Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dienaar van Israël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dienaar van Israël

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 15:7-13

Begin van wijsheid is om de brief aan de Romeinen te lezen zoals een brief nu eenmaal gelezen wil zijn. In stilte, van begin tot eind, liefst zonder onderbreking, zonder zich in de rede te laten vallen door verdeling in hoofdstukken of opdeling in verzen, zonder voorbarig woorden te knippen uit het weefsel van de tekst.

In de prille ontmoeting tussen Israël en de Kerk betekent dit voor christenen dat zij het herontdekte juweel Romeinen 9-11 vooral niet moeten loswrikken uit de setting van Paulus' doorgaande betoog. Pas vanuit het slot van de brief valt helder licht over het geheel. Enkel vanuit het einde ontdekken we hoe 'tussen Jeruzalem en Madrid de weg naar Rome leidt'. Rome vindt haar plaats tussen Spanje als het einde der aarde en Jeruzalem als navel van de wereld.

Voordat Paulus tegen het einde van de brief de geografie van de locaties Rome, Spanje en Jeruzalem in profetisch verband zet, vat hij de inhoud van zijn pastorale schrijven aan de gemeente van Christus te Rome in een krachtig kernwoord samen. Als 'Dienaar van de besnijdenis' bevestigt Christus de beloften aangaande Israël, die alle geconcentreerd blijken te zijn in de moeder-belofte dat met Abraham zich alle geslachten van de aarde gezegend zullen weten. Zo staat het geschreven in die ene, lange, weerbarstige en wonderschone Paulus-frase: omeinen 15:7-13.

Het apostolisch appèl neemt elkaar aan (vs 7) is gericht tot de Joodse volgelingen van Jezus en tot de van huis uit heidense gelovigen binnen de ene gemeente van Rome. Het zijn de 'zwakken' en de 'sterken' die geroepen zijn elkaar te aanvaarden, letterlijk tot aan tafel (Rom.l4). Wanneer in protestantse traditie de openbare belijdenis van het geloof wel wordt genoemd de 'aanneming', is in dat geval ook sprake van een aangenomen worden in de tafelgemeenschap van Christus.Wat is de diepte in dit 'aannemen'? Naast het meerdere malen voorkomende werkwoord proslambanein treffen we één keer in het Nieuwe Testament het zelfstandige naamwoord proslèmpsis, aanneming. Midden in zijn worsteling rond het mysterie (Rom. 11:25) van Israël en de volken horen we Paulus over zijn eigen vlees en bloed zeggen: Want indien hun verwerping (de) verzoening der wereld is, wat zal de aanneming (anders wezen) dan leven uit (de) doden?

(Rom. 11:15). 'Aanneming' heeft dus betrekking op leven dat wordt gewekt uit de dood. De bedoelde acceptatie betekent niet minder dan doorbraak van de doodsgrens.

De oproep om elkaar te aanvaarden wordt overigens niet als een onbereikbaar ideaal gelegd op de schouders van de gemeente. De creatie van dit aanvaard-zijn-tot-het-leven heeft Christus aan het licht gebracht in de vroege ochtend van Pasen. Elkaar 'aannemen' wil dus zoveel zeggen als: elkaar bij dit licht in de ogen zien. Want zo heeft Christus u (ons) - Joden en heidenen - aangenomen tot doxa, verheerlijking, van God. De gemeente is tot leven gewekt om de Naam te verheerlijken, één-drachtig en met één mond (vs 6). Want heerlijkheid is 'de kroon der eigenschappen van Israels God' (J.M. Hasselaar).

Sinds jaar en dag wordt de apostolische oproep 'neemt elkaar aan' geciteerd om de roeping tot eenheid van alle christenen te onderstrepen. Op de tweede zondag van Advent staat vanouds Romeinen 15:4-13 als apostellezing op de kerkelijke kalender, ter fundering van deze 'zondag van de oecumene'. Maar zo rechtstreeks laat zich dit woord niet 'aanhalen' in een heiden-christelijke context, waar een van nature heidens gevecht om eenheid als eenheid van de macht zich afspeelt. Wij weten ons onopgeefbaar verbonden met het volk Israël, belijden de drie - overwegend heiden-christelijke - Samen op Wegkerken. Naar twee kanten heeft de kerk der eeuwen zich - theologisch en met alle geweld - buiten de context van Romeinen 15:7-13 geplaatst. Naar de kant van de presentie van Joodse volgelingen van Jezus binnen de gemeente en ook naar de kant van het volk Israël als blijvende drager van Gods beloften buiten die gemeente. Heidense hoogmoed voerde de kerk uit de volken, ondanks het uitdrukkelijk vermaan van Paulus (Rom. 11:20), omhoog naar de pretentie een 'derde geslacht' te zijn boven jodendom en heidendom uit. Zij meende als 'derde geslacht' tot Jood en heiden in een gelijke verhouding te staan, 'de verhouding van de wachttoren tot de zwalkende schepen op zee' (Hasselaar). Het kan met recht de erfzonde in de kerkgeschiedenis genoemd worden dat de kerk meent zonder Israël volgroeid te kunnen zijn.

