde, waarin profetie een beslissende rol speelde, de kerk 'kopschuw' gemaakt en het hele verschijnsel van profetie in een kwaad daglicht gesteld. 4. Tegelijk vindt er in diezelfde tijd een duidelijke institutionalisering van de kerk plaats, met als gevolg dat de 'officiële' ambtsdragers op de voorgrond komen te staan en de charismatici (inclusief de profeten) meer en meer uit het zicht van de gemeente verdwijnen.

De officiële ambtsdragers komen naar voren omdat vooral drie elementen van het gemeente-zijn de nadruk krijgen: de leer, de liturgie en het leiding geven." 1. De leer is vooral belangrijk met het oog op de dwaalleer die telkens weer de kop opsteekt in de vroege kerk. We zien die ontwikkeling al in het NT zelf, in de Pastorale Brieven. De nadruk op de zuivere leer laat uiteraard weinig ruimte voor nieuwe openbaringen. 2. De formalisering van de liturgie heeft hetzelfde effect. Men raakt hoe langer hoe meer verwijderd van de

spontaneïteit in de apostolische en sub-apostolische kerk. 3. De aanvallen van buiten af (de vervolgingen) en van binnen uit (de dwaalleer) bevorderden ook de tendensen die tot vast leiderschap leidden: de monarchale bisschop werd de gezaghebbende leider van de gemeente. De bronnen geven de indruk dat in het begin van de na-apostolische periode een profeet die zich in een gemeente vestigde deze rol kreeg.'" Zo werd de eenheid van de gemeente vastgehouden ten koste van de profetische openbaringen, terwijl Jezus, Paulus en Johannes richtlijnen voor het omgaan van profetie hadden gegeven en er dus vanuit gingen dat profetie een blijvend verschijnsel in de kerk zou zijn.

De Reformatie

Een kernelement in de reformatorische leer van de kerk is de gedachte van het 'priesterschap van alle gelovigen'. Deze door Luther geïntroduceerde gedachte werd door Calvijn en alle gereformeerde kerken overgenomen. In alle gereformeerde kerkorden vinden we drie ambten: predikant, ouderling en diaken. De laatste twee worden bekleed door leden van de gemeente, die daarvoor door de gemeente gekozen worden. Tegelijk moeten we ook erkennen dat in de praktijk de gereformeerde kerken zich wat de leer betreft meestal lieten leiden door de predikanten, die een wetenschappelijke theologische opleiding hebben genoten, en dat ze zodoende toch in de regel 'dominees-kerken' waren.

In de tijd van de Reformatie vindt er bij sommige groeperingen een herleving van profetie plaats. Sommige aanhangers van de zgn. radicale reformatie, zoals de zgn. Zwickauer profeten, beroepen zich er op. Thomas Müntzer is van mening dat tot de gaven van de Geest ook behoort het ontvangen van directe leiding door de Geest in de vorm van een visioen, een droom, een extatische uiting of van geïnspireerde uitleg." Melchior Hofmann was diep onder de indruk van de visioenen en openbaringen die Leonard en Ursula Jost ontvingen en die hij op één lijn stelde met de profetieën van het OT.'^

Luther wijst deze soort profetie fel af. In de Smalkaldische Artikelen schrijft hij: God geeft niemand zijn Geest of genade dan door of met het daaraan voorafgaande uiterlijk Woord. Wij moeten ons hoeden voor dwepers, voor geesten dus die zich erop voorstaan zonder of vóór het Woord uit, de Geest te hebben en daarna de Schrift of het verkondigd Woord beoordelen, uitleggen en oprekken naar eigen voorkeur, zoals Müntzer deed en velen ook vandaag de dag nog doen, die scherprechter willen zijn tussen Geest en letter, zonder te weten wat ze zeggen of profeteren."" Ook Calvijn wijst haar af, omdat ook hij van mening is dat we ons aan de Schrift en aan de Schrift alléén moeten houden. In zijn commentaar op 1 Cor. 12:28 omschrijft hij de 'profeten' als volgt: Met deze term bedoelt Paulus (naar mijn opinie) niet hen die de gave van het profeteren [d.w.z. het voorspellen van

de toekomst] hadden ontvangen, maar hen die een speciale gave hadden ontvangen, niet alleen om de Schrift te verklaren, maar haar ook toe te passen." M.a.w. het gaat eigenlijk om de gave van gezonde exegese en toepassing. De nadruk komt daarmee te liggen op profetie als profetische prediking.

Zwingli geeft een nieuwe inhoud aan het begrip profetie. Hij noemt de publieke samenkomsten waarin de Schrift door predikanten/theologen wordt uitgelegd 'profetie'. Deze samenkomsten dienen in het bijzonder ook voor de opleiding van nieuwe predikanten en bestaan uit een doorlopende verklaring van de oudtestamentische boeken, die in het Hebreeuws en Grieks worden gelezen en vervolgens in het Latijn uitgelegd, waarna nog een preek in het Duits volgt."' In de vluchtelingenkerk van a Lasco in Londen wordt de 'profetie' een bespreking en beoordeling van de preken die de voorafgaande zondag gehouden zijn. Aan die bespreking en beoordeling neemt de hele gemeente deel!

Het Convent van Wezel (1568) schrijft voor dat er in elke gemeente een College van Profeten moet zijn. Elke week of één keer in de veertien dagen moet men in een samenkomst na de kerkdienst of op een gewone werkdag samenkomen en moeten de leden van dit college om de beurt een gedeelte van de Schrift 'naar vaste orde' (dus: lectio continua) uitleggen. Tot dit college behoren de predikanten, de leraren (theologen) en diegenen van de ouderlingen en diakenen of van de gemeente zelf die er geschikt voor zijn. De Wezelse Artikelen spreken uit dat dit alles naar Paulus' voorschrift gedaan behoort te worden. De leraren en profeten behoren zitting in de kerkeraad te hebben, als er enig verschil is in zake de leer of de ceremoniën." De Puriteinen in Engeland en Schotland kennen ook dergelijke 'prophesyings'.

Na de opheffing van het Edict van Nantes in 1685 komt profeteren voor bij de vervolgde Hugenoten. We komen het ook tegen in het begin van de Methodistische opwekking in Engeland. Ook bij de 'grote opwekking' die onder invloed van George Whitefield en Jonathan Edwards in Amerika plaats vindt komen we profetieën en visioenen tegen. Opvallend is dat in de afgescheiden kerken van de vorige eeuw op hun eerste synode te Amsterdam (1836), met een beroep op het Convent van Wezel, het 'ambt' van profeet weer wordt ingesteld. Op deze manier weet men het tekort aan universitair gevormde predikanten aan te vullen en krijgt de zgn. oefenaar een eigen plaats in de kerkorde.

De twintigste eeuw

Pas in de 20e eeuw krijgt de gave van de profetie (evenals de andere charismata) weer een plaats in het leven van de christelijke gemeenten. Het begint allereerst in de Verenigde Staten in de vorm van de Pinksterbeweging. Clifford Hill heeft de vraag aan de orde gesteld waarom deze doorbraak juist in deze eeuw plaats vond. Als theoloog/socioloog denkt hij dat dit samenhangt met de grote sociale veranderingen die juist in deze eeuw plaats vinden. Allerlei bewegingen van democratisering treden op (sterk beïnvloed door het socialisme en het marxisme). Het gevolg is dat de oude, feodale machtsstructuren hun vanzelfsprekendheid verliezen. Binnen de kerken werken deze invloeden ook door, zoals we

vooral kunnen zien in de revivals in de Engels-sprekende wereld. Hill wijst er in dit verband op dat revivals altijd beginnen bij de armen en niet bij de sociale elite. Het verbaast me dan ook niet dat zowel de revivals (al in de tweede helft van de 19e eeuw) als de Pinksterbeweging (aan het begin van de 20e eeuw) in Amerika begonnen. De sociale veranderingen traden daar het eerst aan het licht in de bevrijding van de zwarten en in het ontstaan van al maar groter wordende industriële centra, met hun armoede, hun slechte behuizing en het ontbreken van medische voorzieningen. Dit alles vormde ook een vruchtbare voedingsbodem voor nieuwe religieuze fenomenen.