Omkeer op deze weg begint met de ontdekking dat de kerk uit de volken niet beschikt over een eigen doxa, maar dat zij deelt in de doxa aan Israël geschonken. Deze participatie voltrekt zich in het dienen van het Joodse volk, in navolging van Christus, Dienaar van de besnijdenis. Zó zal de kerk Israël dienen, zó treedt zij de lichtkring van de doxa binnen die als een weerglans van de Naam over Israël is gelegd. Over het karakter van de doxologie horen we nu nader.

Christus is geworden dienaar (didkonos) van de besnijdenis, dienstknecht (èbèd) van het Joodse volk. We horen hier één van de rijke - helaas in de kerkelijke traditie vrijwel onbekend gebleven - namen die Christus te dragen kreeg. Ook het 'ambt van diaken' heeft Christus op zich genomen en daarin is hij ook gebleven, zoals het perfectum (gegenèsthai) laat horen. Waarin bestaat deze dienst aan Israël?

Dat Christus de beloften aan de vaderen gegeven, bevestigt. Hij verzegelt de beloften van God aan Israël. Hierin blijkt de trouw (èmèt) van God. Eens gegeven, blijft gegeven. Op zijn beloften aan Israël komt God niet terug. Maar ook aan deze medaille zit een andere kant.

Christus is dienaar van de besnijdenis geworden om zó (de beide versdelen lezen we als paraUelUsmus membrorum) de volken te brengen tot de lofprijzing samen met Israël. 'In beide betekenissen dient Jezus zijn volk, en vervult de Schriften' (B. Gijsbertsen).

Van huis uit kennen heidenen de traditie van het lofprijzen niet. Als Dienaar van Israël trekt Christus hen binnen de lichtkring van het lofzeggende leven van Israël. De volken leren de Eeuwige loven vanwege de barmhartigheid (chè.sed). Déze barmhartigheid van God is van meet af ook bedoeld in de verkiezing van Israël, te beginnen met Abraham. In de ene gestalte van Christus komen dus samen de beide bronwoorden trouw en barmhartigheid. Het zijn juist deze twee die, naar de belofte in Psalm 85:11, elkaar zoeken te ontmoeten. Tenslotte gaat het in de geschiedenis om de ontmoeting waarin Israël en de volken - eindelijk - elkaar aanvaarden.

Binnen de gemeente van Christus geldt dit aannemen van elkaar - Joden èn heidenen - als vrucht van de verzoening. Met deze 'aanneming' is de gemeente geroepen als een voorhoede van eenheid temidden van de volken. In de verschijning van Christus gaat het om de aan Israël geschonken heerlijkheid. De vleeswording van het Woord begint in het Oude Testament (Kohlbrugge). Met het belijden van de eenheid van Christus en de Tora staat of valt het geloof van de christelijke gemeente. Het christendom is niet bedoeld als een nieuwe godsdienst naast of in plaats van de lofprijzing van Israël.

Dit is en blijft het eerste in het 'diakenambt' van Christus: het dienen van zijn volk Israël. De naam Dienaar van Israël is van een intiem karakter, gewaagt van een binnenkant van het verbond. Het getuigt van weinig respect zich als buitenstaander in dat verbond als vanzelfsprekend te mengen. De heiden staat er buiten, en de ervaring van dit buiten-gesloten-zijn is even schokkend als heilzaam. In Christus ontmoet ik als heiden van huis uit de ander en de Ander, Israël en de God van Israël. De gans Andere en het geheel andere volk, temidden van de goden en de cultuur van mijn Edda-traditie. 'Het zou wel eens tot het wezen van de bijbelse verkondiging kunnen behoren dat geen hoorder ooit zondermeer kan zeggen: ik hoor de stem van mijn God. Het Woord van deze God laat zich slechts verstaan en toe-eigenen wanneer ik woord versta als het woord van jouw God' (D. Monshouwer).