Eén zo'n fenomeen was de Pinksterbeweging die aan het begin van de 20e eeuw ontstaat en waarin de gave van de profetie weer een belangrijke plaats krijgt. De profeet is hier iemand die een directe openbaring van de Heilige Geest ontvangt om die door te geven aan de gemeente. Binnen de Pinksterbeweging heeft de profetie heel vaak een voorspellend karakter. Ze moet voldoen aan twee vereisten: ze moet op de juiste tijd plaats vinden en de vervulling moet precies overeenstemmen met de voorspelling. De Pinkstertheoloog Horton is van mening dat een profetie niet met de woorden 'Zo zegt de Here' moet beginnen, want dan is er geen ruimte voor beoordeling.'" Horton ziet overigens een essentieel verschil tussen profetie en reguliere prediking. Ze zijn 'totaal verschillend (186). In echte prediking is de 'natuurlijke geest' (the 'natural mind') aan het werk. Profetie is puur bovennatuurlijk. Hier is de 'Mind' van de Heilige Geest werkzaam, die gebruik maakt van de natuurlijke menselijke spraakorganen. Een andere Pinkstertheoloog, Donald Gee, legt juist grote nadruk op 'prophetic preaching'. Hij kent verschillende predikanten die helemaal niet weten wat ze gaan zeggen, ais ze de preekstoel opgaan, maar een bepaalde tekst uit de Schrift of een bepaalde nood bij de hoorders gaat via 'verlichting' ineens 'oplichten' en zo begint hij te preken. Soms is de hele redenering krom en onsamenhangend, maar de preek boeit hun hoorders door de manier waarop zij hun de waarheid op het hart bindt."

Ook binnen de Charismatische Beweging wordt veel aandacht geschonken aan de gave van de profetie, maar er ligt in doorsnee weinig nadruk op het voorzeggende aspect van profetie."" Profetie wordt meestal gezien als de gave om het juiste woord op de juiste tijd tegen de juiste persoon (of personen) te spreken. Het ligt dan heel dicht in de buurt van het woord van wijsheid of van kennis dat Paulus in I Cor. 12:8 noemt. Het komt dan ook dicht in de buurt van een 'profetische' verkondiging van het evangelie, waarin de situatie wordt doorgelicht en blootgelegd en de hoorders een weg naar voren wordt gewezen. Toch komt ook het verschijnsel van 'zelfstandige' profetie voor. Er circuleren binnen de Charismatische Beweging en ook in de kerkelijke pers verschillende profetische boodschappen, die

blijkbaar voor een breder publiek bestemd zijn. In hun rapportage aan de Gereformeerde Synode van Haren (1995) geven de deputaten verschillende voorbeelden van hedendaagse profetie {Bijlagen, 485v.). Ook elders ben ik zulke profetieën wel tegengekomen. Om eerlijk te zijn vind ik de meesten uitmunten door algemeenheid in bewoording en inhoud. In de Engelssprekende wereld zijn in de regel de woorden en termen die gebruikt werden ontleend aan de zgn. King James Version.

Ook vandaag nog?

De Gereformeerde deputaten zijn zelf van mening dat de gave van profetie nog wel degelijk voorkomt in onze tijd. Ze stellen vast dat ''de profetie een wijze van omgang is van God met zijn volk" (491 v.). 'in de profetie wordt het Woord van God aan bepaalde mensen in een bepaalde situatie gebracht" (de contextualiteit). Profetie is een 'spreken op de man af' (W.W. Verhoef).'' Er kan een voorspellend element in de profetie aanwezig zijn, maar dat is in de bijbel nooit de hoofdzaak. Wat voorzegd wordt is niet bedoeld als een blauwdruk van de komende geschiedenis, maar het wil het heden doorlichten om zo de hoorders tot geloof en bekering te brengen. Bovendien mogen we nooit uit het oog verliezen dat ook van de profetie het 'kennen ten dele' van I Cor. 13:9 geldt.

In deel 4a van zijn Dogmatiek geeft Wentsel een brede omschrijving van wat hij onder hedendaagse profetie verstaat. "In het heden vertoont met de figuur van de pro-feet... de meeste verwantschap diegene die namens God met gezag optreedt, de zondaar de waarheid aanzegt, de corruptie in kerk en maatschappij en politiek kritiseert of die in verwarrende tijdperken een bevrijdend uitzicht biedt" (533). Volgens Wentsel bestaat het afzonderlijk ambt van profeet niet meer, maar kan iedere gelovige zulke profetische gaven hebben, "ook theologen"! De Geest kan ook nu nog openbaringen en visioenen schenken, maar we moeten wel op onze hoede zijn voor valse profeten.

C. Graafland is ook van mening dat profetie een gave is die de Geest ook nu nog wil schenken. Juist "met de gave der profetie mag de christelijke gemeente overtuigend en onthullend de wil van God verkondigen en de gangen van God aanwijzen in het gebeuren van heden en toekomst binnen de gemeente en in het geheel van het wereldgebeuren."" De kerk en de wereld zijn dringend verlegen om deze gave. Later schreef hij dat we een houding van 'positieve ontvankelijkheid' moeten hebben voor wat in onze tijd aan profetische woorden wordt gesproken.

In principe ben ik het eigenlijk helemaal eens met de genoemde deputaten, met Wentsel en met Graafland. En tegelijk heb ik ergens ook weer mijn aarzelingen, die vooral samenhangen met het feit dat de meeste profetieën zo erg algemeen en daarom vaak zo wéinig-zeggend zijn."' Of de boodschap komt zozeer overeen met wat de profeet zelf toch al dacht dat men zich afvraagt wat het 'openbaringselement' of het 'openbarinsgehalte' in de betreffende profetie is.

De profetie van ds. M.D. Geuze

Als een soort testcase noem ik hier de profetie van ds. M.D. Geuze, Ned. Herv. predikant. Deze profetie werd in mei 1994 door hem ontvangen en later (22 sept.) gepubliceerd in De Waarheidsvriend, het officieel orgaan van de Gereformeerde Bond. Ik citeer eerst enkele gedeelten van de profetie, die gegeven wordt in de naam van Jezus Christus en gericht is aan de "Geliefde opzieners over Mijn gemeente".

Reeds een aantal jaren bent u bezig met een poging om de kerkelijke breuken, die in het verleden geslagen zijn, te herstellen om tot één vernieuwde kerk te komen. U doet dit echter zonder verootmoediging en schuldbelijdenis tegenover Mij, de Heere Jezus Christus, het Hoofd van Mijn duurgekochte gemeente, tegenover elkaar, tegenover de andere kerken, tegenover het Nederlandse volk, tegenover de volkeren die u vroeger hebt gekolonialiseerd en tegenover de bewoners van Afrika, die u als slaven hebt verhandeld.

U doet dit zonder terugkeer tot het geschreven Woord van Mijn Vader - Het Woord alleen en het Woord geheel - en zonder terugkeer tot Mij, de levende Christus, van Wie de geloofsbelijdenissen van Mijn gemeente door de eeuwen heen getuigen... Er is in uw kerken geen sprake van opwekking en vernieuwing door Mijn Geest als doorwerking van Pinksteren met alle bedieningen en gaven overeenkomstig Mijn geschreven Woord. Daarom bent u momenteel niet in staat om tot een eigentijds belijden te komen... Daarom zoekt u uw kracht in een kerkorde als band van gemeenschap voor de vernieuwde kerk, wat in strijd is met Mijn geschreven Woord. Ik vergader en onderhoud Mijn gemeente in de eenheid van het ware geloof. Een kerkorde moet daaraan dienstbaar zijn.