Dat andere ontdek ik in Christus die transparant blijkt te zijn tot op de Schriften. Zó hoor ik het anti-heidens getuigenis met het oog op het heil der heidenen en zó kom ik binnen de ruimte van het verbond, met behoud van distantie. Want, vervolgt Paulus, zo staat geschreven. Niet de Evangeliën - die zijn op dat moment immers nog niet op schrift gesteld - maar de Schriften van Israël heeft de apostel op het oog. Dat de volkeren geroepen zijn tot een leven in dankzegging samen met Israël, laat de apostel zien aan de hand van een viertal citaten uit de Schriften, waarin als grondtoon telkens het woord etnè, heidenen, klinkt. Paulus volgt de geleding van de Hebreeuwse Bijbel. Teksten uit Tora, Profeten en Geschriften klinken. Heel de Tenach spreekt mee in het appèl op de volken om niet in zichzelf gekeerd te blijven, maar een lofprijzend leven met Israël te gaan leiden.

Onmiskenbaar staat ook hier de Tora in het midden. De kern van de citaten-collectie ligt

in het woord uit Deuteronomium 32. Wanneer heidenen worden geroepen tot Christus, zijn ze daarin geroepen tot de lofprijzing met Israël. De lofprijzing van de volken met Israël draait om het mee-zeggen van het Sjema Israel (Deut.6:4vv.). Met name tijdens de viering van het Loofhuttenfeest staat de belofte van het mee-belijden van het Sjema door de volken met zoveel woorden centraal (Zacharia 14:9). De bevestiging van de beloften door Christus houdt dus in dat de volken God vanwege Zijn erbarmen gaan prijzen. Want 'Israël kan niet alleen blijven in de lof Gods' (R.Süss).

Deze toon klinkt dóór in de citaten uit de Geschriften, aangevoerd door de psalmen. Psalm 18 klinkt, vergezeld van de kortste van alle, Psalm 117. Israël looft de Naam van de Eeuwige. Daarin vindt dit volk zijn leven. Maar het is een klein volk temidden van de volkerenwereld. Het kan dit niet alléén: de lofzegging in de geschiedenis gaande houden, dag en nacht. Daarom roept Israël alle (met nadruk: alle!) volken op: looft met ons de Eeuwige.

Naast Tora en Geschriften horen we tenslotte de profeti.sche bevestiging. Jesaja 11 tekent de Gezalfde, die zó heerst over de heidenen dat bij hen hoop wordt gewekt op deze banier der volken, deze Nes Ammim. Jesaja 11 is in de synagoge - veelzeggend - deel van de profetenlezing op de achtste dag (de zevende dag in het land Israël) van Pesach.

De laatste woorden van de pericoop zijn doorstraald van hoop. Vanuit het einde valt licht terug tot in het begin. De Heilige Geest schept in de gemeente een over-vloed-ige hoop. Zoals in den beginne, voorafgaand aan 'alles', de Geest zweeft boven de vloed, verwachting scheppend. Zo schept de Geest vanuit het einde - zo waarlijk als Jezus Christus is opgestaan van de doden - gegronde hoop binnen de ene gemeente. Deze eenheid, gegeven in het blijvende onderscheid van Israël en de volkeren, wordt gedragen door de overvloedige hoop op de ene Naam, de ene dag, de ene schepping.

Romeinen 15:13 tekent de eschatologische dimensie in het belijden van de kerk, en die is 'wezenlijk - zo niet het wezenlijke - in ons zoeken en tasten naar een vruchtbare relatie tot het Joodse volk' (Hasselaar). De Geest van de hoop werpt licht over de geschreven woorden aangaande Christus en de lofprijzing van Israël. Daarom kan de Kerk belijden dat zij 'deelt in de aan Israël geschonken verwachting van het Koninkrijk van God (Kerkorde SoW-kerken). En met het oog op de nieuwe aarde onder de nieuwe hemel ontspringen aan de God der hoop de gaven van gerechtigheid, vrede en vreugde (Rom.14:17). In deze gaven bestaat nu juist het Koninkrijk van God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2001

Theologia Reformata | 93 Pagina's

Dienaar van Israël

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2001

Theologia Reformata | 93 Pagina's