Ga niet door op deze verkeerde weg, maar kom tot bezinning en bekering... Bereid Mijn gemeente en uw volk voor op Mijn spoedige komst en op Mijn Koninkrijk voor Israël en de volkeren, opdat Mijn dag u niet zal overvallen als een dief in de nacht...

De boodschap eindigde met een belofte en een dreiging. De belofte was een aanhaling van 2 Kron. 7:14 - Wanneer Mijn volk zich verootmoedigt... en zij zich bekeren van hun wegen; zo zal Ik uit de hemel horen en hun zonden vergeven en hun land genezen. De dreiging luidde: uister naar Mijn woorden, 'opdat Ik niet kom en de aarde (het land) met de ban 5/a'(Mal. 4:6).

Voorafgaande aan de boodschap noemde Geuze als adres: de synoden van de drie SoWkerken. De boodschap zelf begon met het opschrift: 'Geliefde opzieners over Mijn gemeente '. De Heer van de kerk zelf werd dus als de eigenlijke Spreker ingevoerd. Dat was in overeenstemming met wat Geuze overkomen was. Hij zei later: "Zo is de tekst tot mij gekomen." In een uitgebreid interview zei hij: "Ik gaf me over en schreef wat tegen mij gezegd werd. Toen is dit uit de pen gevloeid... Het is van een Ander en had ook [aan] een ander kunnen worden gebracht." Toen de journalist hem vroeg of het een echte, hoorbare

stem was, zei hij: "Ik weet dat niet, maar de boodschap is wel in de Ik-vorm tot me gekomen. Het kwam van de 'andere' kant." Hij had alleen de stijl enigszins gewijzigd.

Inhoudelijk bevat de boodschap duidelijke kritiek op het So W-proces. Geuze vertelt in het interview dat hij allang problemen had met de eenzijdige nadruk op de organisatorische eenheid en het zoeken van kracht in een nieuwe kerkorde in het SoW-proces en dat hij om licht van boven had gevraagd. De boodschap verwoordt deze kritiek en sluit daarin ook aan bij de kritiek binnen de GB. Het bevreemdde velen dan ook niet dat de profetie voluit in De Waarheidsvriend gepubliceerd werd.

Na de publicatie kwamen nogal wat reacties los, sommige instemmend, maar de meeste vrij kritisch. Die kritiek richtte zich vooral op de vorm: een brief van Christus aan de 'Geliefde opzieners over Mijn gemeente'. Ook J. van der Graaf, de secretaris van de Gereformeerde Bond, had moeite met deze aanspraak. Anderen wezen er op dat een dergelijke aanspraak het in feite onmogelijk maakt om deze profetie nog te toetsen. Overigens heeft Geuze dat wel gedaan: eerst door zijn kerkenraad, toen door enkele vrienden en tenslotte ook nog dooreen groep van bevriende predikanten. Pas nadat zij de boodschap in overeenstemming met de Schrift hadden bevonden, ging hij tot publicatie over. Hij is er zelf van overtuigd dat zijn boodschap 'een toespitsing van Gods Woord' is en hij noemt het een 'tijdwoord uit de hemel', dat richtinggevend is voor het SoW-proces.

Toetsing van dit soort boodschappen is niet eenvoudig. De toets die in Deut. 18:21 en 22 genoemd wordt (de toekomst zal uitwijzen of het profetische woord vervuld wordt) gaat hier niet op, omdat er nauwelijks een toekomstige dimensie in deze profetie voorkomt. Wel worden een belofte en een dreiging uitgesproken, maar die zijn letterlijk uit de Schrift overgenomen en zijn van toepassing op elke tijd en elke situatie. Verder is de boodschap van een dergelijk algemeen gehalte dat toetsing aan de Schrift hier ook geen oplossing biedt. We zullen daarom andere toetsingsnormen moeten gebruiken. Bijv. de vraag: preekt de boodschap naar het hart of tot het hart van de gemeente? Wie naar het hart van de gemeente spreekt, vertelt haar precies wat ze graag wil horen. Dat deden mensen als Hananja en Zedekia. Wie tot het hart van de gemeente spreekt wil dat hart raken met Gods boodschap en die gemeente tot bekering en dienst aan God brengen. Dat deden Micha en Jeremia. In het licht van dit criterium is het niet eenvoudig de boodschap van Geuze te beoordelen. Aan de ene kant zegt ze dingen die men in de kringen van de Gereformeerde Bond graag wil horen, aan de andere kant wijst ze er terecht op dat een kerkordelijke eenheid niet het beslissende is, maar dat de Heer zijn gemeente "vergadert en onderhoudt... in de eenheid van het ware geloof'. Ik geloof dat de SoW-kerken op dit punt inderdaad naar deze profetie moeten luisteren in de weg van 'bezinning en bekering'. Tegelijk vraag ik me ook af of de boodschap zelf wel genoeg aandacht geeft aan de eis van eenheid van de kerk, die ook tot het hart van het belijden hoort.

''Toetst alles en behoudt het goede" is het advies dat Paulus aan de gemeente te Tessalonica geeft. Maar daar gaat wel iets aan vooraf! "Dooft de Geest niet uit en veracht de profetie niet." Ik denk dat Calvinisten meer geneigd zijn om zich het 'alles toetsen' aan te trekken dan de waarschuwing om de Geest niet uit te doven en de profetie niet te verachten! Wij zijn een nuchter volkje dat zich niet gemakkelijk emotioneel op sleeptouw laat nemen.

Maar het werk van de Geest, ook in de vorm van profetie, is toch echt wat anders dan pure emotionaliteit. De profetie die van de Geest afkomstig is raakt ons midden in ons bestaan. Die ontleedt ons, brengt onze verborgen geheimen (ook onze verborgen zonden!) aan het licht en wil ons tot bekering en aanbidding brengen (vgl. 1 Cor. 14:24, 25). Dat is nogal wat! Het zijn en blijven geladen woorden: Dooft de Geest niet uit en veracht de profetie niet."

Maar we mogen het andere woord ook niet vergeten: Toetst alles en behoudt het goedel Paulus was zelf een groot voorstander van de gave van de profetie. Maar hij was ook een nuchter mens. Hij vond dan ook dat de ene profeet de andere moest 'beoordelen'. "Wat de profeten betreft, twee of drie mogen spreken en de anderen moeten beoordelen" (1 Cor. 14:29). We moeten blijkbaar ook niet te gauw overstag gaan. Dat is de spanning waarin de kerk ook vandaag leeft. Aan de ene kant: ooft de Geest niet uit en veracht de profetie niet; aan de andere kant: oetst alles en behoudt het goede. In die spanning vindt alle profetie plaats. Er is ruimte voor profetie, maar het is niet een oncontroleerbare ruimte. De gemeente is er zelfbij betrokken!


1 Sommige uitleggers verstaan de hier genoemde profeten als de oudtestamentische profeten, maar dit lijkt mij, mede op grond van de volgorde: apostelen en profeten, nogal gezocht.

2 Het verschijnsel komt ook buiten de bijbel voor. De hele oudheid wist van profetische figuren. Een duidelijk voorbeeld van een niet-Israëlitisch profeet in de bijbel is Bileam, die zijns ondanks door God in dienst genomen wordt (Num. 22-24).

3 Bijlagen bij de Acta van de Synode van Haren, 1995, 491.

4 J.P. Versteeg is van mening dat het in Corinthe ging om een bepaalde kring van mensen, met een ambtelijk karakter. Kijk op de kerk. De structuur van de gemeente volgens het Nieuwe Trestament, 1985.37.

5 Rijn van Kooi}, Spelen met vuur, 1995, 140v.

6 A.S. van der Woude, 'Ware en valse profetie in Israël', in G.C. Berkouwer en A.S. van der Woude, Wat is waarheid? Waarheid en verificatie in kerk en theologie, 1973, 13.

7 Het is niet helemaal duidelijk wie met 'de anderen' bedoeld worden. Zijn het de andere profeten die aanwezig zijn? Of is het de hele aanwezige gemeente? Beide zijn mogelijk, maar ik denk dat de eerste verklaring het meest voor de hand ligt.

8 Het Onderwijs van de Twaalf Apostelen, XI, 7-12. A.F.J. Klijn. Apostolische Vaders 1 (1981), 252vv.

9 Pastor van Hermas. Elfde Gebod, 43, 7vv. A.F.J, Klijn, Apostolische Vaders, 2 (1983), 173vv.

10 J. Reiling, 'Profetie en verificatie tot het einde van de tweede eeuw', in V/at is waarheid? Waarheid en verificatie in kerk en theologie. 44v.

11 Vgl. Clifford Hill, Prophecy Past & Present, An exploration of the prophetic ministry in the Bible and the church today, 1989, 253ff.

] 2 In zijn Brief aan de Philadelphiërs schrijft Ignatius: "Ook al hebben sommigen mij als een zw mens willen verleiden, de Geest die van God komt laat zich niet verleiden... Ik heb te midden van hen uitgeroepen, ik heb gesproken met een luide stem van God: 'Houdt vast aan de bisschop, het college van oudsten en diakenen'... Ik had het niet van een mens vernomen. De Geest verkondigde: 'Doet niets zonder de bisschop'." (vii), A.F.J. KW]n, Apostolische Vaders 1, 10

13 Vg\.Gtov%& W.W\\\\? imii, The Radical Reformation, 1957, 49.

14 Williams, Ö.W., 263.

15 Smalkaldische Artikelen, derde deel, art. VIII. Vgl. Lutherse Geschriften, belijdenistekste een kerk, \9»7, 229.

16 Hij beriep zich hiervoor op 1 Cor. 14:28-33. Volgens hem had de taak van de profeet in de jonge kerk bestaan uit de uitleg van het OT.

17 Vgl. P.BiesterveldenH.H. Kuype^Arez-ite/yVtWanrfeoe/feye, 1905, 9vv.

18 Harold Horton, The Gifts of the Spirit, 1949, 194.

19 Donald Gee, The Ministry-Gifts of Christ, 1930, 40v.

20 Het komt een enkele keer wel voor. Clifford Hill {a.w., 288f) noemt de profetie van een zekere Paul Cain, een van de 'Kansas City Prophets', die in 1990 voorspelde dat er een groot reveil zou plaats vinden in Europa. Het zou volgens hem in oktober 1990 in Londen beginnen. John Wimber, de predikant van de Vineyard Fellowship in Anaheim, Californië, zelf in die tijd bezig met opwekkingsbijeenkomsten in Londen, was er zozeer van overtuigd dat deze profetie vervuld zou worden, dat hij zijn kleinkinderen naar Europa liet overkomen om dit historische gebeuren mee te maken.

21 Dit komt sterk overeen met wat Calvijn onder profetie in het NT verstond. Vgl. Wulfert de Greef, 'Calvin on Prophecy', In W.H. Neuseren H.J. Seldenhuis, red., OrdentUch undfruchtbar. Festschrift für Willem van 't Spijker, 1997, 111-128.

22 Uitdagend gereformeerd, reacties op prof.dr. C. Graafland, 1993, I54v.

23 \g\.T)i\Vid\\\\\, New Testament Prophecy, 1979, 199.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1999

Theologia Reformata | 307 Pagina's

DE GAVE VAN DE PROFETIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1999

Theologia Reformata | 307 Pagina's